ECLI:NL:GHARL:2022:9863

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
200.313.576/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak betreffende achterstallige huur en aansprakelijkheid van bestuurders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een huurgeschil tussen Raak Installatiebouw B.V. en H2 Tech B.V. Raak had in de periode van december 2019 tot en met oktober 2020 elf facturen gestuurd aan H2 Tech voor huur, elektra en gas van een bedrijfsruimte. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat er een huurovereenkomst tot stand was gekomen tussen Raak en H2 Tech, en dat H2 Tech € 15.554,48 aan huur moest betalen. Raak stelde echter dat de huurovereenkomst was aangegaan met [geïntimeerde2], de natuurlijk persoon achter H2 Tech, en niet met de vennootschap zelf, die pas na de aanvang van de huurovereenkomst was opgericht. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde2] als contractpartij van Raak moet worden aangemerkt en dat H2 Tech niet aansprakelijk is voor de huurachterstand. De vordering tegen H2 Tech werd afgewezen, terwijl [geïntimeerde2] werd veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van Raak in hoger beroep gedeeltelijk toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.313.576/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, 9395395)
arrest van 15 november 2022
in de zaak van
Raak Installatiebouw B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
appellante,
bij de kantonrechter: eiseres in conventie tevens verweerster in reconventie,
hierna:
Raak,
advocaat: mr. G.A.C. van den Hout, die kantoor houdt te Groningen,
tegen

1.H2 Tech B.V.,

gevestigd te Hoogeveen,
hierna:
H2 Tech,
2. [geïntimeerde2],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde3],
geïntimeerden,
bij de kantonrechter: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
H2 Tech c.s.,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

Op 12 april 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland in Assen tussen partijen vonnis gewezen. Raak heeft daar op 11 juli 2022 hoger beroep tegen ingesteld en bij memorie van grieven van 23 augustus 2022 bezwaren tegen opgeworpen. H2 Tech c.s. zijn niet in het hoger beroep verschenen; tegen hen is om die reden verstek verleend. Daarna heeft het hof besloten uitspraak te doen op basis van de door Raak toegestuurde processtukken.

2.Waar gaat dit hoger beroep over?

2.1
Raak vordert in dit hoger beroep dat het vonnis van de kantonrechter van
12 april 2022, voor zover in conventie gewezen, wordt vernietigd en dat alsnog haar vordering integraal wordt toegewezen. Het geschil en de beslissing van de kantonrechter hebben de volgende achtergrond.
2.2
Raak heeft in de periode van december 2019 tot en met oktober 2020 elf facturen aan H2 Tech gestuurd. Deze facturen zien op de huur, elektra en gas voor een bedrijfsruimte aan de Pascalstraat 11A te Hoogeveen over de periode van oktober 2019 tot en met oktober 2020. Deze facturen belopen een bedrag van € 17.224,05 inclusief btw. De bedrijfsruimte is op verzoek van Raak eind oktober 2020 ontruimd.
2.3
In totaal is € 1.669,20 aan Raak betaald. Het resterende bedrag van € 15.554,48 is onbetaald gelaten.
2.4
De kantonrechter heeft - voor zover voor het hoger beroep van belang - op basis van de door partijen aangevoerde stellingen geoordeeld dat tussen Raak en H2 Tech c.s. ten aanzien van de bedrijfsruimte een huurovereenkomst tot stand is gekomen, dat H2 Tech c.s. stilzwijgend hebben ingestemd met de in rekening gebrachte huurprijs en dat H2 Tech € 15.554,48 moet betalen, vermeerderd met wettelijke (handels) rente en een vergoeding van € 904,- voor buitengerechtelijke kosten.
2.5
Omdat er volgens de kantonrechter geen sprake is van onbehoorlijk bestuur door [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] , is de door Raak gevorderde hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] afgewezen.
2.6
In het hoger beroep voert Raak aan dat de kantonrechter ten onrechte haar vordering tegen [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] niet heeft toegewezen.
2.7
Raak stelt daartoe onder meer dat hij met [geïntimeerde2] een huurovereenkomst is aangegaan omdat H2 Tech pas op 31 oktober 2019 is opgericht, dus nadat de huurovereenkomst per 1 oktober 2019 is aangegaan. Ook wordt aangevoerd dat H2 Tech het aangaan van de huurovereenkomst niet heeft bekrachtigd. Als dat laatste toch anders is, heeft dat geen effect omdat [geïntimeerde2] wist of redelijkerwijs kon weten dat H2 Tech haar verplichtingen niet kon nakomen (artikel 2:203 lid 3 BW). Daarnaast voert Raak aan dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] aansprakelijk zijn omdat zij de zogeheten Beklamel-norm hebben geschonden, te weten door een overeenkomst aan te gaan waarvan zij wisten of redelijkerwijs behoorde te weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. Volgens Raak treft hen daarom persoonlijk een ernstig verwijt zodat zij aansprakelijk zijn voor het onbetaald gebleven bedrag.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
Het hof zal de voor de vordering relevante stellingen van Raak hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken, zonder de grieven afzonderlijk te benoemen en te behandelen. De conclusie is dat niet H2 Tech maar [geïntimeerde2] als contractpartij van Raak moet worden aangemerkt. Verder is het hof van oordeel dat er geen reden is om [geïntimeerde3] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid tot betaling van de achterstallige huur te veroordelen. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen, en in plaats van H2 Tech, [geïntimeerde2] tot betaling veroordelen. Het hof legt hieronder uit waarom.
Wie is partij bij de huurovereenkomst?
3.2
Raak is in haar grondslagen van haar vordering op H2 Tech c.s. in de procedure bij de kantonrechter weinig duidelijk geweest.
Zij heeft aangevoerd dat zij met H2 Tech c.s. (dus ook met [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] ) een huurovereenkomst is aangegaan, waartoe zij heeft gesteld dat zij met [geïntimeerde2] de afspraak is aangegaan met diens mededeling dat gefactureerd kon worden aan H2 Tech. Daarnaast heeft Raak gesteld dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] als bestuurders van H2 Tech wegens onbehoorlijk bestuur voor de onbetaald gelaten huur aansprakelijk zijn. Een en ander lijkt zich te verhouden tot een primaire en een subsidiaire grond voor betaling, maar dit is niet zo verwoord.
In het bestreden vonnis is niet met nauwkeurigheid vastgesteld wie op welke wijze als partij bij de huurovereenkomst heeft te gelden. Uit de overwegingen 4.3 tot en met 4.5 van het vonnis lijkt te volgen dat zowel H2 Tech als [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] als de contractuele wederpartij van Raak worden aangemerkt. Echter, alleen H2 Tech is tot betaling van de achterstallige huur veroordeeld.
Een veroordeling van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] is afgewezen omdat volgens de kantonrechter onvoldoende concreet is gemaakt dat sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur. Dat zij, anders dan uit genoemde overwegingen lijkt te volgen, niet als contractuele wederpartij van Raak zouden hebben te gelden, is daarbij niet benoemd.
3.3
In hoger beroep heeft Raak vooropgesteld dat zij vóór 1 oktober 2019 met [geïntimeerde2] de huurovereenkomst is aangegaan en niet met H2 Tech omdat die vennootschap pas per 31 oktober 2019 is opgericht. In dat verband heeft Raak gewezen op een uittreksel uit het handelsregister aangaande H2 Tech, op de met [geïntimeerde2] gewisselde WhatsApp-berichten in september 2019 en op de ingebruikname van het gehuurde vóór 31 oktober 2019. Raak heeft verder aangevoerd dat [geïntimeerde2] de huurovereenkomst niet namens een op te richten rechtspersoon is aangegaan en dat H2 Tech de huurovereenkomst evenmin heeft bekrachtigd. Verder is hier van belang dat Raak zich uitdrukkelijk in randnummer 3.12 van haar memorie van grieven ‘primair’ op het standpunt stelt dat ‘ [geïntimeerde2] (persoonlijk) aansprakelijk is voor de nakoming van de huurovereenkomst’ en ‘subsidiair’ dat H2 Tech hiervoor aansprakelijk is. Uit deze nadere stellingname kan naar het oordeel van het hof niet anders worden afgeleid dan dat Raak nu stelt dat zij de huurovereenkomst alleen met [geïntimeerde2] is aangegaan en dat Raak daarmee de stelling heeft verlaten dat H2 Tech en [geïntimeerde3] naast [geïntimeerde2] als contractuele medehuurders hebben te gelden.
3.4
Wat Raak in hoger beroep nader heeft aangevoerd over de totstandkoming van de huurovereenkomst is door het niet verschijnen van H2 Tech c.s. in hoger beroep niet betwist. Het hof gaat daarom uit van de juistheid van die nadere stellingname. Bevestiging voor de juistheid daarvan kan overigens worden gevonden in de omstandigheid dat [geïntimeerde2] tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter heeft verklaard dat het hem duidelijk was dat hij Raak moest betalen. Wat door H2 Tech c.s. bij de kantonrechter is aangevoerd, is onvoldoende om toch van een bekrachtiging van de huurovereenkomst door H2 Tech uit te gaan. Met een en ander is alsnog voldoende komen vast te staan dat [geïntimeerde2] als de contractuele wederpartij van Raak heeft te gelden, en niet H2 Tech en/of [geïntimeerde3] , en dat [geïntimeerde2] gehouden is de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting tot betaling van huur na te komen.
3.5
Als vaststaand heeft in hoger beroep te gelden dat aan huur € 15.554,48 ten onrechte onbetaald is gelaten, zodat [geïntimeerde2] tot betaling van dit bedrag zal worden veroordeeld. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke handelsrente - een tot
10 augustus 2021 berekend bedrag van € 1.494,28 daaronder begrepen - en met de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 904,- als in hoger beroep onbestreden gebleven.
Wat is de positie van H2 Tech?
3.6
Raak heeft weliswaar ook in hoger beroep de veroordeling gevorderd van H2 Tech maar niet uitgelegd - ervan uitgaande dat [geïntimeerde2] de huurovereenkomst met Raak is aangegaan en H2 Tech die overeenkomst niet heeft bekrachtigd - om welke reden H2 Tech dan tot betaling van dezelfde vordering is gehouden. De eerder bij de kantonrechter ingenomen stelling dat ook H2 Tech de huurovereenkomst is aangegaan, heeft Raak immers in hoger beroep verlaten. Uit wat Raak in randnummer 3.8 van haar memorie van grieven aanvoert, blijkt veeleer dat Raak H2 Tech alleen dan tot betaling aanspreekt als [geïntimeerde2] aannemelijk zou maken dat H2 Tech de huurovereenkomst heeft bekrachtigd en zo als contractspartij zou hebben te gelden. In zoverre heeft de vordering tegen H2 Tech een subsidiair karakter gekregen, zoals Raak ook in randnummer 3.12 van haar memorie van grieven heeft onderkend en verwoord. Het hof leidt daaruit af dat Raak daarmee een voorwaardelijke vermindering van eis heeft bedoeld. Als [geïntimeerde2] tot betaling wordt verplicht, is er geen reden meer om H2 Tech als een contractspartij tot betaling te veroordelen, zo begrijpt het hof de nadere stellingen van Raak. Omdat [geïntimeerde2] tot betaling van de huurachterstand met bijkomende vorderingen zal worden veroordeeld, en niet van een bekrachtiging door H2 Tech kan worden uitgegaan, krijgt de voorwaardelijke vermindering van eis tegenover H2 Tech effect en kan haar veroordeling door de kantonrechter niet in stand blijven. De vordering ten opzichte van H2 Tech zal daarom alsnog worden afgewezen.
Wat is de positie van [geïntimeerde3] ?
3.7
Voor de stelling dat ook [geïntimeerde3] de huurovereenkomst is aangegaan en als contractuele wederpartij heeft te gelden, heeft Raak geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd. Die aangevoerde grond kan de ten opzichte van [geïntimeerde3] gevraagde veroordeling dan ook niet dragen.
3.8
Raak heeft verder aangevoerd dat [geïntimeerde3] als statutair bestuurder van H2 Tech (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de betaling van de onbetaald gelaten huur. Daar waar niet kan worden aangenomen dat H2 Tech huur aan Raak zou moeten betalen, valt niet in te zien dat [geïntimeerde2] op grond van onrechtmatig handelen als bestuurder van H2 Tech gehouden kan worden tot betaling van diezelfde huurachterstand, die H2 Tech niet aangaat. Het hof begrijpt de stellingname van Raak dan ook zo dat zij beoogt een alternatieve grondslag voor haar vordering te stellen voor het geval sprake zou zijn van een bekrachtiging van de huurovereenkomst door H2 Tech. Die bekrachtiging heeft Raak echter bestreden
(zie rechtsoverweging 3.3) en daarvan kan, zoals overwogen, ook niet worden uitgegaan. Deze alternatieve grondslag kan daarmee - bij een stand van zaken dat niet (ook) H2 Tech tot betaling van de huurachterstand zal worden verplicht - ook in hoger beroep ten opzichte van [geïntimeerde3] niet toewijzing van de vordering leiden.
3.9
De veroordeling in deze uitspraak kan - in navolging van wat de kantonrechter heeft beslist - ook ten uitvoer worden gelegd als daartegen verder wordt geprocedeerd.

4.De slotsom

4.1
Het hoger beroep slaagt deels, zodat het bestreden vonnis van 22 april 2022, voor zover in conventie gewezen, zal worden vernietigd. In plaats van H2 Tech zal [geïntimeerde2] worden veroordeeld. De vorderingen tegen H2 Tech en Van der Laar zullen worden afgewezen.
4.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde2] in de kosten van beide instanties veroordelen. Het hof heeft daarbij betrokken dat gesteld noch gebleken is dat H2 Tech en/of Van der Laar-Lichtendonk meer of andere proceskosten hebben gemaakt dan Van der Laar.
4.3
De kosten voor de procedure bij de kantonrechter aan de zijde van Raak zullen worden vastgesteld op € 108,24 voor explootkosten, € 1.013,- voor griffierecht en € 746,- voor salaris gemachtigde.
4.4
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Raak zullen worden vastgesteld op € 135,98 voor explootkosten, € 2.135,- voor griffierecht en € 1.114,- voor salaris advocaat (1 punt × tarief II).
4.5
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Assen van 12 april 2022, voor zover in conventie gewezen, en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerde2] tot betaling aan Raak van € 17.953,13, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 15.554,85 vanaf
10 augustus 2021 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde2] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Raak wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 1.121,24 voor verschotten en op € 746,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 2.270,98 voor verschotten en op € 1.114,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde2] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [geïntimeerde2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, A.E.F. Hillen en M. Willemse, en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.