ECLI:NL:GHARL:2022:9315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
21-000038-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging; niet-ontvankelijk verklaring benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen een benadeelde partij. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Het hof kon met onvoldoende mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de poging tot doodslag. De verdachte had enkel aanwezig geweest bij de gewelddadigheden, maar speelde geen actieve rol. Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van de verdachte, hoewel moreel laakbaar, niet voldoende was om hem als dader aan te merken. Dit oordeel gold ook voor de openlijke geweldpleging, waar het hof eveneens niet kon vaststellen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000038-21
Uitspraak d.d.: 1 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2020 met parketnummer 18-730196-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is bij akte beperkt tot - naar het hof begrijpt - feit 2.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. E.M. Bakx, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Na de door de rechtbank toegelaten “”Vordering nadere omschrijving telastelegging
(art. 314a Wetboek van Strafvordering)” is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - aan verdachte ten laste gelegd, dat:
2 primairhij op of omstreeks de periode van 13 september 2019 tot en met 14 september 2019 te/nabij (de gemeente) [gemeente] . in nabij (recreatiegebied) [recreatiegebied] tezamen in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet:
- ( terwijl die [benadeelde] in de auto zat) met zijn (mede)verdachte(n) contact heeft opgenomen, en/of
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat hij uit moest stappen, en/of
- ( daarbij) heeft geroepen: “Handen op de rug”, en/of
- ( vervolgens) (duct)tape heeft geplaatst over de ogen en/of mond, althans een deel van het gezicht, van die [benadeelde] , en/of
- ( vervolgens) de handen en/of benen en/of voeten van die [benadeelde] vast heeft gemaakt met tie-wraps en/of (duct)tape, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] heeft geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] heeft geschopt tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of
- (vervolgens) heeft geroepen: “Terpentine”, en/of
- ( vervolgens) terpentine over het lichaam van die [benadeelde] heeft gesprenkeld en/of gegoten, en/of
- ( vervolgens), terwijl die [benadeelde] al dan niet in een staat van bewusteloosheid verkeerde, die [benadeelde] in de sloot heeft gegooid, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] daar (hulpeloos) heeft achtergelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiairhij op of omstreeks de periode van 13 september 2019 tot en met 14 september 2019 te/nabij (de gemeente) [gemeente] , openlijk, te weten, in nabij (recreatiegebied) [recreatiegebied] in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [benadeelde] , immers heeft/hebben verdachte(n):
- ( terwijl die [benadeelde] in de auto zat) met zijn (mede)verdachte(n) contact heeft opgenomen, en/of
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat hij uit moest stappen, en/of
- ( daarbij) heeft geroepen: “Handen op de rug”, en/of
- ( vervolgens) (duct)tape heeft geplaatst over de ogen en/of mond, althans een deel van het gezicht, van die [benadeelde] , en/of
- ( vervolgens) de handen en/of benen en/of voeten van die [benadeelde] vast heeft gemaakt met tie-wraps en/of(duct)tape, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] heeft geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] heeft geschopt tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of
- ( vervolgens) heeft geroepen: “Terpentine”, en/of
- ( vervolgens) terpentine over het lichaam van die [benadeelde] heeft gesprenkeld en/of gegoten, en/of
- ( vervolgens), terwijl die [benadeelde] al dan niet in een staat van bewusteloosheid verkeerde, die [benadeelde] in de sloot heeft gegooid, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] daar (hulpeloos) heeft achtergelaten.

Vrijspraak

Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting kan het hof met onvoldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte aan de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag tegen [benadeelde] een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Het verweer van verdachte houdt kort gezegd in dat hij louter bij de door anderen gepleegde gewelddadigheden op enige afstand aanwezig is geweest zonder daarbij een gewelddadige of verbaal ondersteunende rol te hebben gespeeld. Het hof acht die feitelijke aanwezigheid onvoldoende. Dat verdachte zich nadien tezamen met anderen in een auto verwijderde van de plaats van gewelddadigheden en toen (al dan niet) handschoenen uit het raam heeft gegooid, maakt het oordeel van het hof niet anders. Dat hij ter plekke is gebleven en zich ten tijde van het geweld niet heeft verwijderd is weliswaar moreel gezien laakbaar gedrag geweest, maar dat maakt hem nog niet tot een strafbare dader. Derhalve acht het hof niet bewezen dat verdachte de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag "tezamen in vereniging, althans alleen” heeft (mede)gepleegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof is hetzelfde oordeel toegedaan met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit. Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting kan het hof ten aanzien van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [benadeelde] evenmin met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte daaraan een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Derhalve acht het hof ook niet bewezen dat verdachte de onder 2 subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging "in vereniging" heeft gepleegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Gebleken is dat de benadeelde partij zich ter zake van (onder meer) het onder 2 tenlastegelegde in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte ter zake van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl ter zake daarvan evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, kan de vordering tot schadevergoeding in de strafzaak niet worden behandeld en dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een zwarte jas, merk The North Face, maat XL (dossierpagina 52);
- een zwarte schoen, merk Gucci (dossierpagina 53);
- een blauwe broek, merk Replay 32 (dossierpagina 54);
- een geldbedrag van € 934,55 (dossierpagina 57).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 1 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.