ECLI:NL:GHARL:2022:9310

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
21-004012-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een 59-jarige man, is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De zaak betreft een verkeersongeluk dat plaatsvond op 4 juli 2020, waarbij de verdachte als bestuurder van een bestelbus betrokken was bij een aanrijding met een fietsster, die als gevolg van het ongeval is overleden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het dodelijke ongeval. De verdachte heeft het feit bekend en de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de ernst van de gevolgen van het ongeval en de mate van schuld van de verdachte in overweging heeft genomen. De opgelegde straf is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004012-21
Uitspraak d.d.: 3 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 2 september 2021 met parketnummer 05-047279-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.M.J.C. van Lee, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het vonnis waarvan beroep is verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te [pleegplaats] in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto, bestelbus) komende vanuit de richting van [plaats] en/of gaande in de richting [plaatsnaam] , daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] , zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte de verkeerssituatie kende en/of terwijl voor een in die weg ( [straatnaam] ) gelegen voor hem, verdachte naar links verlopende bocht een bord J5 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “S-bochten(en), eerst naar links”, in zijn, verdachtes, rijrichting was geplaatst en/of het zicht door een aldaar aanwezig bomenrij enigszins werd beperkt, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg ( [straatnaam] ) kon overzien en waarover deze vrij was en/of niet of in onvoldoende mate heeft gekeken of is blijven kijken op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg ( [straatnaam] ) en/of terwijl het zicht voor hem, verdachte enigszins werd beperkt door een bomenrij, niet of in onvoldoende mate heeft geanticipeerd op het verloop van die weg ( [straatnaam] ) en/of het hem, verdachte mogelijk op die weg ( [straatnaam] ) tegemoetkomende verkeer en/of gekomen in of nabij een in die weg ( [straatnaam] ) gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht, de binnenbocht heeft gekomen en/of geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurder motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die weg ( [straatnaam] ) is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdende hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die fietsster gelanceerd werd en/of ten val is gekomen. en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te [pleegplaats] in de gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto, bestelbus) komende vanuit de richting van [plaats] en/of gaande in de richting [plaatsnaam] , daarmee heeft gereden op de weg, [straatnaam] en terwijl voor een in die weg ( [straatnaam] ) gelegen voor hem, verdachte naar links verlopende bocht een bord J5 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, in houdende: “S-bochten(en), eerst naar links”, in zijn, verdachtes, rijrichting was geplaatst, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg ( [straatnaam] ) kon overzien en waarover deze vrij was en/of gekomen in of nabij een in die weg ( [straatnaam] ) gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht, de binnenbocht heeft gekomen en/of geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurder motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die weg ( [straatnaam] ) is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdende hem, verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde fiets e/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die fietsster gelanceerd werd en/of ten val is gekomen. door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft bekend dat hij het door de rechtbank bewezenverklaarde feit heeft begaan en de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof zal, nu verdachte het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse;
- het schouwverslag van dr. Rijken (forensisch arts) van 22 juli 2020 ;
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam getuige] ;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks4 juli 2020 te [pleegplaats] in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto, bestelbus) komende vanuit de richting van [plaats] en
/ofgaande in de richting [plaatsnaam] , daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] ,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte de verkeerssituatie kende en
/ofterwijl voor een in die weg ( [straatnaam] ) gelegen voor hem, verdachte, naar links verlopende bocht een bord J5 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, in houdende: “S-bochten
(en), eerst naar links”, in zijn, verdachtes, rijrichting was geplaatst en
/ofhet zicht door een aldaar aanwezig bomenrij enigszins werd beperkt, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg ( [straatnaam] ) kon overzien en waarover deze vrij was en
/ofniet of in onvoldoende mate heeft gekeken of is blijven kijken op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg ( [straatnaam] ) en
/ofterwijl het zicht voor hem, verdachte, enigszins werd beperkt door een bomenrij, niet of in onvoldoende mate heeft geanticipeerd op het verloop van die weg ( [straatnaam] ) en
/ofhet hem, verdachte, mogelijk op die weg ( [straatnaam] ) tegemoetkomende verkeer en/of gekomen in of nabij een in die weg ( [straatnaam] ) gezien zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht,
de binnenbocht heeft gekomenen/
of geheel of gedeeltelijkmet dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die weg ( [straatnaam] ) is terechtgekomen en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
/ofis gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen meteen op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdende hem, verdachte, tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde fiets
en/of de bestuurster van die fiets,ten gevolge waarvan die fietsster gelanceerd werd en
/often val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer] ) werd gedood.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het hof heeft vastgesteld dat verdachte op 4 juli 2020 te [pleegplaats] met zijn bestelbus op de voor hem, verdachte, verkeerde weghelft terechtgekomen en toen in botsing is gekomen met [naam slachtoffer] die daar op dat moment fietste. [naam slachtoffer] is aan de gevolgen van dit ongeluk overleden.
Het verkeer is een aspect van het maatschappelijk leven waaraan geen mens zich kan onttrekken. Of iemand wil of niet: hij zal deelnemen aan het verkeer. Dat geldt voor daders en voor slachtoffers. Bovendien is het zo dat, hoe goed mensen ook hun best doen, ze altijd wel op enig moment fouten zullen maken. Gelukkig blijven heel veel in het verkeer gemaakte fouten zonder gevolgen, maar helaas zullen er altijd ongevallen plaats blijven vinden met afschuwelijke gevolgen. Volkomen terecht wordt vaak verzucht dat het zaken zijn met alleen maar verliezers.
Het hof merkt in zijn algemeenheid op dat de vraag welke straf passend en geboden is in artikel 6 Wegenverkeerswet-zaken zoals deze (waar geen roekeloosheid aan de orde is, maar een lichtere mate van schuld), veel weerbarstiger te beantwoorden is dan in vele andere soorten strafzaken.
Dat is op de eerste plaats omdat het geen opzetdelict betreft. Verdachte wordt niet gestraft omdat hij het ongeval gewild heeft, maar omdat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Dat kleurt in sterke mate het verwijt, en dus ook de strafmaat. Opzetdelicten worden nu eenmaal zwaarder bestraft dan schulddelicten.
Ten tweede is dat omdat de strafmaat mede wordt bepaald aan de hand van het gevolg. Een gevolg dat de verdachte ook op geen enkele manier gewild zal hebben, maar dat wel een direct gevolg is van het aan zijn schuld te wijten ongeval. En het is een gevolg dat onherstelbaar en onvoorstelbaar groot leed heeft veroorzaakt voor het slachtoffer en haar nabestaanden. De geliefde [naam slachtoffer] is overleden; haar nabestaanden zullen haar altijd blijven missen.
Deze twee elementen, de mate van schuld en de enorme ernst van het gevolg, bepalen de straf, en dat terwijl de straf op geen enkele manier in verhouding zal kunnen staan tot het leed dat [naam slachtoffer] en haar [familieleden] is aangedaan. Dit gegeven is inherent aan dit soort zaken; het hof kan dit slechts vaststellen en zal in het navolgende uiteenzetten waarom het tot welke strafoplegging komt.
De door de rechtbank opgelegde straf en de eis van de advocaat-generaal zijn overeenkomstig de LOVS-oriëntatiepunten voor een dergelijk feit. Het hof komt desalniettemin tot een ander oordeel ten aanzien van de op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte dan de rechtbank. Het hof heeft daarbij gelet op de grote gevolgen die een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid voor verdachte en zijn [soort bedrijf] heeft als hij zijn klanten niet kan bezoeken. Verdachte zal dan geen inkomsten kunnen genereren, wat hoogstwaarschijnlijk zou leiden tot zijn faillissement en het verlies van zijn woning.
De verdediging heeft bepleit een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen van maximaal 2 maanden. Naar het oordeel van het hof doet een dergelijke ontzegging van de rijbevoegdheid echter onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
Het hof zal gezien het vorenstaande, en alles afwegende, een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel 6 maanden is. Ook zal het hof een voorwaardelijke rijontzegging opleggen voor de duur van 12 maanden. Hiermee hoopt het hof te bewerkstelligen dat verdachte voortaan extra voorzichtig aan het verkeer zal deelnemen, om te voorkomen dat er nogmaals zo’n ernstig ongeval zal plaatsvinden. En daarnaast zal het hof aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uur opleggen.
Naar het oordeel van het hof is deze strafoplegging in overeenstemming met zowel de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, als met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. M.H.D.M. van Leent, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. R.D.J. Visschers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 3 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.