ECLI:NL:GHARL:2023:10066

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
21-005642-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf en TBS met voorwaarden na belaging en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor meerdere feiten van belaging en bedreiging van verschillende slachtoffers. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van een van de tenlastegelegde feiten, omdat de klacht niet tijdig was ingediend. Voor de overige feiten heeft het hof geoordeeld dat deze bewezen konden worden verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden is opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis en een verstandelijke beperking, en de noodzaak van behandeling in een klinische setting. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van meerdere slachtoffers, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid. De opgelegde TBS-maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard, en de verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005642-21
Uitspraak d.d.: 30 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden ,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 14 december 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-240603-21 en 18-023746-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E. Albayrak, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 14 december 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van hetgeen hem in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 en in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 1 en 2 is tenlastegelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd en heeft zij de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan bevolen. Tot slot heeft de rechtbank de teruggave gelast van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon, merk Samsung, aan de verdachte.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-240603-21:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2021 tot en met 26 juli 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] en/of te [pleegplaats 2] , gemeente [gemeente 2] althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door in voornoemde periode via Instagram, althans via sociale media (vanaf verschillende accounts) meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en/of op 6 juli 2021 op het station te [pleegplaats 2] , althans in [pleegplaats 2] (dreigend) naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en/of te roepen/schreeuwen dat hij, verdachte, haar ( [slachtoffer 1] ) zou gaan slaan en/of te zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te [pleegplaats 2] , gemeente [gemeente 2] , althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op het station te [pleegplaats 2] , althans in [pleegplaats 2] (dreigend) naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en/of te roepen/schreeuwen dat hij, verdachte, haar ( [slachtoffer 1] ) zou gaan slaan en/of zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 19 mei 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door in voornoemde periode via Instagram, althans via sociale media (vanaf verschillende accounts) meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer 2] (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2020 tot en met 18 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door in voornoemde periode via Instagram en/of Facebook, althans via sociale media (vanaf verschillende accounts) meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer 3] , waaronder meerdere berichten, althans een bericht via het (valse) account op naam van [naam] en/of [slachtoffer 4] waar hij, verdachte, liet weten haar ( [slachtoffer 3] ) op te gaan zoeken en/of haar ( [slachtoffer 3] ) liet weten een wapen te hebben en dat hij, verdachte, deze wel tegen haar ( [slachtoffer 3] ) durfde te gebruiken en/of in voornoemde periode bij een bushalte in [pleegplaats 1] naar die [slachtoffer 3] te roepen dat hij een wapen bij zich had en niet bang was om deze te gebruiken en/of op 18 augustus 2021 voor de deur van het huis van die [slachtoffer 3] te staan en/of aldaar te zeggen dat hij, verdachte, een wapen had (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2021 tot en met 6 september 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door in voornoemde periode via Instagram en/of Facebook, althans via sociale media (vanaf verschillende accounts) meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer 4] , waaronder meerdere berichten, althans een bericht met de boodschap dat hij, verdachte, haar ( [slachtoffer 4] ) niet met rust zou laten en/of waaronder een bericht (via het Instagramaccount ' [instagramaccount] ') met de tekst 'En dat wapen is echt. K haal hem wel uit mijn jaszak als k die kop van je nog eens tegenkom', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of op 18 augustus 2021 te [pleegplaats 1] (toen hij, verdachte [slachtoffer 4] op straat tegenkwam) tegen die [slachtoffer 4] te zeggenn: 'de volgende keer als ik je zie dan steek ik je', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4.
subsidiair
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "de volgende keer als ik je zie dan steek ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had;
5.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2021 tot en met 27 april 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 27 januari 2021 gegeven door de officier van justitie te Noord-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, gedurende een periode van 90 dagen direct noch indirect op enigerlei wijze contact mocht hebben met (o.a.) [slachtoffer 4] , door in voornoemde periode middels internet (via Facebook en/of Instagram, althans via sociale media) en middels direct persoonlijk contact, contact te hebben met die [slachtoffer 4] ;
Zaak met parketnummer 18-023746-21 (gevoegd):
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2020 tot en met 16 december 2020 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente [gemeente 1] , [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] (via Instagram, althans social media) dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je kk ogen uit, ja je hebt prachtige ogen. Wil ze hebben voor mijn verzameling maar miss komt dat nog... ik maak sneetjes snel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 22 januari 2021 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] door: - haar meerdere berichten te sturen via social media (Whatsapp en/of Facebook messenger en/of Instagram) en/of - meermalen bij die [slachtoffer 4] door de straat te rijden en/of voor haar huis te gaan staan, met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging (klacht)

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 2 artikel 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, tenlastegelegd, te weten belaging. Belaging is een klachtdelict. Het indienen van een daarvoor vereiste klacht dient te worden begrepen als een verzoek van de klachtgerechtigde tot het instellen van strafrechtelijke vervolging van de verdachte. Uit artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) volgt dat een dergelijke klacht kan worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit.
De klachtgerechtigde bij een delict als het onderhavige kan zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn, te weten drie maanden, uitoefenen. Dat betekent dat in het geval dat voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennisgenomen van het gepleegde delict, het openbaar ministerie niet ontvangen kan worden in de vervolging van dat feit. Wanneer de klacht niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, kan een eerdere mededeling daarover, bijvoorbeeld in een aangifte, als zodanige klacht beschouwd worden. In dat geval zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken (HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018, r.o. 4.3.2.).
Slachtoffer [slachtoffer 2] en haar vader geven aan dat [slachtoffer 2] vanaf 25 maart 2021 tot en met 17 mei 2021 via Instagram vanaf verschillende accounts is benaderd door verdachte. Die handelingen zijn door het openbaar ministerie in de tenlastelegging beschreven als belaging. De vader van [slachtoffer 2] heeft hiervan op 19 mei 2021 aangifte gedaan. Vervolgens heeft de vader van [slachtoffer 2] op 17 augustus 2021 een klacht ingediend ter zake van belaging. De klachttermijn is ingegaan op 17 mei 2021, te weten de datum waarop verdachte het slachtoffer voor het laatst heeft benaderd en zij daarvan aldus kennis heeft genomen. Het hof constateert dat deze - voor belaging vereiste - klacht later dan drie maanden daarna is ingediend, waarbij het hof opmerkt dat een maand op grond van artikel 88 Sr dertig dagen bedraagt. Uit de aangifte door de vader van [slachtoffer 2] , die wel binnen de klachttermijn is gedaan, blijkt niet van de wens van zijn dochter dat de verdachte voor zijn gedragingen zal worden vervolgd en het dossier bevat ook geen informatie waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] binnen drie maanden alsnog heeft aangegeven dat zij die vervolging wenste. Nu de vereiste klacht meer dan drie maanden na de laatste inbreuk veroorzakende gedraging is ingediend, stelt het hof vast dat daarmee de in artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht geldende klachttermijn van drie maanden is overschreden.
Nu er geen sprake is van een tijdig ingediende klacht, zal het hof het openbaar ministerie ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van dit feit.

Bewijsoverweging

Het hof is evenals het openbaar ministerie, en gehoord de conclusie tot referte van de verdediging, van oordeel dat het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 1 primair, 3, 4 primair en 5 en in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 1 en 2 kan worden bewezenverklaard op grond van de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 1 primair, 3, 4 primair en 5 en in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-240603-21:
1. primair
hij in de periode van 21 februari 2021 tot en met 26 juli 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] , en te [pleegplaats 2] , gemeente [gemeente 2] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door in voornoemde periode via Instagram vanaf verschillende accounts meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en
op 6 juli 2021 op het station te [pleegplaats 2] dreigend naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en te roepen/schreeuwen dat hij, verdachte, haar, [slachtoffer 1] , zou gaan slaan en te zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had, telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] , vrees aan te jagen;
3.
hij in de periode van 22 juli 2020 tot en met 18 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door in voornoemde periode via Instagram en Facebook vanaf verschillende accounts meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer 3] , waaronder meerdere berichten via het valse account op naam van [naam] en [slachtoffer 4] waar hij, verdachte, liet weten haar, [slachtoffer 3] , op te gaan zoeken, en haar, [slachtoffer 3] , liet weten een wapen te hebben en dat hij, verdachte, deze wel tegen haar, [slachtoffer 3] , durfde te gebruiken en in voornoemde periode bij een bushalte in [pleegplaats 1] naar die [slachtoffer 3] te roepen dat hij een wapen bij zich had en niet bang was om deze te gebruiken en
op 18 augustus 2021 voor de deur van het huis van die [slachtoffer 3] te staan en aldaar te zeggen dat hij, verdachte, een wapen had, telkens met het oogmerk die [slachtoffer 3] vrees aan te jagen;
4. primair
hij in de periode van 25 januari 2021 tot en met 6 september 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door in voornoemde periode via Instagram en Facebook vanaf verschillende accounts meermalen berichten te sturen naar die [slachtoffer 4] , waaronder meerdere berichten met de boodschap dat hij, verdachte, haar, [slachtoffer 4] , niet met rust zou laten, en waaronder een bericht via het Instagram account ` [instagramaccount] ’ met de tekst: ‘En dat wapen is echt. K haal hem wel uit mijn jaszak als k die kop van je nog eens tegenkom’ en
op 18 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , toen hij, verdachte, [slachtoffer 4] op straat tegenkwam, tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: ‘de volgende keer als ik je zie dan steek ik je’ en tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij, verdachte, een mes bij zich had, telkens met het oogmerk die [slachtoffer 4] vrees aan te jagen;
5.
hij in de periode van 27 januari 2021 tot en met 27 april 2021 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente 1] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 27 januari 2021, gegeven door de officier van justitie te Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, gedurende een periode van 90 dagen direct noch indirect op enigerlei wijze contact mocht hebben met [slachtoffer 4] , door in voornoemde periode middels internet via Facebook en Instagram en middels direct persoonlijk contact, contact te hebben met die [slachtoffer 4] ;
Zaak met parketnummer 18-023746-21:
1.
hij in de periode van 10 december 2020 tot en met 16 december 2020 te [pleegplaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] , [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] via Instagram dreigend de woorden toe te voegen: “ik steekje kk ogen uit, ja je hebt prachtige ogen. Wil ze hebben voor mijn verzameling maar miss komt dat nog... ik maak sneetjes snel”;
2.
hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 22 januari 2021 te [pleegplaats 1] , in de gemeente [gemeente 1] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] door:
- haar meerdere berichten te sturen via social media, te weten: WhatsApp en Facebook messenger en Instagram, en
- meermalen bij die [slachtoffer 4] door de straat te rijden en voor haar huis te gaan staan, telkens met het oogmerk die [slachtoffer 4] vrees aan te jagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 1 primair, 3 en 4 primair en in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: belaging.
Het in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van diezelfde straf en maatregel.
Standpunt van de verdediging
Uit hetgeen de verdediging ter terechtzitting van het hof van 16 november 2023 naar voren heeft gebracht volgt dat het appel is gericht tegen de oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden. De raadsman heeft primair bepleit aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, waarbij hij zich refereert aan het oordeel van het hof omtrent de duur van de op te leggen proeftijd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er drie verschillende adviezen zijn uitgebracht, waarbij twee rapporteurs de mogelijkheid van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden noemden, en de noodzakelijkheid van de oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden om die reden niet is gebleken. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte. Verdachte heeft zich kwalijk gedragen, maar de gedragingen van verdachte hebben niet de lichamelijk integriteit van de slachtoffers aangetast. Daarnaast is verdachte bereid om mee te werken aan de voorwaarden. Verdachte heeft reeds anderhalf jaar een behandeling in het kader van de TBS met dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarden ondergaan en naar de mening van de raadsman kan het vervolgtraject plaatsvinden in het kader van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met traumatherapie, hetgeen er uiteindelijk toe moet leiden dat verdachte in een begeleid wonentraject terechtkomt.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een relatief kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan vier gevallen van belaging van drie relatief jonge vrouwen. Hij heeft in een periode van ruim vijf maanden een 16-jarig meisje veelvuldig en stelselmatig via sociale media berichten gezonden en haar in die berichten vrees aangejaagd. Ook heeft hij haar in die periode op een voor het publiek toegankelijke plek bedreigd door tegen haar te roepen dat hij haar zou slaan en dat hij een mes bij zich had.
Ook heeft verdachte in een periode van ruim één jaar een 17-jarig meisje veelvuldig en
stelselmatig via sociale media berichten gezonden en haar in die berichten vrees aangejaagd.
Daarnaast heeft verdachte dat meisje bij zowel een bushalte als haar woning bedreigd door te zeggen dat hij een wapen bij zich had en dat hij niet bang was om dat wapen te gebruiken.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer zeven maanden een 18-jarige vrouw veelvuldig
en stelselmatig via sociale media berichten gezonden en haar in die berichten vrees
aangejaagd. Ook heeft hij haar in die periode op straat bedreigd door tegen haar te zeggen
dat, als hij haar de volgende keer zou zien, hij haar zou steken en dat hij een mes bij zich had. Verdachte heeft door de belaging van die jonge vrouwen inbreuk gemaakt op hun psychische integriteit. Daarnaast heeft hij hen in een kwaad daglicht gesteld en hun eer en goede naam aangetast. De belagingen vonden niet alleen online plaats door het sturen van berichten aan de slachtoffers via sociale media, maar ook fysiek doordat verdachte de confrontatie opzocht met een deel van hen, zowel bij hun woning als op publieke plaatsen. Een aantal keren heeft verdachte met fysiek geweld gedreigd of met het gebruik van een wapen. De door verdachte gepleegde belagingen hebben voor gevoelens van angst bij de slachtoffers gezorgd. Het opleggen van een gedragsaanwijzing heeft niet geleid tot een gedragsverandering bij verdachte. Na die aan hem opgelegde gedragsaanwijzing is hij doorgegaan met het versturen van berichten aan voornoemde 18-jarige vrouw. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling. Deze bedreiging heeft voor gevoelens van angst bij het slachtoffer gezorgd.
De persoon van de verdachte
Naast de aard en ernst van de feiten houdt het hof rekening met de persoonlijke
omstandigheden van verdachte.
Het hof heeft kennisgenomen van de verscheidende rapportages die zien op de persoon van de verdachte en verband houden met de bewezenverklaarde feiten, te weten:
  • een uittreksel Justitiële documentatie van 9 oktober 2023;
  • een reclasseringsadvies voortgang rechtszitting van 10 november 2023, uitgebracht door reclasseringswerker [reclasseringswerker 1] ;
  • een reclasseringsadvies TBS met voorwaarden van 1 december 2021, uitgebracht door reclasseringswerker [reclasseringswerker 2] ;
  • een Pro Justitia rapport van 17 juni 2021, opgemaakt door J. Marx, psychiater;
  • een Pro Justitia rapport van 16 februari 2021, opgemaakt door D. Beuker, forensisch gz-psycholoog.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte op 27 december 2021 door het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden onherroepelijk is veroordeeld ter zake van belaging, gepleegd in de periode 1 maart tot 18 augustus 2019 tot een gevangenisstraf van vier weken voorwaardelijk. Het hof stelt vast dat hierdoor artikel 63 Sr van toepassing is. Verdachte heeft 180 dagen in voorarrest doorgebracht.
Het hof heeft in het bijzonder acht geslagen op het psychiatrisch rapport van 17 juni 2021, opgemaakt door J. Marx, psychiater, en het psychologisch rapport van 16 februari 2021, opgemaakt door drs. D. Breuker, GZ-psycholoog.
De psychiater heeft in het rapport geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Bij verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis en een verstandelijke beperking. Ten tijde van het tenlastegelegde waren deze stoornis en deze gebrekkige ontwikkeling aanwezig. De problematiek kenmerkt zich door een duurzaam karakter. Door de stoornis is verdachte beperkt in staat om zijn ongenoegens en behoeftes op een sociaal aanvaardbare wijze kenbaar te maken; hij is beperkt in gedragsalternatieven. Op basaal niveau moet verdachte in staat worden geacht om de laakbaarheid van zijn gedrag in te zien.
De psychiater heeft geadviseerd verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen.
De psycholoog heeft eveneens geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een
autismespectrumstoornis en een verstandelijke beperking die ten tijde van het ten laste
gelegde aanwezig waren. Voor deze stoornis en verstandelijke beperking is substantiële
ondersteuning vereist. Verdachte begrijpt dat wat hij heeft gedaan niet mag en strafbaar is. Het gebrek aan afstemming op de ander vanuit onvermogen en het ontbreken van inlevingsvermogen, gepaard gaande met een verhoogd niveau van spanning en negatieve emoties, heeft geleid tot het strafbare gedrag.
De psycholoog heeft eveneens geadviseerd om het tenlastegelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het hof neemt, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, voormelde conclusies over. Het hof concludeert dat de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen zijn en zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de straf.
De psychiater heeft voorts geconcludeerd dat de kans op recidive hoog is, zowel op
vergelijkbaar gedrag, volharding en terugval (met nieuwe slachtoffers). Bovendien is er een aantal alarmsignalen aanwezig met het risico van een escalatie naar gewelddadig gedrag. Daarnaast is sprake van een verhoogde kans op psychosociale schade bij verdachte.
Om het recidivegevaar te beperken is een lange klinische behandeling nodig die gericht is op de autismespectrumstoornis van verdachte en waarbij rekening wordt gehouden met zijn
verstandelijke beperking. Stoornisgerelateerde factoren die bij die behandeling aan de orde
dienen te komen zijn: psycho-educatie, ondersteuning op verschillende gebieden waaronder
dagbesteding en de overweging om medicatie in de vorm van een antipsychoticum toe te
dienen. Deze behandeling zou kunnen worden geboden binnen het kader van een TBS met
voorwaarden.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat de kans op gewelddadige recidive matig verhoogd is. In algemene zin heeft verdachte een beperkte emotionele controle. Daarnaast zijn ook zijn reacties op teleurstellingen en afwijzingen algemene risicofactoren. Eveneens is sprake van klinische risicofactoren, zoals een matig inzicht in de eigen problematiek of in de risico’s van gewelddadig gedrag of in de noodzaak van behandeling. Symptomen van autisme vergroten het risico van gewelddadig gedrag, zoals de aanwezigheid van een hoge kwetsbaarheid en emotionele gevoeligheid voor afwijzing, een sociaal onvermogen waardoor er een hoog stressniveau ontstaat waartegen weinig coping is alsmede een doodswens.
Om het recidivegevaar te beperken is een lange klinische behandeling nodig bij [zorginstelling 1] ,
een zorginstelling voor mensen met psychiatrische stoornissen met een verstandelijke
beperking en/of gedragsproblemen.
Uit het reclasseringsadvies van 1 december 2021, opgesteld door de heer [reclasseringswerker 2] , van Reclassering Nederland, blijkt onder meer het volgende.
Dit reclasseringsadvies is opgesteld in het kader van een andere strafzaak tegen verdachte,
maar ziet wel op grotendeels dezelfde feiten als door de rechtbank bewezen zijn verklaard, te weten: belagingen.
De kans op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat als verdachte niet de
benodigde zorg krijgt. De reclassering deelt de mening van de gedragsdeskundigen dat een
intensief klinisch behandeltraject nodig is, gevolgd door een ambulant hulpverleningstraject
en verblijf in een voorziening voor begeleid/beschermd wonen. Omdat er niet eerder een
traject binnen de volwassenenreclassering is ingezet en verdachte heeft aangegeven mee te
werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden heeft de reclassering in haar
advies geadviseerd deze voorwaarden op te leggen in het kader van een voorwaardelijke
veroordeling. Dit zijn: een meldplicht, opname in een zorginstelling, een ambulante
behandeling, verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke zorg en
een contactverbod.
In hoger beroep is op 10 november 2023 een reclasseringsadvies opgesteld door de heer [reclasseringswerker 1] , van Reclassering Nederland binnen gekomen, waarin aanvullend wordt gerapporteerd, met name ten aanzien van de voortgang van de behandeling bij [zorginstelling 1] . Voorts zijn de vooruitzichten geschetst.
Verdachte verblijft sinds 7 maart 2022 op de afdeling [afdeling] van [behandelcentrum] [zorginstelling 1] in [plaats] . Hij blijft zichzelf voornamelijk als slachtoffer zien. Het blijft voor hem moeilijk te accepteren dat hij als dader wordt gezien.
Tijdens zijn verblijf op [behandelcentrum] is veel aandacht besteed aan het meer duidelijk krijgen van de diagnostiek. De behandeling verloopt moeizaam maar gestaag. Op 20 maart 2023 is het psychodiagnostisch onderzoek afgerond met de volgende inzichten en conclusies:
Al met al blijft er een beeld over van een jongeman, bekend met ASS-problematiek, die het zwaar heeft in het leven, anderen niet goed begrijpt, maar zich ook erg onbegrepen voelt. Verdachte heeft enigszins ziektebesef, maar geen ziekte-inzicht. Hij weet dat hij problemen heeft, maar meent geen hulp nodig te hebben. Hij ziet geen risicofactoren van zijn eigen gedrag en herkent geen signalen. Kans op terugval (in delictgedrag) wordt (ook met begeleiding) ingeschat als hoog. Door zijn beperkte ziekte-inzicht en leerbaarheid is hij moeilijk te veranderen. De toegekende verloven (boodschappen, wandelen en ouders bezoeken) zijn allemaal begeleide verloven. Deze verloven verlopen goed; verdachte heeft wel de nabijheid en ondersteuning van begeleiders nodig. Hij heeft constant toezicht nodig van begeleiding in een langdurige, beschermde context. Begeleiding is zijn externe geweten. Zonder externe controle zal betrokkene zich steeds meer terugtrekken, met als gevolg dat er geen zicht is op zijn onlustgevoelens en woede, die op een risicovolle manier tot uiting zouden kunnen komen. Ook zijn sociale mediagebruik dient inzichtelijk te blijven, er is grote kans op ontsporing zonder externe sturing. Binnen de klinische setting is gezien dat hij ieder moment op internet aangrijpt om contact te leggen met zijn slachtoffers. Hij is hier niet of nauwelijks leerbaar in.
Uit de delictanalyse komt naar voren dat risicofactoren zijn: het afgewezen en gekwetst voelen. In het sociaal contact gebeurt dit erg snel. Kleine dingen roepen bij verdachte dit gevoel al op, wat leidt tot piekeren. Hij wantrouwt de intenties van de ander waardoor gedrag van anderen veelal negatiever gelabeld wordt en hij zich snel bedreigd en onbegrepen voelt. Hij heeft een sterk gevoel geen slachtoffer te willen zijn (zich klein voelen), wat leidt tot buitenproportionele boosheid. Zijn grootste motivatie is dan wraak nemen. Dit herstelt zijn gevoel van eigenwaarde.
Behandel en begeleidingsadvies zoals omschreven in het psychodiagnostisch onderzoek:
- Medicamenteuze behandeling;
- Een beschermende omgeving voor verdachte;
Voor wat betreft de vooruitzichten heeft de reclassering geconcludeerd dat verdachte een beschermde woonvoorziening met 24-uursbegeleiding nodig heeft om hem te begeleiden maar ook te beschermen. Verdachte heeft naast de therapiegesprekken de meeste behandelmodules gevolgd binnen [behandelcentrum] . Traumatherapie is de volgende stap die hij gaat volgen om de voor hem negatieve gebeurtenissen in het verleden te verwerken. Verdachte lijkt in te zien dat hij een beschermde woonomgeving met begeleiding nodig heeft. Om hem een vorm van perspectief aan te bieden is eerst een tussenstap wenselijk. Deze tussenstap is beschermd begeleid wonen op het terrein van [zorginstelling 2] . DIZ/FPL heeft hiervoor inmiddels een indicatiestelling afgegeven en verdachte staat op de wachtlijst. Daar zal hij beter in staat zijn en de mogelijkheden hebben om te gaan oefenen met meer vrijheden en hetgeen hij geleerd heeft tijdens de behandeling. Op het terrein van zijn huidige verblijfplaats ( [behandelcentrum] ) bevinden zich geen beschermde woonvoorzieningen. In de toekomst kan dan uiteindelijk gekeken worden naar een beschermd wonenvoorziening in de regio van [geboorteplaats] , hetgeen verdachte zelf graag wil.
De straf en maatregel
Gevangenisstraf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd, acht het hof, evenals de rechtbank, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden is. De aard en ernst van het bewezen- en strafbaarverklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend worden.
Het hof acht echter het belang van behandeling van verdachtes hiervoor besproken psychische problematiek, naast het belang van detentie, zeer zwaarwegend.
Uit het advies van de deskundigen blijkt dat opname en behandeling van verdachte in een forensische kliniek geïndiceerd is. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld in welk kader deze opname en behandeling dient plaats te vinden.
Naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf is het hof van oordeel dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. Gelet op het verstrekkende karakter van deze maatregel zal het hof eerst uiteenzetten waarom het alternatief – een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden – niet haalbaar dan wel geschikt is.
Een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden
Het hof is van oordeel dat een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke veroordeling niet haalbaar en passend is. Gelet op verdachtes beperkte ziekte-inzicht en het grote gevaar voor herhaling is er een aanzienlijk risico op de overtreding van de voorwaarden waarna de voorwaardelijke straf wordt omgezet naar een ‘kale’ gevangenisstraf. Het is naar het oordeel van het hof vanuit een veiligheidsoogpunt onverantwoord om verdachte dan onvoldoende behandeld en begeleid terug te laten keren in de maatschappij. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de persoon van de verdachte acht het hof, evenals de rechtbank, een behandeling in het kader van de TBS noodzakelijk, zodat verdachte niet of onvoldoende behandeld in de maatschappij terugkeert.
TBS-maatregel
Met betrekking tot een op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt.
Voor oplegging van de TBS-maatregel geldt dat aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
  • er dient sprake te zijn van een TBS-waardig delict: een misdrijf waarop minimaal vier jaar gevangenisstraf staat, of dat is genoemd in 37a lid 1 onder 2 Sr;
  • er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
  • de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
  • er is recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt;
De door verdachte begane in de strafzaak met parketnummer 18-240603-21 onder 1 primair, 3, en 4 primair en in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 1 en 2 genoemde feiten zijn misdrijven waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 2˚ Sr, oplegging van de TBS-maatregel mogelijk is.
Voor beantwoording van de vraag of bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, hecht het hof in het bijzonder waarde aan het hiervoor genoemde Pro Justitia onderzoeksrapporten van 16 februari en 17 juni 2021. Deze adviezen zijn eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting gedagtekend en kunnen daarom enkel met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte gebruikt worden. Op de zitting in hoger beroep hebben zowel de advocaat-generaal als de raadsman van verdachte hiermee ingestemd. Uit deze rapporten blijkt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een verstandelijke beperking. De rapporten zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en de bevindingen en conclusies van de deskundigen zijn goed onderbouwd (en blijkens het meest recente reclasseringsrapport nog steeds aan de orde). Het hof verenigt zich met de conclusies en neemt deze conclusies over.
De onderzoekers hebben geconcludeerd dat zonder behandeling het risico voor recidive hoog is. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dan ook de oplegging van deze maatregel.
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat behandeling en begeleiding in een strak en gedwongen kader geïndiceerd zijn en ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten.
Het hof zal daarom aan verdachte de TBS-maatregel opleggen. De deskundigen zien mogelijkheden om de maatregel van TBS in de modaliteit van een TBS met voorwaarden op te leggen. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de raadsman in hoger beroep heeft uitgesproken dat verdachte gemotiveerd is voor een klinische behandeling, zal het hof, gelijk aan de rechtbank, de maatregel van TBS met voorwaarden opleggen. Met betrekking tot de te stellen voorwaarden zal het hof de voorwaarden overnemen die door de reclassering zijn geadviseerd.
Nu geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer persoenen, zal het hof een gemaximeerde TBS als bedoeld in artikel 38d lid 1 Sr opleggen en kan de totale duur van de op te leggen maatregel, zou de TBS met voorwaarden omgezet worden in een TBS met bevel tot verpleging van overheidswege, om die reden een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Het hof zal bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, waarbij de ingangsdatum van de TBS het moment is waarop de door de rechtbank opgelegde TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is geworden.

Beslag

Het hof zal teruggave aan de verdachte gelasten van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mobiele telefoon, merk Samsung.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a, 38v, 57, 63, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 1 primair, 3, 4 primair en 5 en in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in de zaak met parketnummer 18-240603-21 onder 1 primair, 3 en 4 primair en in de zaak met parketnummer 18-023746-21 onder 1 en 2 bewezenverklaarde dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde;

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde

1) zich op afspraken bij Reclassering Nederland, [adres] meldt, en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2) zich laat opnemen bij [zorginstelling 1] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dan werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3) zich, aansluitend aan de klinische opname, ambulant laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling duurt zolang de reclassering en behandelaar dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
4) aansluitend aan de klinische opname verblijft bij een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5) op geen enkele wijze -direct of indirect contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt, waarbij het controleren van gegevensdragers onderdeel kan zijn van controle op dit contactverbod.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van het arrest onderworpen is geweest aan de in eerste aanleg dadelijk uitvoerbaar verklaarde terbeschikkingstelling met voorwaarden bij de uitvoering van de door het gerechtshof opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden in mindering zal worden gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: mobiele telefoon, merk Samsung.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra , griffier,
en op 30 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.