In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak naar aanleiding van een eerdere veroordeling wegens internetoplichting. De betrokkene, die eerder was veroordeeld voor meerdere oplichtingsfeiten en het leidinggeven aan een criminele organisatie, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 13.874,69, dat de betrokkene aan de Staat moet betalen. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd, omdat het hof van mening was dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct was. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie, die aanvankelijk was ingesteld op een hoger bedrag, bijgesteld op basis van de ontnemingsrapportage en de betrokkenheid van de betrokkene in verschillende zaken. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene financieel voordeel heeft genoten uit zijn criminele activiteiten en dat dit voordeel moet worden ontnomen. De beslissing houdt ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, maar het hof heeft besloten geen aftrek toe te passen, omdat dit al in de hoofdzaak was meegenomen. De verplichting tot betaling aan de Staat is vastgesteld op € 13.874,69, en de duur van de gijzeling kan maximaal 277 dagen bedragen.