In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende een overeenkomst voor de levering en installatie van een warmtepompsysteem. [appellant] had hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 10 april 2018, 8 mei 2018 en 10 maart 2020 waren uitgesproken. De kern van het geschil was of [appellant] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en of [geïntimeerde] schade had geleden die rechtvaardigde dat de zaak naar de schadestaatprocedure werd verwezen.
Het hof oordeelde dat [appellant] inderdaad tekort was geschoten, omdat het geleverde warmtepompsysteem niet voldeed aan de garantie van een temperatuur van 16 graden bij een buitentemperatuur van -10 graden. De kantonrechter had eerder vastgesteld dat [geïntimeerde] schade had geleden en had de vordering van [appellant] tot betaling van openstaande facturen afgewezen, terwijl de vordering van [geïntimeerde] in reconventie was toegewezen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] deels gegrond verklaard, maar de verwijzing naar de schadestaatprocedure afgewezen, omdat [geïntimeerde] onvoldoende had onderbouwd dat hij daadwerkelijk schade had geleden.
Het hof heeft de vordering van [appellant] tot betaling van € 13.364,34 aan hoofdsom en € 800,- aan buitengerechtelijke kosten toegewezen, evenals de wettelijke rente. Tevens is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, zowel in hoger beroep als in eerste aanleg. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in cassatie gaat.