In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak naar aanleiding van een eerdere veroordeling wegens internetoplichting. De betrokkene, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van oplichting en het leidinggeven aan een criminele organisatie, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene op € 25.833,22 wordt geschat. Dit bedrag moet door de betrokkene aan de Staat worden betaald ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de vordering van het openbaar ministerie heeft gevolgd. De advocaat-generaal had eerder een hoger bedrag gevorderd, maar het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de ontnemingsrapportage en de bewijsstukken uit de strafzaak. Het hof heeft ook overwogen dat de redelijke termijn in de procedure is overschreden, maar heeft geen aftrek toegepast omdat dit al in de hoofdzaak was meegenomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel en de rol van de betrokkene in de criminele organisatie.