In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020, die onder toezicht was gesteld na zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag uitoefent, heeft een belast verleden met betrekking tot haar opvoedingscapaciteiten en heeft eerder hulpverlening ontvangen. De kinderrechter had de ondertoezichtstelling verlengd tot 31 maart 2023, wat de moeder in hoger beroep aanvecht. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de gronden van de ondertoezichtstelling beoordeeld. De moeder heeft grieven ingediend die betrekking hebben op de noodzakelijkheid van de ondertoezichtstelling en de acceptatie van hulpverlening. Het hof oordeelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de kwetsbaarheid van de moeder en de noodzaak om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. Het hof benadrukt het belang van een veiligheidsplan en de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling. De moeder is bezig met een traject bij de GGZ, maar het hof vindt het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt voortgezet om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de kinderrechter en wijst het andere verzoeken van de moeder af.