Nadat de kantonrechter vonnis had gewezen, heeft [appellant] Lengkeek B.V. (hierna: Lengkeek) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de oorzaak van de vochtoverlast in woning nr. 4 en om eventueel te onderbouwen dat de conclusies van EBN niet kloppen. Lengkeek heeft op 20 mei 2022 beide panden geïnspecteerd en heeft op
28 september 2022 gerapporteerd. De conclusie van het rapport is de volgende:
“
Conclusie
Uit de verrichte metingen blijkt dat de woning scheidende muur aan de onderzijde kouder is dan in het midden en aan de bovenzijde. Ook de vloer in de woning van wederpartij is kouder naarmate dichter bij de muren wordt gemeten. De temperatuur van de woning scheidende muur is lager aan de onderzijde en hoger aan de bovenzijde. Gelet op onze waarnemingen ter plaatse en de uitgevoerde metingen concludeer ik dat de fundering van de onderhavige woning scheidende muur niet geïsoleerd is aan de onderzijde.
Na bestudering van alle beschikbare stukken en beoordeling van de aangetroffen situatie in het pand van cliënt kom ik tot de conclusie dat het vochtprobleem in het pand van wederpartij enkel kan zijn ontstaan in het pand van wederpartij zelf. Er is sprake van optredende condensatie, met name aan de onderzijde van de muur door de aanwezigheid van een zogenaamde koudebrug.
Er kan sowieso geen sprake zijn van een damptransport (of vochttransport) vanuit het pand van cliënt richting het pand van wederpartij. In de woning van wederpartij is namelijk sprake van leefvocht. Leefvocht ontstaat onder andere door mensen, huisdieren en planten, door het koken, douchen, het drogen van wasgoed en de vaatwas. Per dag ontstaat hierdoor ongeveer 10 tot 15 liter water in de vorm van waterdamp in huis.
Waterdamp, het leefvocht, zal altijd condenseren op relatief koude plekken. De onderzijde van de scheidingsmuur is aan beide zijden kouder dan de bovenzijde. Er is sprake van een zogenaamde koudebrug omdat de muur is aangebracht in de koude grond zonder isolatievoorziening. De relatief warme en vochtige lucht in het pand van wederpartij zal daarom condenseren op de relatief koude plekken van de woning scheidende wand.
In de funderingsmuur van de woning scheidende wand ontbreekt daarnaast een waterkering, dit is een barrière die ervoor zorgt dat grond- en regenwater via de dragende muren van de woning wordt tegengehouden. Een waterkering werd in het begin van de vorige eeuw nog niet toegepast. In moderne woningen (gebouwd na circa 1980) wordt normaal gesproken een waterkerende laag toegepast in funderingsmuren. Veel gebruikte materialen voor deze waterkerende laag zijn kunststof, bitumen, hydraulische mortel of DPC-folie.
Het aanbrengen van een geïsoleerde voorzetwand in het pand van cliënt (als dat al technisch uitvoerbaar zou zijn) zal geen soelaas bieden. De invloed van de koude en vochtige kruipruimte is namelijk bepalend voor de ontstane problemen. Door de woning scheidende wand aan de zijde van cliënt te isoleren vanaf de begane grond vloer zal de invloed vanuit de kruipruimte (hoge vochtigheid en lage temperatuur) sowieso niet minder worden.
Een andere mogelijkheid om doorslaand vocht binnen te behandelen is door het aanbrengen van een voorzetwand of als daar geen plaats voor is een lambrisering (zoals die nog deels aanwezig is in de woning van cliënt). Dit wordt vaak gedaan bij vochtige muren die lastig zijn te behandelen tegen doorslaand vocht.
Om optrekkend vocht te voorkomen, is het laten plaatsen van een waterkering in de muur dé oplossing voor een definitieve bestrijding van dit probleem in het pand van wederpartij. Het laten aanbrengen van een waterkering is echter een ingrijpende operatie. Afhankelijk van de conditie van de woning en de ernst van het probleem kan een muur geïnjecteerd worden. Het is tevens mogelijk om de muur te onderkappen. Hierbij worden horizontale sleuven in het metselwerk gefreesd. In de vrijgekomen ruimte wordt een kunststof vochtkering aangebracht zodat optrekkend vocht wordt voorkomen.
Daarnaast is het raadzaam om de ventilatiemogelijkheid van de kruipruimte van de woning van wederpartij te verbeteren. Omdat aan de achterzijde geen ventilatiemogelijkheid is zal geen luchtcirculatie optreden, daardoor is ventilatie feitelijk niet mogelijk.
Het condensvocht in het pand van wederpartij is dus niet afkomstig vanuit het pand van cliënt. Daarnaast blijkt niet en is het ook niet aannemelijk dat door de inrichting en het gebruik van het pand van cliënt een invloed wordt uitgeoefend die het vocht-/condensprobleem veroorzaakt of verergerd bij wederpartij.
Gelet op de beschikbare gegevens en informatie kunnen wij niet anders concluderen dat sprake is van een zelfstandig vocht-/condensprobleem in het pand van wederpartij.
Overigens vind ik het opmerkelijk dat cliënt wordt verplicht om een woning scheidende wand van steens metselwerk, die in principe dezelfde kwaliteit en kenmerken heeft als de voor- en achtergevel, te voorzien van een isolatiepakket. Immers, de temperatuur in de woning van cliënt zal sowieso altijd hoger zijn dan de buitentemperatuur. Het is dus niet logisch dat cliënt maatregelen dient te treffen om de temperatuur van de woning scheidende wand te verhogen.”