Parketnummer: 21-003856-21
Uitspraak d.d.: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 17 augustus 2021 met parketnummer 16-151156-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 januari 2023 en, zoals dat is bepaald in artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd. Het hof heeft ook kennisgenomen van dat wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.E. Toet, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte op 17 augustus 2021 vrijgesproken van het feit waar hij van werd verdacht, namelijk poging tot doodslag (primair) of poging tot zware mishandeling (subsidiair) of mishandeling in vereniging (meer subsidiair).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Verdachte wordt in hoger beroep – na toewijzing van de wijziging van de tenlastelegging – kort gezegd verweten dat hij op 26 januari 2020 in [pleegplaats] (gemeente [gemeente] ), samen met een ander, geprobeerd heeft [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven door rakelings met een scooter langs die [benadeelde] te rijden en hem met een glazen fles op het achterhoofd te slaan/de fles tegen het achterhoofd te gooien, dan wel (subsidiair) samen met een ander geprobeerd heeft die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (meer subsidiair) samen met een ander die [benadeelde] heeft mishandeld, dan wel dat hij in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen die [benadeelde] (meest subsidiair).
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit arrest gehecht.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag in vereniging. Naar het oordeel van de advocaat-generaal kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder was van de scooter en medeverdachte [medeverdachte] achterop de scooter zat. Het was [medeverdachte] die aangever [benadeelde] met de fles heeft geslagen, terwijl verdachte rakelings langs [benadeelde] reed. Zij hadden het op [benadeelde] gemunt. Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel, door het slaan met een glazen fles kan levensgevaarlijk letsel ontstaan. Er is sprake van vol opzet, subsidiair voorwaardelijk opzet.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte te veroordelen voor het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Meer subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte te veroordelen voor het medeplegen van eenvoudige mishandeling.
Uiterst subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte te veroordelen voor openlijke geweldpleging in vereniging.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle varianten van de tenlastelegging. Met de rechtbank is de verdediging van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld:
met welke snelheid de scooter en op welke afstand de scooter langs het slachtoffer is gereden;
wie de bestuurder en wie de passagier van de scooter is geweest;
wie met de fles geslagen of gegooid heeft;
of hetgeen er gebeurd is van tevoren tussen verdachte en medeverdachte is besproken waardoor allebei de verdachten van tevoren op de hoogte waren van wat er zou gebeuren.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de bewijsmiddelen die in hoger beroep zijn toegevoegd dit niet anders maken. De foto’s van de plaats delict in het aanvullend proces-verbaal geven geen volledig beeld van de situatie, zijn niet op de exacte locatie gemaakt en zijn bovendien uitgerekt waardoor het breder lijkt dan de werkelijkheid, én er ontbreken auto’s aan de zijkant. Daarnaast is de vraag wat de waarde is van deze foto’s, immers kan aan de hand hiervan nog steeds niet worden vastgesteld of er met de fles gegooid of geslagen is en wat de afstand van de scooter tot aangever moet zijn geweest.
Wat betreft de verklaringen van de getuigen bij de raadsheer-commissaris heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [getuige 1] en [getuige 2] niet weten wat er gebeurd is en wie wat zou hebben gedaan, waardoor deze verklaringen niet kunnen bijdragen aan het bewijs. [getuige 3] en [getuige 4] hebben in grote lijnen hetzelfde verklaard als bij de politie. Ze verklaren tegenstrijdig aan elkaar, zijn niet bij het incident geweest en hebben hun informatie van horen zeggen.
Dat verdachte niets heeft willen verklaren kan niet bijdragen aan het bewijs. Er is geen sprake van een 'schreeuw om een verklaring’ in juridische zin, zoals bedoeld in de jurisprudentie, maar van een schreeuw in morele zin.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen sprake is van een poging doodslag nu (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever niet uit het dossier volgt en ook de handeling – het slaan/gooien met een fles – gelet op de jurisprudentie niet voldoende is om te kunnen spreken van een poging doodslag.
Niet ter discussie staat dat aangever [benadeelde] in de nacht van 26 januari 2020 over straat fietste, door een scooter met twee opzittenden werd gepasseerd en op dat moment, zonder dat daarvoor enige aanleiding was, met een glazen fles tegen zijn achterhoofd werd geraakt waardoor hij ten val kwam. De fles is door één van de opzittenden van de scooter tegen zijn hoofd geslagen of gegooid.
Voor de beoordeling van deze zaak is een aantal vragen van belang.
Wie waren de opzittenden van de scooter?
Wie zat waar op de scooter?
Wie heeft met de fles geslagen of gegooid?
Met welke snelheid en afstand is de scooter langs [benadeelde] gereden?
Was er sprake van een vooropgezet plan?