Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 december 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Van der Boom van 14 juli 2022 met producties;
- twee journaalberichten van mr. Mühlstaff van 26 juli 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Mühlstaff van 15 augustus 2022 met gewijzigd verzoek;
- een journaalbericht van mr. Mühlstaff van 15 augustus 2022 met producties.
3.De feiten
voor negen en negentig/een honderdste (99/100e) gedeelte tot de voornoemde gemeenschap is gerechtigd en de comparante sub 2(hof: de vrouw)
voor een/een honderdste (1/100e) gedeelte.
Tussen de partners bestaat een gemeenschap van inboedel.
De verplichting tot verdeling zal bestaand:
indien het geregistreerd partnerschap anders dan door het overlijden van één van de partners wordt ontbonden;
ten aanzien van de genoemde woning, voorzover ten tijde van het eindigen van het geregistreerd partnerschap nog behoort tot het gemeenschap van woonhuis, wordt het te verdelen bedrag gesteld op het voordelig, respectievelijk nadelig verschil tussen de waarde van de genoemde woning ten tijde van het eindigen van het geregistreerd partnerschap onder a. bedoeld en een bedrag ad drie honderd vijf en twintig duizend euro (€ 325.000,00).
ten aanzien van de genoemde woning, voorzover vervreemd, vóór het eindigen van het geregistreerd partnerschap als hiervoor onder a. bedoeld, wordt het te verdelen bedrag gesteld op het voordelig, respectievelijk nadelig verschil tussen de bij de vervreemding gekregen opbrengst en een bedrag ad drie honderd vijf en twintig duizend euro (€ 325.000,00).
4.De omvang van het geschil
- de man te veroordelen om aan de vrouw een bedrag van € 56.317,87 te betalen ter zake de door haar verstrekte geldlening en de kosten die door de vrouw voorafgaand aan het geregistreerd partnerschap zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betaling door de vrouw;
- voor recht te verklaren dat de woning gemeenschappelijk eigendom is en dat de overwaarde daarvan bij helfte moet worden gedeeld, inclusief de waarde van de aan de woning verbonden kapitaal verzekering;
- te bepalen dat indien de man niet binnen drie maanden na de te geven beschikking kan aantonen dat hij de woning kan overnemen, de genoemde woning moet worden verkocht aan een derde, waarbij de overwaarde ieder bij helfte zal toekomen dan wel de onderwaarde door partijen bij helfte zal worden gedragen;
- de man te veroordelen, indien hij de woning overneemt, de vrouw binnen één maand na de te geven beschikking te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid op straffe van een dwangsom;
- de wijze van verdeling van de partnerschapsgemeenschap opnieuw vast te stellen en partijen de helft van de inboedellijst conform productie 9 toe te delen;
- te bepalen dat de man de kosten van het notarieel transport voor de overdracht van de woning betaalt en een gebruiksvergoeding van € 750,- per maand vanaf 1 november 2020 tot de datum van het notariële transport;
- de man te veroordelen om de vrouw alle informatie over de planschadeprocedure rechtstreeks te doen toekomen van de behandelend advocaat én zorg te dragen voor de toelating tot de WhatsAppgroep op straffe van een dwangsom.
;
5.De motivering van de beslissing
‘de helft: hypotheek E1020,73 en de premie E96,98’. De man heeft zijn stelling dat moet worden uitgegaan van een lager maandbedrag (€ 461,87) niet nader onderbouwd. De man is dus gehouden om de door de vrouw betaalde bijdrage in de hypotheekrente van € 510,36 per maand aan de vrouw terug te betalen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de man per die datum de volledige fiscale aftrek van de hypotheekrente heeft. Door terugbetaling aan de vrouw komen de woonlasten vanaf 1 november 2021 volledig voor rekening van de man, zodat het hof geen aanleiding ziet om daarnaast nog een gebruiksvergoeding vast te stellen. De vierde grief van de vrouw slaagt in zoverre en de eerste grief in het incidenteel hoger beroep van de man faalt. Dit breng mee dat de vrouw vanaf heden ook niet meer gehouden is tot een maandelijkse betaling van genoemd bedrag aan hypotheekrente.
6.De slotsom
7.De beslissing
binnen één maandna deze beschikking moet worden getaxeerd op de volgende wijze:
- [naam3] van [naam4] makelaars in [plaats1] namens de vrouw en [naam5] Makelaardij in [plaats2] namens de man wijzen samen een derde makelaar aan;
- de drie makelaars taxeren de woning, waarbij de gemiddelde taxatiewaarde tot uitgangspunt wordt genomen;
- deze gemiddelde taxatiewaarde is bindend voor partijen;
- iedere partij betaalt de kosten van de eigen ingeschakelde makelaar;
- partijen betalen ieder de helft van de kosten van de derde makelaar;
binnen drie maandenna de taxatierapporten de op de woning rustende hypothecaire geldlening over te nemen, de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van deze hypothecaire geldlening en waarbij de man aan de vrouw moet betalen:
- de helft van het verschil tussen de gemiddelde taxatiewaarde en € 325.000,-, na aftrek van de geldlening voor de zonnepanelen en de kosten die verband houden met de toedeling aan de man;
- een bedrag van € 600,-, zijnde het aandeel van de vrouw in de waarde van de woning tot € 325.000,- verminderd met haar aandeel in de hypothecaire geldlening;