In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de heffingsambtenaar van de Regionale Belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte de door belanghebbende gevraagde gegevens in de bezwaarfase had moeten toezenden. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak van belanghebbende vastgesteld voor het jaar 2020 en een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Belanghebbende maakte bezwaar en verzocht om toezending van relevante stukken, maar de heffingsambtenaar weigerde dit. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, maar de heffingsambtenaar ging in hoger beroep.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar in strijd heeft gehandeld met de toezendplicht zoals vastgelegd in artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 40 van de Wet WOZ. Het Hof stelde vast dat de gevraagde gegevens relevant waren voor het geschil en dat de heffingsambtenaar deze had moeten toezenden. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar werd ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de heffingsambtenaar werd veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan belanghebbende.