In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 10 mei 2022 werd uitgesproken, aangevochten. De kinderrechter had de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] verlengd tot 19 mei 2023. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de machtiging af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2022 waren de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de vader en de pleegouders niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedingssituatie van [de minderjarige1] nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft onvoldoende stappen gezet om de zorgen weg te nemen en heeft niet aangetoond dat zij in staat is om een veilig en stabiel opvoedingsklimaat te bieden. De GI heeft aangegeven dat er grote zorgen zijn over de zorg en veiligheid van zowel [de minderjarige1] als zijn jongere broertje [de minderjarige2].
Het hof heeft geconcludeerd dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat de continuïteit van de zorg voor [de minderjarige1] niet gewaarborgd kan worden zonder de verlenging van de machtiging. De moeder heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling, maar dit is niet voldoende om [de minderjarige1] terug te plaatsen. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de noodzaak van verdere onderzoeken naar de opvoedingscapaciteiten van de moeder en het toekomstperspectief van [de minderjarige1] is benadrukt.