Uitspraak
de man,
de vrouw,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de man en zijn advocaat;
- de vrouw en haar advocaat.
3.De feiten
€ 186,00 per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna: de kinderalimentatie). Daarnaast heeft de rechtbank een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) tussen de ouders vastgesteld en bepaald dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
€ 195,00 per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 345,33. Uitgaande van de behoefte van [de minderjarige] in 2021 van € 447,- is sprake van een tekort van € 101,67. De helft daarvan, € 50,83, wordt in mindering gebracht op de zorgkorting van (35% x € 447,- =) € 156,45, hetgeen leidt tot een te verzilveren zorgkorting van € 105,62. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de beschikbare draagkracht van de man, hetgeen leidt tot een met ingang van 11 oktober 2021 door de man te betalen bedrag aan kinderalimentatie van € 140,33 - € 105,62 = afgerond € 35,-.
6.De slotsom
7.De beslissing
€ 87,51 per maand, vanaf 1 april 2021 tot en met 10 oktober 2021 een bedrag van € 69,77 per maand en vanaf 11 oktober 2021 een bedrag van € 35,- per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , geboren [in] 2016, voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3 november 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.