ECLI:NL:GHARL:2022:9784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
200.317.771
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beëindiging WSNP na reguliere looptijd van drie jaar zonder schone lei met toereikend aflossingsplan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant was eerder door de rechtbank Gelderland toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, maar deze regeling werd beëindigd zonder dat de appellant een schone lei werd verleend. De rechtbank oordeelde dat de appellant tekort was geschoten in zijn verplichtingen, met een achterstand in de boedelafdracht van ongeveer € 6.300. De appellant ging in hoger beroep en verzocht om verlenging van de looptijd van zijn schuldsaneringsregeling met twaalf maanden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2022 werd duidelijk dat de appellant, die laag verstandelijk beperkt is, de ernst van zijn situatie begon in te zien. De huidige bewindvoerder en de broer van de appellant gaven aan dat er stabiliteit was gekomen in zijn financiële situatie. Het hof oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten waren om de appellant de kans te geven zijn regeling met een verlenging van 24 maanden tot een goed einde te brengen. Het hof benadrukte dat de appellant zijn verplichtingen moet naleven, met uitzondering van de sollicitatieplicht, en dat hij verantwoordelijk is voor het succesvol afronden van zijn regeling.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verlengde de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden, tot uiterlijk 7 oktober 2024, of tot het moment dat de achterstand in de boedelafdracht is ingelopen. De appellant moet zich houden aan alle verplichtingen die voortvloeien uit de regeling, waaronder de maandelijkse betaling van het bewindvoerderssalaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.317.771
(insolventienummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: R.05/19/463)

arrest van 14 november 2022

in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M. van Bommel.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Bij vonnis van 7 oktober 2019 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank), [appellant] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hierbij is [naam1] benoemd tot bewindvoerder. Kort na aanvang van de regeling is [naam2] benoemd tot opvolgend bewindvoerder. Op 1 september 2022 is [naam3] de nieuwe bewindvoerder van [appellant] geworden.
1.2
Bij vonnis van 13 oktober 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit zijn schuldsanerings-regeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft de toepassing van de regeling van [appellant] beëindigd, zonder dat daarbij de schone lei aan hem is verleend.
Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1
Bij ter griffie van het hof op 21 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 oktober 2022. [appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, de looptijd van zijn schuldsaneringsregeling met twaalf maanden te verlengen.
2.2
Het hof heeft naast het verzoekschrift met bijlagen kennisgenomen van de brief met bijlagen van 27 oktober 2022 van de bewindvoerder en de brief (aanvullend beroepschrift) met bijlagen van 2 november 2022 van mr. Van Bommel.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 november 2022. Hierbij is [appellant] verschenen, vergezeld van zijn broer, [de broer] , en bijgestaan door mr. Van Bommel. Tevens is de bewindvoerder verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellant] is in 2016 in gemeenschap van goederen gehuwd. In juni 2021 zijn [appellant] en zijn echtgenote uit elkaar gegaan. Het huwelijk is op 3 december 2021 ontbonden.
De schuldenlast van [appellant] bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling bedroeg in totaal ruim € 238.000. Het grootste deel daarvan, bijna € 234.000, ziet op een hypotheekschuld aan De Volksbank, die was aangegaan door zijn ex-echtgenote en haar voormalige partner.
is volledig arbeidsgeschikt en ontvangt een Wajong-uitkering van op dit moment
€ 1.391 netto per maand. [appellant] is werkzaam als vrijwilliger bij een Amsterdamse voetbalclub. Hiervoor ontvangt hij een vrijwilligersuitkering van € 180 (netto) per maand.
woont in een passantenhotel van HVO Querido, een opvanghuis voor dak- en thuislozen in Amsterdam. Hij betaalt hiervoor € 465 per maand aan huur inclusief vaste lasten zoals energie. De woonvoorziening van [appellant] is het komende jaar gewaarborgd.
Voor [appellant] is beschermingsbewind aangevraagd. Op 4 november 2022 heeft [appellant] in aanwezigheid van de schuldhulpverlener [naam4] van Buurtteam Amsterdam Oost een intakegesprek gehad met de Stichting CAV, de beoogde beschermingsbewindvoerder.
3.2
De rechtbank heeft [appellant] de schone lei onthouden, omdat [appellant] gedurende de reguliere looptijd van zijn schuldsaneringsregeling ongeveer € 6.300 te weinig aan de boedel heeft afgedragen.
Voor een (maximale) verlenging van de regeling van [appellant] zag de rechtbank geen aanleiding, omdat [appellant] niet op de zitting van 6 oktober 2022 is verschenen om daar toe te lichten hoe hij - gelet op zijn inkomenssituatie - de boedelachterstand dacht te kunnen inlopen.
3.3
Het hof is van oordeel dat [appellant] tijdens zijn schuldsaneringsregeling is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting tot boedelafdracht. Hierdoor is een als bovenmatig aan te merken achterstand in de boedelafdracht ontstaan, die na een recent door de bewindvoerder uitgevoerde herberekening nog ongeveer € 3.400 bedraagt.
Uit de stukken blijkt dat [appellant] tijdens zijn regeling door met name de voorlaatste bewindvoerder bij herhaling is gewezen op de boedelachterstand en de noodzaak om die achterstand (tijdig) ongedaan te maken. [appellant] heeft geen argumenten aangevoerd die aanleiding geven om hem het tekortschieten niet toe te rekenen. Er is dan ook geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van [appellant] die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing zou moet blijven. Deze tekortkoming rechtvaardigt dan ook de beslissing van de rechtbank om [appellant] niet de schone lei toe te kennen.
3.4
Het hof is echter op grond van het volgende van oordeel dat er voldoende aanknopingspunten zijn om [appellant] in de gelegenheid te stellen zijn regeling met de hierna te bepalen termijn tot een goed einde te brengen.
is laag verstandelijk beperkt hetgeen er volgens zijn advocaat toe heeft geleid dat hij langere tijd niet de ernst en omvang van zijn tekortkomingen in de regeling heeft ingezien. Gelet op zijn houding ter zitting lijkt [appellant] inmiddels de ernst van zijn situatie in te zien en te begrijpen dat als hij in aanmerking wil komen voor een schone lei (waardoor hij bevrijd wordt van een zware schuldenlast), hij zal moeten meewerken aan alles wat van hem in het kader van zijn schuldsaneringsregeling wordt gevraagd.
Voor [appellant] spreekt dat dankzij zijn broer duidelijkheid en stabiliteit is gekomen op financieel terrein. Volgens de broer werkt [appellant] goed met hem mee. Vanaf januari 2022 is een substantieel bedrag (€ 1.000) gespaard dat de broer eind oktober 2022, vermeerderd met een bedrag van € 425, naar de boedelrekening heeft overgemaakt. Verder heeft de huidige bewindvoerder van [appellant] ter zitting verklaard dat het contact met [appellant] vanaf het begin goed is en dat zij hem goed kan bereiken. De bewindvoerder is dan ook voor een voortzetting van de schuldsaneringsregeling van [appellant] , mits die regeling met 12 maanden wordt verlengd.
Het op de zitting besproken en door de bewindvoerder en de advocaat van [appellant] gezamenlijk opgestelde aflossingsplan voor het inlopen van de boedelachterstand lijkt haalbaar. Het hof zal daarvoor echter niet de door [appellant] gevraagde termijn van
12 maanden vaststellen, maar in plaats daarvan een termijn van 24 maanden. Mocht [appellant] er in slagen de boedelachterstand eerder in te lopen, dan kan de regeling ook zoveel eerder met een schone lei eindigen.
Gezien de stabiele financiële situatie van dit moment en het, naar mag worden aangenomen, op handen zijnde beschermingsbewind, heeft het hof er voldoende vertrouwen in dat [appellant] in de verlengde looptijd van zijn regeling de boedelachterstand volledig zal inlopen.
3.5
Het hof wijst er [appellant] met nadruk op dat hij met de kans die hem nu wordt gegund alles wat in zijn macht ligt zal moeten doen (en waar nodig laten) om zijn regeling succesvol af te ronden.
moet begrijpen dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft om de regels en verplichtingen die voor hem gelden na te leven. Dat geldt ondanks de hulp van zijn broer, de steun van de heer [naam4] en de (waarschijnlijk op korte termijn in te zetten) komende beschermingsbewindvoerder.
[appellant] moet alle verplichtingen van de wettelijke schuldsaneringsregeling, met uitzondering van de sollicitatieplicht, naleven. Het gaat hier om de informatieplicht, de verplichting tot maandelijkse betaling van het bewindvoerderssalaris en de verplichting om geen nieuwe (bovenmatige) schulden te laten ontstaan. De informatieplicht houdt in dat [appellant] de WSNP-bewindvoerder (en in een later stadium waarschijnlijk ook de beschermingsbewindvoerder) tijdig en correct zal moeten informeren over alle zaken die van belang (kunnen) zijn voor de regeling.
3.6
Gelet op het voorgaande zal het hof beslissen als hierna te melden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 oktober 2022 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant] wordt voortgezet;
verlengt de looptijd van deze regeling met 24 maanden tot uiterlijk 7 oktober 2024, of tot het moment dat de achterstand in de boedelafdracht is ingelopen, indien dat moment vóór
7 oktober 2024 ligt;
bepaalt dat [appellant] tijdens de verlengde looptijd van zijn schuldsaneringsregeling, behoudens de sollicitatieplicht, zich moet houden aan alle uit die regeling voortvloeiende verplichtingen, waaronder de afdracht van het maandelijkse bewindvoerderssalaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.M. Bilderbeek, B.J. Engberts en M.P.M. Hennekens, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Engberts, en op 14 november 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.