ECLI:NL:GHARL:2022:9698

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
200.312.690/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in zaak van ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2022 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in 2008, 2009 en 2013. De moeder van de kinderen heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter die de ondertoezichtstelling had verlengd tot 28 mei 2023. Het hof heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling (GI) geen uitvoering geeft aan de ondertoezichtstelling, wat leidt tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de kinderen te behartigen, aangezien er een verstoorde verstandhouding tussen de ouders is en er geen contact tussen de kinderen en hun vader is geweest sinds de echtscheiding. De bijzondere curator zal de stem van de kinderen in de procedure vertegenwoordigen en het hof adviseren over hun situatie. Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om binnen drie maanden verslag uit te brengen over haar bevindingen en de voortgang van de werkzaamheden. De ouders zijn verplicht om de bijzondere curator de benodigde informatie te verstrekken en instructies op te volgen. Het hof heeft verder bepaald dat de kosten van de bijzondere curator, tot een maximum van € 2.500,-, ten laste van de Rijkskas komen indien de vergoeding op basis van een toevoeging lager is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.690/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 139741)
beschikking van 10 november 2022
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de GI),
gevestigd te Assen,
verweerster in hoger beroep.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
advocaat: mr. C.N.N. Cats te Emmen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad), regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 28 juni 2022;
- een brief van de GI van 21 juli 2022 met bijlage(n);
- een mail namens de moeder van 5 september 2022 met bijlage(n);
- een brief van [de minderjarige1] , ingekomen op 5 oktober 2022.
2.2
Op 13 oktober 2022 is de minderjarige [de minderjarige1] verschenen voor het kindgesprek.
Zij heeft vervolgens afgezien van het gesprek en heeft twee brieven aan de rechter overhandigd. Deze brieven zijn in het dossier gevoegd. De minderjarige [de minderjarige2] heeft het hof een brief gestuurd, ingekomen op 16 september 2022.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 13 oktober 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en [naam1] en [naam2] namens de GI.
Ook de vader en zijn advocaat waren aanwezig.

3.De feiten

3.1
Uit het [in] 2020 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder zijn geboren [in] 2008 [de minderjarige1] , [in] 2009 [de minderjarige2] en [in] 2013 [de minderjarige3]
.De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 28 mei 2021 zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] onder toezicht gesteld tot 28 mei 2022. Bij beschikking van 4 januari 2022 heeft dit hof de beschikking van 28 mei 2021 bekrachtigd.
3.3
Bij (tussen)beschikking van 16 juni 2021 is bepaald dat het contact tussen de vader en de kinderen onder begeleiding van Humanitas zal worden opgestart op de bij die beschikking vastgestelde data. Verder is bepaald dat de omgang daarna onder regie van de GI nader vormgegeven wordt, waarbij als uitgangspunt dient te gelden dat er minimaal één weekend per twee weken een contactmoment tussen de vader en de kinderen dient te zijn.
3.4
Bij (tussen)beschikking van 14 juli 2021 is voormelde beschikking van 16 juni 2021 gewijzigd en bepaald dat onder regie van de GI uiterlijk binnen drie maanden een eerste contactmoment tussen de vader en de kinderen plaats dient te vinden. Voorts is bepaald dat uiterlijk binnen vijf maanden weer een structurele vorm van omgang dient plaats te vinden tussen de vader en de kinderen en binnen zes maanden een nader te bepalen regeling met als uitgangspunt dat er minimaal tijdens één weekend per twee weken omgang tussen de vader en de kinderen zal zijn.
3.5
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 25 mei 2022 heeft de kinderrechter de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 mei 2023.
3.6
Bij (afzonderlijke) beschikking van 25 mei 2022 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om de op 27 januari 2022 gegeven schriftelijke aanwijzing (met betrekking tot de aanmelding van de kinderen bij een hulpverlenende instantie) afgewezen en deze vervallen verklaard.
3.7
Bij beschikking van 30 mei 2022 heeft de rechtbank de (definitieve) beslissing ten aanzien van de omgang tussen de vader en de kinderen aangehouden en is de GI verzocht om uiterlijk 23 november 2022 te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling, de voortgang van inzet van hulpverlening en ten aanzien van de totstandkoming van het contact tussen de vader en de kinderen. De vader en de moeder zijn verzocht zich uit te laten over de gewenste wijze van verder procederen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 mei 2022 waarbij de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is verlengd tot 28 mei 2023. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.2
De GI heeft ter zitting verweer gevoerd en verzoekt het hof om de bestreden beschikking in stand te laten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof acht zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen over de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
5.3
Uit de stukken en bij de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er sinds februari 2022 geen uitvoering meer wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling, omdat de GI met een personeelstekort kampt. Het hof acht het, gelet op de ernstig verstoorde verhouding tussen de vader en de moeder en het (sinds de echtscheiding van de ouders) ontbreken van ieder contact tussen de kinderen en hun vader, zeer zorgelijk dat er in de afgelopen periode van ruim negen maanden in het kader van de ondertoezichtstelling geen stappen zijn gezet. Er is al die tijd geen (nieuwe) gezinsvoogd betrokken geweest en daar is voorlopig ook nog geen zicht op. Weliswaar heeft de GI het expertisecentrum complexe scheiding geconsulteerd, maar hier is nog geen concrete hulp of een advies uit voortgevloeid.
Het hof acht het een onacceptabele situatie en in strijd met de belangen van de kinderen
dat de GI nog geen (verdere) stappen heeft ondernomen om het contact met de moeder en
de kinderen te bewerkstelligen. Met de vader is er zelfs nog helemaal geen contact gelegd.
Ook ontbreekt van de GI een actieve houding wat betreft het opvragen van informatie over de kinderen op hun school. Het hof acht het van groot belang dat de samenwerking tussen de ouders, de kinderen en de GI op korte termijn tot stand komt en dat alle betrokkenen zich daarvoor inzetten.
5.4
Gelet op het voorgaande, is niet duidelijk geworden wat de invloed van de ernstig verstoorde verstandhouding en strijd tussen de ouders op de kinderen is. Ook is noodzakelijke hulpverlening (trauma- en/of systeemtherapie) nog steeds niet van de grond gekomen.
Er is daarnaast geen zicht ontstaan op hoe het met de kinderen gaat (in de thuissituatie bij de moeder) en waar hun weerstand tegen het contact met de vader vandaan komt. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn door het hof uitgenodigd om hun verhaal aan de rechter te vertellen. Daar hebben zij beiden van afgezien. Zij hebben daarbij aangegeven dat zij vertegenwoordigd willen worden door een gevolmachtigde of een advocaat. In aanmerking genomen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun wens om vertegenwoordigd te worden zo uitdrukkelijk hebben uitgesproken en (de totstand-koming van) de visie van de kinderen onduidelijk blijft, vindt het hof het belangrijk dat hun stem een plaats krijgt in de procedure. Het hof acht het daarom wenselijk dat in het belang van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] een bijzondere curator wordt benoemd om als onafhankelijke derde de stem van de kinderen naar voren te brengen en hun belangen te behartigen, alvorens in deze zaak een nadere beslissing te nemen.
5.5
Op grond van artikel 1:250 BW kan de rechter, voor wie een zaak aanhangig is, ambtshalve een bijzondere curator benoemen om (de belangen van) een minderjarige te vertegenwoordigen, zowel in als buiten rechte. De rechter kan tot deze benoeming overgaan wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, en de benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
5.6
Het hof heeft de mogelijkheid van het benoemen van een bijzondere curator voor de kinderen ter zitting met partijen besproken. De ouders en de GI hebben aangegeven daarvoor open te staan. De persoon van de te benoemen bijzondere curator hebben partijen aan het hof overgelaten.
5.7
De griffier van het hof heeft na telefonisch onderhoud op 28 oktober 2022 mevrouw
[naam3] , mediator, ingeschreven bij de Mediators federatie Nederland (MfN) en de stichting Bijzondere Curator Nederland (stichting BCN), kantoor houdende te Groningen, bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op te treden. Zij zal daartoe door het hof worden benoemd.
5.8
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen, te raadplegen via www.rechtspraak.nl waarbij de opdracht enkel betreft de stem van het kind en geen bemiddeling. Het hof acht het van belang dat de bijzondere curator ervoor zorgt dat de belangen van de kinderen zo goed mogelijk worden belicht en dat zij zich gehoord voelen.
Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om te onderzoeken hoe het met de kinderen gaat, wat hun mogelijkheden zijn in het contact met de vader en wat hun mening is over het voorliggende verzoek. Het hof verzoekt de bijzondere curator om vanuit het belang van de kinderen hierover aan het hof te adviseren.
5.9
Het hof verzoekt de bijzondere curator om binnen drie maanden na heden, derhalve uiterlijk op 10 februari 2023, een schriftelijk verslag uit te brengen aan het hof omtrent haar bevindingen en het hof vanuit het belang van de kinderen te adviseren. Het hof zal bepalen dat de advocaten van de ouders en de GI tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren. Het hof zal daarna in beginsel de zaak verder op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van (één van) partijen, anders beslist.
5.1
Het hof zal bepalen dat de advocaat van de moeder zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking, doch uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beschikking, (een afschrift van) de processtukken aan de bijzondere curator dient te verstrekken. De vader en de moeder dienen zo spoedig mogelijk hun contactgegevens aan de bijzondere curator te doen toekomen voor het maken van een afspraak.
5.11
Het hof wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies om haar taak als bijzondere curator naar behoren te kunnen uitvoeren, gevolg te geven.
5.12
Gelet op de complexiteit van de onderhavige zaak, de omvang van het dossier en de reisafstand voor de bijzondere curator, zal het hof bepalen dat voor zover op basis van een te verkrijgen toevoeging een lager bedrag dan € 2.500,- (inclusief verschotten en omzet-belasting) aan de bijzondere curator wordt vergoed, het meerdere, tot een maximum bedrag van € 2.500,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) ten laste van ’s Rijks kas zal komen. De bijzondere curator dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 119,40 per uur, exclusief omzetbelasting.
5.13
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarigen [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 en [de minderjarige3] , geboren [in]
2013:
[naam3]
[adres]
[plaats1] telefoon: [nummer1] email: [naam3] @xs4all.nl om in deze procedure de belangen van deze minderjarige te behartigen, dit met inachtneming van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen;
bepaalt dat mr. De Gruijl zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beschikking, (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator moet stellen;
bepaalt dat de vader en de moeder zo spoedig mogelijk hun contactgegevens aan de bijzondere curator doen toekomen voor het maken van een afspraak;
draagt de bijzondere curator op binnen drie maanden na heden, derhalve uiterlijk 10 februari 2023, aan het hof schriftelijk verslag te doen, althans vóór deze datum schriftelijk bericht te geven over de voortgang van zijn werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het verslag van de bijzondere curator aan de moeder, de GI en de vader zal toezenden;
bepaalt dat de advocaat van de moeder, de GI en de advocaat van de vader tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren, waarna de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van (één van) partijen, anders beslist;
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking te doen toekomen aan de bijzondere curator;
bepaalt ten aanzien van de kosten van de bijzondere curator dat voor zover op basis van
een te verkrijgen toevoeging een lager bedrag dan € 2.500,- (inclusief verschotten en omzet-belasting) aan de bijzondere curator wordt vergoed, het meerdere, tot een maximum bedrag van € 2.500,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) ten laste van 's Rijks kas zal komen;
houdt in afwachting van het verslag van de bijzondere curator iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, A.P. de Jong-de Goede en W. Schoo, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 10 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.