ECLI:NL:GHARL:2023:10124

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
200.328.158
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van een moeder over haar kind in het kader van pleegzorg en de belangen van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, die al geruime tijd kampt met persoonlijke problemen, waaronder een langdurige alcoholverslaving, heeft het gezag over haar kind verloren. Het hof oordeelt dat het belang van het kind voorop staat en dat de huidige situatie bij de pleegouders, waar het kind sinds juni 2021 woont, stabiliteit en een goede ontwikkeling biedt. De moeder heeft in de mondelinge behandeling bevestigd dat zij momenteel niet in staat is om voor haar kind te zorgen en dat haar proces van stabilisatie te lang duurt. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland, die het gezag van de moeder heeft beëindigd en de GI tot voogd heeft benoemd, bekrachtigd. Het hof benadrukt dat het noodzakelijk is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd, gezien de kwetsbaarheid van het kind en de noodzaak voor continuïteit in zijn leven. De moeder heeft geen grieven geuit tegen de benoeming van de GI tot voogd, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.158
(zaaknummer rechtbank Gelderland 413202)
beschikking van 28 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Willemsen, te Lent,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI,
en
[de pleegouders],
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 14 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 juni 2023;
- het verweerschrift van de raad.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 31 oktober 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger namens de raad;
- een vertegenwoordiger namens de GI;
- de pleegouders.

3.De feiten

3.1
De moeder en [de vader] (overleden [in] 2020 te [woonplaats1] ) zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2017 te [woonplaats1] . De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 7 januari 2021is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, de laatste keer tot 7 januari 2024.
In de beschikking van 7 januari 2021 heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg (netwerk). De machtiging tot uithuisplaatsing is nadien ook steeds verlengd.
3.3
[de minderjarige] is met instemming van zijn beide ouders in december 2019 bij zijn grootouders (van vaderszijde) gaan wonen. Sinds juni 2021 verblijft [de minderjarige] in het huidige netwerkpleeggezin.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en de GI benoemd tot voogd.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en komt hiervan in hoger beroep. Zij verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder wordt afgewezen.
4.3
De raad voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Op grond van artikel 1:266 (lid 1 onder a) van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder onder meer beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
oordeel van het hof
5.3
Het hof verwijst naar wat de rechtbank in de bestreden beschikking heeft overwogen over de gezagsbeëindiging en maakt die overwegingen na eigen onderzoek en beoordeling tot de zijne. Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 eerste lid onder a BW is voldaan. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
5.4
Voor het hof is doorslaggevend dat [de minderjarige] sinds juni 2021, dus een heel groot deel van zijn leven, bij deze pleegouders woont. [de minderjarige] is een kwetsbaar kind, omdat hij al veel heeft meegemaakt. Zijn vader is overleden na een ernstige ziekte en zijn moeder was en is vanwege haar problematiek (waaronder een langdurige alcoholverslaving) onvoldoende beschikbaar om hem zelf te kunnen verzorgen en opvoeden. [de minderjarige] heeft zich inmiddels gehecht aan de pleegouders en ontwikkelt zich daar heel goed. De moeder beaamt dat ook. Dit proces moet niet worden verstoord.
[de minderjarige] heeft verder ook een regelmatig en goed contact met zijn grootouders. Hij logeert onder meer van iedere zondagavond tot maandagmiddag na schooltijd bij zijn grootouders van vaderszijde.
5.5
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bevestigd dat zij op dit moment nog niet zelf voor [de minderjarige] kan zorgen. Zij heeft toegelicht dat passende professionele ondersteuning voor haar problematiek nog steeds niet goed van de grond is gekomen, onder meer als gevolg van lange wachtlijsten. Het afgelopen half jaar heeft zij nieuwe tegenslagen te verwerken gekregen. Zij zal haar woning moeten verkopen en zij heeft een miskraam gehad. Binnenkort zal zij therapie gaan volgen bij een psycholoog in [plaats1] . Het proces van de moeder om weer stabiel te worden, en dat nog steeds voortduurt, heeft naar het oordeel van het hof voor [de minderjarige] helaas te lang geduurd. [de minderjarige] en alle mensen die nauw bij hem zijn betrokken, zijn gebaat bij de duidelijkheid dat [de minderjarige] zal opgroeien bij de pleegouders.
5.6
Verder blijkt uit de stukken en uit wat de belanghebbenden op de zitting hebben verklaard dat het de moeder tot nu toe nog niet altijd lukt om de omgangsregeling consequent na te komen en haar eigen pijn en verdriet tijdens de omgang met [de minderjarige] voldoende bij hem weg te houden. De GI heeft toegelicht dat het nog steeds noodzakelijk is dat een half uur voorafgaand aan het contact tussen de moeder en [de minderjarige] wordt gecontroleerd of de moeder nuchter is en wordt ingeschat of de moeder stabiel genoeg is om de omgang verantwoord uit te voeren.
5.7
De moeder heeft tijdens de zitting verteld dat zij bang is om haar rol als moeder te verliezen door de beëindiging van haar gezag. Zij heeft altijd toestemming gegeven voor verzoeken die door de pleegouders en de GI aan haar worden voorgelegd over [de minderjarige] en zij zal dat ook blijven doen. Het hof denkt dat de angst van de moeder om haar rol te verliezen niet terecht is. Zij kan [de minderjarige] niet meer zelf verzorgen en opvoeden maar wanneer zij meer stabiliteit in haar leven heeft gecreëerd, is te verwachten dat wordt bekeken hoe haar contactregeling met [de minderjarige] kan worden uitgebreid. Het hof heeft net als de raad een grote bereidheid bij de pleegouders en de GI gezien om het contact tussen [de minderjarige] en zijn moeder verder vorm te geven, mits dat maar op een veilige manier kan.
5.8
Het hof is op grond van wat hiervoor is overwogen net als de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. De moeder heeft geen grieven gericht tegen de benoeming van de GI tot voogd. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 14 maart 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, E. de Boer en R. Krijger, bijgestaan door de griffier, en is op 28 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.