ECLI:NL:GHARL:2023:1013

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
21-003857-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid bij geweldsdelict

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak betreft een incident op 26 januari 2020, waarbij de verdachte en een medeverdachte een fietser met een glazen fles zouden hebben aangevallen. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Tijdens de zitting op 24 januari 2023 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. De advocaat-generaal vorderde veroordeling van de verdachte, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als pleger of medepleger aan te merken. Er was geen technisch bewijs dat de verdachte de fles had vastgehouden, en getuigenverklaringen waren inconsistent.

Het hof oordeelde dat, hoewel het vaststond dat de fietser was geraakt door een fles, niet kon worden vastgesteld wie van de twee verdachten dit had gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, en de vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. Het hof benadrukte dat de beslissing voor de benadeelde partij moeilijk te accepteren zou zijn, gezien de ernst van het delict en het opgelopen letsel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003857-21
Uitspraak d.d.: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 17 augustus 2021 met parketnummer 16-151173-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F. Visser, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte op 17 augustus 2021 vrijgesproken van het feit waar hij van werd verdacht, namelijk poging tot doodslag (primair) of poging tot zware mishandeling (subsidiair) of mishandeling in vereniging (meer subsidiair).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Verdachte wordt in hoger beroep – na toewijzing van de wijziging van de tenlastelegging – kort gezegd verweten dat hij op 26 januari 2020 in [pleegplaats] (gemeente [gemeente] ), samen met een ander, geprobeerd heeft [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven door rakelings met een scooter langs die [benadeelde] te rijden en hem met een glazen fles op het achterhoofd te slaan/de fles tegen het achterhoofd te gooien, dan wel (subsidiair) samen met een ander geprobeerd heeft die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (meer subsidiair) samen met een ander die [benadeelde] heeft mishandeld, dan wel dat hij in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen die [benadeelde] (meest subsidiair).
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit arrest gehecht.
Vrijspraak
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag in vereniging. Naar het oordeel van de advocaat-generaal kan worden vastgesteld dat medeverdachte de bestuurder was van de scooter en verdachte [verdachte] achterop de scooter zat. Het was verdachte die aangever [benadeelde] met de fles heeft geslagen, terwijl medeverdachte rakelings langs [benadeelde] reed. Zij hadden het op [benadeelde] gemunt. Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel, door het slaan met een glazen fles kan levensgevaarlijk letsel ontstaan. Er is sprake van vol opzet, subsidiair voorwaardelijk opzet.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte te veroordelen voor het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Meer subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte te veroordelen voor het medeplegen van eenvoudige mishandeling.
Uiterst subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte te veroordelen voor openlijke geweldpleging in vereniging.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle varianten van de tenlastelegging. Hij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
  • Er is geen technisch bewijs waaruit blijkt dat verdachte de Bacardifles heeft vastgepakt of aangeraakt.
  • De enige persoon die verklaard heeft dat verdachte de persoon is geweest die met de fles heeft geslagen is [getuige 1] . Maar haar verklaring vindt qua inhoud op geen enkel vlak steun in andere verklaringen noch in andere bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van bevindingen omtrent het OVC-gesprek waarin verdachten het hebben over DNA-onderzoek klopt niet. Niet te horen is dat verdachte zegt “ik ben de lul”, het kan ook zijn dat hij zegt “je bent de lul”. En zelfs als dat wel wordt aangenomen dat is niet duidelijk of hiermee gedoeld wordt op enige strafbare betrokkenheid bij het onderhavige feit.
  • Medeplegen kan niet worden bewezen nu niet kan worden vastgesteld:
o wie waar op de scooter zat;
o of de bestuurder of de passagier de fles heeft gebruikt;
o of er is gegooid of geslagen met de fles;
o dat de bestuurder zijn snelheid heeft gewijzigd of zijn positie op de weg heeft veranderd of enige andere handeling heeft verricht die duidt op een vooropgezet plan.
  • De foto’s in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen geven een zeer vertekend beeld. Op basis hiervan kan niet worden vastgesteld dat de bestuurder expres rakelings langs aangever gereden is.
  • Indien het hof komt tot een bewezenverklaring dan kan het feit niet gekwalificeerd worden als een poging doodslag.
De raadsman heeft een tweetal voorwaardelijke verzoeken gedaan:
  • Indien het hof de anonieme meldingen naar aanleiding van Opsporing Verzocht voor het bewijs bezigt wil de verdediging deze personen als getuigen horen.
  • Indien het hof de breedte van de straat waar het incident plaats heeft gevonden relevant vindt voor de vraag of er sprake is van medeplegen verzoekt de verdediging om het gelasten van een schouw.
Oordeel hof
Niet ter discussie staat dat aangever [benadeelde] in de nacht van 26 januari 2020 over straat fietste, door een scooter met twee opzittenden werd gepasseerd en op dat moment, zonder dat daarvoor enige aanleiding was, met een glazen fles tegen zijn achterhoofd werd geraakt waardoor hij ten val kwam. De fles is door één van de opzittenden van de scooter tegen zijn hoofd geslagen of gegooid.
Voor de beoordeling van deze zaak is een aantal vragen van belang.
Wie waren de opzittenden van de scooter?
Wie zat waar op de scooter?
Wie heeft met de fles geslagen of gegooid?
Met welke snelheid en afstand is de scooter langs [benadeelde] gereden?
Was er sprake van een vooropgezet plan?

1.Wie waren de opzittenden van de scooter?

Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat, gelet op de verklaringen van [getuige 2] (de vriendin van verdachte [verdachte] ) en van [getuige 1] (de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] ) alsmede de gegevens van de paallocaties van de telefoons van beide verdachten ten tijde van het incident, verdachte en de medeverdachte de opzittenden van de scooter waren op het moment dat aangever [benadeelde] vanaf die scooter werd geraakt door de fles. Dit vindt mede steun in de inhoud van de opgenomen gesprekken tussen beide verdachten tijdens hun transport in een politiebusje. Beide verdachten hebben zich verder op hun zwijgrecht beroepen.

2.Wie zat waar op de scooter?

Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wie de bestuurder en wie de passagier van de scooter is geweest. Getuigen wijzen naar beide verdachten, verklaren wisselend en hebben zelf allemaal niet gezien wie op welke plek op de scooter zat. Aangever heeft niet kunnen zien wie waar zat en verdachten hebben zich op hun zwijgrecht beroepen. De camerabeelden die zich in het dossier bevinden zijn te vaag om enige uiterlijke kenmerken van de opzittenden van de scooter waar te kunnen nemen.

3.Wie heeft met de fles geslagen of gegooid?

Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat de passagier van de scooter degene is geweest die met de fles geslagen of gegooid heeft. Alhoewel het beter voorstelbaar is dat de passagier – die zijn handen dus niet aan het stuur heeft hoeven hebben – de fles gehanteerd heeft, kan dit naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld.
Ook de resultaten van het DNA-onderzoek kunnen naar het oordeel van het hof niet leiden tot de conclusie dat de persoon wiens ‘DNA’ op de dop en de opening van de fles is aangetroffen, dus de persoon moet zijn die met de fles geslagen heeft of deze gegooid heeft. Er is een mengprofiel aangetroffen dat met een zeer hoge mate van waarschijnlijkheid DNA van de medeverdachte, getuige [getuige 3] (de vriend van aangever die de flessenhals heeft opgepakt) en minimaal twee andere personen bevat. Verdachte en zijn medeverdachte zijn voorafgaand aan de aanval op aangever samen op een feest geweest, waar de inhoud van dergelijke flessen werd genuttigd. Het DNA kan dus al tijdens dit feest op de fles terecht zijn gekomen.
Op basis van het dossier kan naar het oordeel van het hof wel worden vastgesteld dat met de fles door verdachte of medeverdachte [medeverdachte] is geslagen of gegooid, maar kan niet worden vastgesteld wie van beiden dat heeft gedaan.
Ook kan niet worden vastgesteld of er sprake is geweest van slaan of gooien.

4.Met welke snelheid en afstand is de scooter langs aangever gereden?

Na de wijziging tenlastelegging daaraan is toegevoegd dat de snel rijdende scooter rakelings langs aangever is gereden. Uit de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de scooter bij het passeren van aangever geen vaart heeft geminderd, maar op basis hiervan kan de gereden snelheid niet worden vastgesteld. Ook voor wat betreft het rakelings passeren bevat het dossier onvoldoende bewijs. Het aanvullende proces-verbaal betreffende de foto’s van de verkeerssituatie maakt dit oordeel niet anders.

5.Was er sprake van een vooropgezet plan?

Uit het dossier blijkt niet waarom aangever met een fles is aangevallen. De enige personen die hier iets over zouden kunnen zeggen zijn verdachten en zij beroepen zich op hun zwijgrecht. Uit de verklaringen van de getuigen en aangever blijkt niet van enig motief. Ook kan niet worden vastgesteld of dat wat er gebeurd is van tevoren tussen verdachte en de medeverdachte is besproken waardoor allebei de verdachten van tevoren op de hoogte waren van wat er zou gebeuren.
Een vooropgezet plan kan – anders dan de advocaat-generaal meent – naar het oordeel van het hof ook niet worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm. Anders dan de advocaat-generaal is het hof immers van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat de scooter met hoge snelheid rakelings langs aangever is gereden.
Het hof voegt hieraan toe dat op basis van het voorgaande (ook) niet vastgesteld kan worden dat er sprake is geweest van een op het moment van slaan of gooien kenbaar maken van die handeling aan de andere opzittende van de scooter. Zo kan het scenario van een impulsieve éénmansactie op het moment dat de scooter [benadeelde] passeerde niet worden uitgesloten.
Conclusie
Het hof kan wel vaststellen dat óf verdachte óf medeverdachte [medeverdachte] vanaf de scooter met een fles tegen het hoofd van [benadeelde] heeft geslagen of gegooid, maar niet wie van hen tweeën, noch wie van hen tweeën als bestuurder of als passagier op de scooter zat. In een dergelijke situatie is bewezenverklaring van het primair, subsidiair, meer of meest subsidiair tenlastegelegde feit alleen mogelijk als vastgesteld kan worden dat de voor het medeplegen relevante samenwerking om aangever met de fles te verwonden voorafgaand of ten tijde van het slaan of gooien van die fles is ontstaan. In het voorgaande is al uiteengezet dat het hof niet tot een dergelijke vaststelling kan komen op basis van de bewijsmiddelen.
Nu het hof niet kan vaststellen dat verdachte als medepleger maar ook niet als pleger bij het slaan of gooien met de fles betrokken is geweest, zal het hof verdachte vrijspreken van de gehele tenlastelegging.
Met de rechtbank realiseert het hof zich dat deze beslissing voor aangever uiterst onbevredigend en zeer moeilijk te accepteren zal zijn. Het gaat om een zeer ernstig misdrijf waardoor aangever fors letsel heeft opgelopen en waarbij ook niet kan worden uitgesloten dat dit veel slechter af had kunnen lopen. . Ook het hof acht het zeer zorgelijk dat verdachte op geen enkel moment zijn verantwoordelijkheid heeft genomen terwijl hij zich in ieder geval bewust moet zijn geweest van wat er gebeurd was op het moment dat het slachtoffer (met fiets en al) op de grond viel. Verdachte is met zijn medeverdachte doorgereden en zij hebben zich op geen enkel moment om het slachtoffer bekommerd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.024,17. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. M.J. Vos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Diepeveen, griffier,
en op 7 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 26 januari 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen met zijn mededader
  • (op een -snel- rijdende scooter) rakelings voorbij die [benadeelde] is gaan rijden en/of
  • (daarbij) die [benadeelde] (met kracht) met een (glazen) fles op/tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gegooid en/of geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 januari 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen met zijn mededader
  • (op een -snel- rijdende scooter) rakelings voorbij die [benadeelde] is gaan rijden en/of
  • (daarbij) die [benadeelde] (met kracht) met een (glazen) fles op/tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gegooid en/of geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 26 januari 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen [benadeelde] heeft/hebben mishandeld door
  • (op een -snel- rijdende scooter) rakelings voorbij die [benadeelde] te gaan rijden en/of
  • (daarbij) die [benadeelde] (met kracht) met een (glazen) fles op/tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te gooien en/of te raken;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 26 januari 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten, aan [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door
  • (op een -snel- rijdende scooter) rakelings voorbij die [benadeelde] te gaan rijden en/of
  • (daarbij) die [benadeelde] (met kracht) met een (glazen) fles op/tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te gooien en/of te raken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.