ECLI:NL:GHARL:2022:9734

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
21-002379-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens beperking in appelakte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 16 april 2019. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de rechtbank, maar het hof heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat de officier van justitie een beperking heeft aangebracht in de akte instellen hoger beroep, wat in strijd is met artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman van de verdachte had betoogd dat deze beperking ongeoorloofd was en het hof heeft dit standpunt gevolgd.

Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 3 maart 2022 en 1 november 2022, waarbij het hof kennis heeft genomen van de argumenten van de verdachte, zijn raadsman mr. S.F.W. van 't Hullenaar, en de advocaat-generaal. De advocaat-generaal had betoogd dat de akte in samenhang met de appelschriftuur moest worden bezien, maar het hof heeft geoordeeld dat de beperking die door de officier van justitie was aangebracht, niet geaccepteerd kon worden. Hierdoor is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

De beslissing van het hof is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het bevestigt dat het openbaar ministerie zich aan de wettelijke vereisten moet houden bij het instellen van hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en volledigheid in de processtukken, om te voorkomen dat een hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002379-19
Uitspraak d.d.: 1 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 april 2019 met parketnummer 05-720292-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 maart 2022 (waarna het hof op 17 maart 2022 een tussenarrest heeft gewezen) en 1 november 2022. Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door verdachte, zijn raadsman, mr. S.F.W. van 't Hullenaar, en door de advocaat-generaal naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep moet worden verklaard, omdat het hoger beroep in de appelakte op ongeoorloofde wijze is beperkt.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep. In de appelakte worden weliswaar beperkingen aangebracht, maar deze akte moet worden bezien in samenhang met de appelschriftuur. Met de bewoordingen in de akte is bedoeld duidelijk te maken dat het hoger beroep voor wat betreft feit 1 zou moeten zien op het subsidiair tenlastegelegde. Dat laat onverlet dat het hof zich ook moet uitlaten over het onder feit 1 primair tenlastegelegde, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt dat de officier van justitie bij het instellen van het hoger beroep in de appelakte heeft laten opnemen: “
Beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 16 april 2019, het hoger beroep richt zich op tegen de vrijspraak voor feit 1 subsidiair en tegen de vrijspraak feit 2 primair en tegen de strafmaat”.
Naar het oordeel van het hof heeft het openbaar ministerie hiermee een beperking in de omvang van het hoger beroep aangebracht. Een dergelijke beperking is in strijd met het bepaalde in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. O.G. Schuur en R.D.J. Visschers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 1 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.