ECLI:NL:GHARL:2022:9670

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
200.315.906
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter had eerder op 23 mei 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, omdat het kind bij zijn opa en oma (vaderszijde) woont en er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van het kind. De moeder van het kind was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. Ze verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Overijssel te vernietigen en om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot de duur dat zij met de kinderen in een gezinshuis kan worden geplaatst.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder meerdere kansen heeft gekregen om mee te werken aan een gezinsopname en een persoonlijkheidsonderzoek, maar dat zij hier niet in is geslaagd. De GI (gecertificeerde instelling) heeft zorgen geuit over het gedrag van de moeder en haar partner, waaronder mogelijk drugsgebruik en het ontvoeren van een ander kind. Het hof heeft de mening van de minderjarige in overweging genomen, die aangaf bij zijn opa en oma te willen blijven wonen. Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind en bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de stabiliteit en veiligheid voor de minderjarige, die momenteel goed functioneert bij zijn opa en oma. Het hof wijst de verzoeken van de moeder af, omdat zij onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorgestelde oplossingen en de zorgen van de GI niet zijn weggenomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.906
(zaaknummer rechtbank Overijssel 279771)
beschikking van 10 november 2022
in het hoger beroep van:
[verzoekster],
wonend in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: M.H. van der Linden te Almelo,
Belanghebbenden zijn:
de gecertificeerde instelling
stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Enschede,
verder te noemen: de GI,
[de vader],
wonend in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader.
Informanten zijn:
[de opa]en
[de oma],
wonend in [woonplaats1] ,
verder te noemen: (de) opa en oma (vaderszijde).

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2008 te [woonplaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder en de vader hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
2.2
[de minderjarige] staat onder toezicht van de GI.
2.3
[de minderjarige] woont bij zijn opa en oma (vaderszijde). Hiervoor heeft de kinderrechter op 19 november 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin verleend.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, heeft op 23 mei 2022 op verzoek van de GI een beslissing genomen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten op het adres van zijn opa en oma vaderszijde, verlengd tot 10 juni 2023 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.Het hoger beroep

De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter over de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij is in hoger beroep gegaan. De moeder verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank Overijssel van 23 mei 2022 te vernietigen. Subsidiair verzoekt de moeder om de beschikking te vernietigen en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken voor de duur tot de moeder met de kinderen in een gezinshuis kan worden geplaatst met de gelijktijdige opdracht aan de GI om het traject van de plaatsing van de moeder en de kinderen in een gezinshuis per direct op te starten.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift met bijlagen, binnengekomen op 23 augustus 2022;
  • het verweerschrift van de GI en
  • een e-mail van het kantoor van de advocaat van 13 oktober 2022.
5.2
[de minderjarige] heeft een formulier ingevuld met zijn mening over de zaak.
5.3
De zitting bij het hof was op 14 oktober 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de vader;
  • de opa en oma (vaderszijde) en
  • een vertegenwoordigster van de GI.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
De kinderrechter kan de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
6.2
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing terecht heeft verlengd.
6.3
[de minderjarige] is onder toezicht gesteld, omdat ernstige zorgen bestaan over zijn ontwikkeling. De GI vindt dat de moeder onvoldoende kan aansluiten bij [de minderjarige] en geen grenzen en regels kan stellen. Daarnaast heeft de GI zorgen over (eventueel) drugsgebruik van de moeder en haar partner. De stiefvader heeft gereden onder invloed en de politie heeft de moeder een keer aangetroffen toen zij erg verward was en dingen zag die er niet waren. De GI heeft in het kader van de ondertoezichtstelling geprobeerd om deze zorgen met de moeder te bespreken, maar het lukt niet om een constructief gesprek met haar te voeren. De GI denkt dat dit te maken kan hebben met persoonlijkheidsproblematiek van de moeder. Daarom wil de GI graag een persoonlijkheidsonderzoek laten doen. De moeder en stiefvader hebben zoveel kansen gehad, zoveel stimulans gekregen van vele hulpverleners, maar zij hebben daar niets mee gedaan en zijn zelf totaal niet tot actie gekomen.
6.4
De moeder voert aan dat zij niet de kans heeft gehad om te laten zien dat zij zelf voor [de minderjarige] kan zorgen. Zij wil graag met [de minderjarige] en haar andere kinderen een gezinsopname doen en staat open voor een persoonlijkheidsonderzoek.
De GI heeft verteld dat de moeder meerdere kansen heeft gehad om mee te werken aan een gezinsopname. In juni en augustus 2021 heeft de GI de moeder verteld dat zij moest meewerken aan een gezinsopname om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te kunnen voorkomen. In de week van 23 augustus 2021 heeft de GI tijdens drie huisbezoeken de eisen en gevolgen van de gezinsopname uitgelegd. Op 26 augustus 2021 is de moeder aanwezig geweest bij een intakegesprek voor de gezinsopname. Toen is afgesproken dat de gezinsopname op 1 oktober 2021 zou starten. Op die dag zei de moeder dat zij geen spullen had gepakt voor de opname. Daarom heeft de GI met de moeder afgesproken dat de gezinsopname op 8 oktober 2021 zou beginnen. In de tussentijd van een week heeft de moeder ondersteuning gekregen om zich op de gezinsopname voor te bereiden. Desondanks is zij op 8 oktober 2021 – zonder een reden op te geven – niet naar de gezinsopname gekomen. Het hof stelt daarom vast dat de moeder meerdere kansen heeft gekregen om een gezinsopname te ondergaan, maar dat zij niet wilde meewerken. Hetzelfde geldt voor het persoonlijkheidsonderzoek. De GI heeft ook verteld dat al vaak geprobeerd is om een persoonlijkheidsonderzoek op te starten. De moeder heeft een tijd lang geweigerd om daar aan mee te werken. Vervolgens zei de moeder dat ze wel wilde meewerken, maar heeft zij de verwijsbrief voor het persoonlijkheidsonderzoek wekenlang niet aan de GI willen geven. Toen de GI uiteindelijk een intake voor het persoonlijkheidsonderzoek had gepland, is de moeder niet komen opdagen.
Het hof stelt vast dat de moeder zowel voor de gezinsopname als voor het persoonlijkheidsonderzoek genoeg kansen heeft gekregen, maar simpelweg niet wilde meewerken. Zowel de gezinsopname als een persoonlijkheidsonderzoek zijn naar het oordeel van het hof dan ook een gepasseerd station.
6.5
De moeder voert verder aan dat zij [de minderjarige] te weinig ziet. De GI heeft verteld dat [de minderjarige] en de moeder elkaar op dit moment helemaal niet zien. De reden daarvoor is dat de moeder en de stiefvader [de minderjarige] broertje [naam1] in juli 2022 voor vier dagen hebben ontvoerd. De GI kan daarom niet garanderen dat het contact veilig kan verlopen. De GI heeft twee gesprekken met de moeder en de stiefvader gehad, maar het is niet gelukt om de veiligheid te bespreken. Hier komt nog bij dat [de minderjarige] zelf geen contact meer wil met de moeder. De oma heeft verteld dat de ontvoering van [naam1] een grote impact heeft gehad op [de minderjarige] . De GI heeft verteld dat zij wel zullen blijven inzetten op contactherstel tussen de moeder en [de minderjarige] . Hiervoor zou het enorm helpen als de moeder alsnog meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek.
6.6
De moeder voert ook aan dat de kinderrechter niet naar [de minderjarige] heeft geluisterd en als hij zou zijn uitgenodigd voor een gesprek hij gezegd zou hebben dat hij bij de moeder wil wonen. Het hof merkt op dat de kinderrechter [de minderjarige] inderdaad niet heeft uitgenodigd om zijn mening over de zaak te geven en dat dit wel had moeten gebeuren. In hoger beroep is deze fout hersteld. Het hof heeft [de minderjarige] wel uitgenodigd en [de minderjarige] heeft ervoor gekozen om zijn mening op te schrijven: hij wil graag bij opa en oma blijven wonen, hij wil [naam1] iedere drie weken zien en over vier jaar wil hij met opa en oma mee als zij emigreren naar Spanje.
6.7
Het hof stelt vast dat het bij opa en oma goed gaat met [de minderjarige] . De opa en oma hebben verteld dat [de minderjarige] rust heeft gevonden en met stappen vooruitgaat. Oma stelt duidelijke regels voor [de minderjarige] en het lukt [de minderjarige] om zich aan de regels te houden. Op school gaat het ook een stuk beter. Oma denkt dat dit komt, doordat [de minderjarige] alleen mee naar Spanje mag, als hij tegen die tijd zijn diploma heeft gehaald. De vader ziet dat [de minderjarige] gelukkig is bij opa en oma. De GI heeft bevestigd dat [de minderjarige] bij opa en oma op de goede plek zit. De GI wil ook graag dat hij daar blijft tot hij volwassen is. Het hof is daarom van oordeel dat [de minderjarige] bij opa en oma moet blijven wonen. Alles wijst erop dat dat de beste plek voor hem is.
6.8
De machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om [de minderjarige] bij opa en oma te laten wonen. Daarom zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof zal de machtiging tot uithuisplaatsing niet beperken in duur totdat de moeder met de kinderen in een gezinsopname wordt geplaatst. Het hof heeft hierboven al toegelicht dat de moeder voldoende kansen heeft gehad voor een gezinsopname. Het hof wijst het primaire en het subsidiaire verzoek van de moeder dus af.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 23 mei 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.B. de Groot en K.A.M. van Os-ten Have, in samenwerking met mr. L.M. de Wit, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022.