ECLI:NL:GHARL:2022:9737

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
Wahv 200.298.983/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. van der Meulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende de zichtbaarheid van een kenteken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij een sanctie van € 140,- is opgelegd aan de betrokkene wegens het niet behoorlijk zichtbaar zijn van het kenteken op zijn motorfiets. De gedraging vond plaats op 15 november 2019 in Eindhoven. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de kentekenplaat niet zichtbaar was. Hij stelde dat de kentekenplaat wel degelijk zichtbaar was en dat de metingen die door de ambtenaar zijn verricht, niet betrouwbaar zijn omdat de gebruikte app niet geijkt was.

Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging inderdaad heeft plaatsgevonden. De ambtenaar had geconstateerd dat de kentekenplaat onder een hoek van 45 graden was gemonteerd, terwijl maximaal 30 graden is toegestaan. De foto’s die door de gemachtigde zijn overgelegd, toonden aan dat de kentekenplaat niet in verticale stand was aangebracht en zich onder het achterspatbord bevond, waardoor deze niet goed leesbaar was voor een waarnemer op 20 meter afstand.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De sanctie is terecht opgelegd, omdat de betrokkene niet heeft aangetoond dat de kentekenplaat op de juiste wijze was gemonteerd. De uitspraak benadrukt het belang van de zichtbaarheid van kentekenplaten en de naleving van de regels zoals vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.298.983/01
CJIB-nummer
: 229997697
Uitspraak d.d.
: 15 november 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Oost-Brabant van 8 juni 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 140,- voor: “het kenteken is niet behoorlijk zichtbaar aanwezig op of aan het motorrijtuig”. Deze gedraging zou zijn verricht op 15 november 2019 om 08:21 uur op de Javalaan in Eindhoven met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de kentekenplaat niet behoorlijk zichtbaar was. De kentekenplaat was juist wel van achteren zichtbaar.
Met de overweging dat de kentekenplaat in beginsel loodrecht en in verticale stand op het mediaanvlak van het voertuig wordt aangebracht, is de kantonrechter ten onrechte voorbij gegaan aan artikel 7, zesde lid, tweede volzin, sub a, van de Regeling kentekens en kentekenplaten. Hierin is bepaald dat het toegestaan is om een hoek van 30 graden te hebben, indien de kentekenplaat naar boven is geplaatst. In dit verband is van belang dat de app waarmee de ambtenaar heeft gemeten, niet is geijkt en met het blote oog kan de ambtenaar niet zien of de hoek groter is dan 30 graden. Het voertuig stond op een zijstandaard waardoor de meethoek veranderde en er geen betrouwbare meting heeft kunnen plaatsvinden. De opmerking van de ambtenaar dat het bij een afwijking van 15 graden wel aannemelijk is dat de kentekenplaat niet op de juiste wijze was gemonteerd, berust op een aanname.
3. De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd is opgenomen in artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Deze bepaling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Het kenteken dient behoorlijk zichtbaar op of aan het motorrijtuig of de aanhangwagen aanwezig te zijn.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld omtrent de inrichting, het aanbrengen en de verlichting van het kenteken en worden regels vastgesteld omtrent de kentekenplaat (...)
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het bepaalde krachtens het tweede lid.”
4. Het op artikel 40, derde lid, van de WVW 1994 gebaseerde artikel 7 van de Regeling kentekens en kentekenplaten houdt onder meer het volgende in:
“2. Bij motorrijtuigen op twee of drie wielen (…) moet de kentekenplaat zijn aangebracht aan de achterzijde van het motorrijtuig op de daartoe bestemde plaats. (…)
6. De kentekenplaat moet loodrecht op het verticale mediaanvlak van het voertuig zijn aangebracht en zich in verticale stand bevinden, met een tolerantie van 5%. Indien de vorm van het voertuig zulks vereist, mag de kentekenplaat evenwel de volgende helling ten opzichte van de verticale stand hebben:
a. indien de van het kenteken voorziene zijde van de kentekenplaat naar boven is gekeerd, een hoek van ten hoogste 30°, mits de bovenrand van de kentekenplaat zich niet hoger dan 1.20 m boven het wegdek bevindt,
b. indien de van het kenteken voorziene zijde van de kentekenplaat naar beneden is gekeerd, een hoek van ten hoogste 15°, mits de bovenrand van de kentekenplaat zich op een grotere hoogte dan 1.20 m boven het wegdek bevindt.
7. Het kenteken dat aan de voorzijde is aangebracht moet van voren, het kenteken dat aan de achterzijde is aangebracht, moet van achteren zichtbaar zijn en mag niet hoger dan 2 m boven het wegdek zijn aangebracht.
8. De kentekenplaat moet zodanig op het motorrijtuig dan wel de aanhangwagen bevestigd, dat:
a.de kentekenplaat en het kenteken aan de achterzijde van het voertuig over de volle, in de bijlage voorgeschreven, oppervlakte zichtbaar is voor een waarnemer, die zich op een afstand van 20 m midden achter het voertuig bevindt. (…)”.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Gedragingsgegevens: Ik zag dat de kentekenplaat niet op de juiste wijze aan de motorfiets was aangebracht. Ter controle controleerde ik, middels een door de politieorganisatie uitgebrachte politie applicatie ‘verkeerssuite’, de gradenhoek. Ik zag dat de applicatie aangaf dat de kentekenplaat een hoek van 45 graden had, waar 30 graden is toegestaan.
Overtreden artikel: 40, lid 1, WVW 1994. (…).”
6. Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal waarin de ambtenaar onder meer verklaart: “De kentekenplaat was tijdens het rijden niet juist zichtbaar voor mij als verbalisant. Als de plaat onjuist is gemonteerd dan is een kenteken lastig te lezen. Dat was de enige grond voor de staandehouding. Op punt 3 kan ik als reactie geven dat het correct is wat betrokkene verklaart. De app is niet geijkt maar wordt gebruikt als meetmiddel bij bepaalde metingen. Bij een afwijking van 15 graden is het wel aannemelijk dat de kentekenplaat niet op de juiste wijze was gemonteerd. Om op het verweer te reageren van de stand van de motorfiets ten tijde van de controle: de motorfiets stond op zijn standaard en stond niet helemaal waterpas. Maar de hoek van het kenteken blijft op de standaard hetzelfde als dat de motorfiets recht op zou staan. (…).”
7. Voorts bevat het dossier twee foto’s die de gemachtigde van de betrokkene heeft ingebracht. Op de foto’s is de motorfiets met het onder 1. genoemde kenteken te zien. Verder is te zien dat de kentekenplaat niet in verticale stand is aangebracht, maar onder een aanzienlijke helling tegen de achterkant van de motorfiets is gemonteerd. Het bovenste deel van de kentekenplaat bevindt zich onder het achterspatbord van de motorfiets. Gelet op het samenstel van de verklaringen van de ambtenaar stelt het hof vast dat de gedraging is verricht. Voor zover op de foto’s die de gemachtigde heeft overgelegd het kenteken leesbaar is, kan dit de betrokkene niet baten. Deze foto’s zijn namelijk vanuit een positie vlak achter, dan wel naast, de motorfiets genomen. Evenmin doet aan de waarneming van de verbalisant af dat de betreffende applicatie niet is geijkt, noch dat de motorfiets op de zijstandaard was geplaatst. De situatie zoals die op de foto's blijkt, komt overeen met de meting van de ambtenaar dat het kenteken was aangebracht onder een hoek van 45 graden, in ieder geval blijkt uit de foto's dat de hoek evident meer bedraagt dan 30 graden. Gelet op de helling waaronder de kentekenplaat is gemonteerd en de omstandigheid dat deze zich bevindt onder het achterspatbord, blijkt uit deze foto’s dan ook niet dat het kenteken goed leesbaar is voor een waarnemer op 20 meter achter het midden van de motorfiets.
8. Gelet op het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat de gedraging is verricht. De sanctie is terecht aan de betrokkene opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding is er niet.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Van der Meulen als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.