Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof: 200.317.771
(insolventienummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: R.05/19/463)
arrest van 14 november 2022
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M. van Bommel.
1.De procedure bij de rechtbank
Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.De procedure bij het hof
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De schuldenlast van [appellant] bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling bedroeg in totaal ruim € 238.000. Het grootste deel daarvan, bijna € 234.000, ziet op een hypotheekschuld aan De Volksbank, die was aangegaan door zijn ex-echtgenote en haar voormalige partner.
is volledig arbeidsgeschikt en ontvangt een Wajong-uitkering van op dit moment
€ 1.391 netto per maand. [appellant] is werkzaam als vrijwilliger bij een Amsterdamse voetbalclub. Hiervoor ontvangt hij een vrijwilligersuitkering van € 180 (netto) per maand.
woont in een passantenhotel van HVO Querido, een opvanghuis voor dak- en thuislozen in Amsterdam. Hij betaalt hiervoor € 465 per maand aan huur inclusief vaste lasten zoals energie. De woonvoorziening van [appellant] is het komende jaar gewaarborgd.
Voor [appellant] is beschermingsbewind aangevraagd. Op 4 november 2022 heeft [appellant] in aanwezigheid van de schuldhulpverlener [naam4] van Buurtteam Amsterdam Oost een intakegesprek gehad met de Stichting CAV, de beoogde beschermingsbewindvoerder.
Uit de stukken blijkt dat [appellant] tijdens zijn regeling door met name de voorlaatste bewindvoerder bij herhaling is gewezen op de boedelachterstand en de noodzaak om die achterstand (tijdig) ongedaan te maken. [appellant] heeft geen argumenten aangevoerd die aanleiding geven om hem het tekortschieten niet toe te rekenen. Er is dan ook geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van [appellant] die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing zou moet blijven. Deze tekortkoming rechtvaardigt dan ook de beslissing van de rechtbank om [appellant] niet de schone lei toe te kennen.
is laag verstandelijk beperkt hetgeen er volgens zijn advocaat toe heeft geleid dat hij langere tijd niet de ernst en omvang van zijn tekortkomingen in de regeling heeft ingezien. Gelet op zijn houding ter zitting lijkt [appellant] inmiddels de ernst van zijn situatie in te zien en te begrijpen dat als hij in aanmerking wil komen voor een schone lei (waardoor hij bevrijd wordt van een zware schuldenlast), hij zal moeten meewerken aan alles wat van hem in het kader van zijn schuldsaneringsregeling wordt gevraagd.
Voor [appellant] spreekt dat dankzij zijn broer duidelijkheid en stabiliteit is gekomen op financieel terrein. Volgens de broer werkt [appellant] goed met hem mee. Vanaf januari 2022 is een substantieel bedrag (€ 1.000) gespaard dat de broer eind oktober 2022, vermeerderd met een bedrag van € 425, naar de boedelrekening heeft overgemaakt. Verder heeft de huidige bewindvoerder van [appellant] ter zitting verklaard dat het contact met [appellant] vanaf het begin goed is en dat zij hem goed kan bereiken. De bewindvoerder is dan ook voor een voortzetting van de schuldsaneringsregeling van [appellant] , mits die regeling met 12 maanden wordt verlengd.
Het op de zitting besproken en door de bewindvoerder en de advocaat van [appellant] gezamenlijk opgestelde aflossingsplan voor het inlopen van de boedelachterstand lijkt haalbaar. Het hof zal daarvoor echter niet de door [appellant] gevraagde termijn van
12 maanden vaststellen, maar in plaats daarvan een termijn van 24 maanden. Mocht [appellant] er in slagen de boedelachterstand eerder in te lopen, dan kan de regeling ook zoveel eerder met een schone lei eindigen.
Gezien de stabiele financiële situatie van dit moment en het, naar mag worden aangenomen, op handen zijnde beschermingsbewind, heeft het hof er voldoende vertrouwen in dat [appellant] in de verlengde looptijd van zijn regeling de boedelachterstand volledig zal inlopen.
moet begrijpen dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft om de regels en verplichtingen die voor hem gelden na te leven. Dat geldt ondanks de hulp van zijn broer, de steun van de heer [naam4] en de (waarschijnlijk op korte termijn in te zetten) komende beschermingsbewindvoerder.
4.De beslissing
7 oktober 2024 ligt;