Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
[verweerder] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
[verweerder] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van [verzoekster] en [verzoeker] wegens problematische schulden. Het bewind was ambtshalve ingesteld door de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland op basis van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkenen. De verzoekers, [verzoekster] en [verzoeker], hebben in hoger beroep verzocht om opheffing van het bewind, stellende dat hun financiële situatie inmiddels is verbeterd door een eenmalige uitkering van de overheid van € 30.000,- en de overname van hun schulden door de overheid. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake meer is van een noodzaak voor het bewind, aangezien de verzoekers in staat zijn hun eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd en het bewind opgeheven, omdat de noodzaak daartoe niet meer bestaat. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.