ECLI:NL:GHARL:2022:9241

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
200.290.323/01 en 200.290.365/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarigen. De vader en moeder waren in geschil over de zorg- en opvoedingstaken, maar hebben overeenstemming bereikt over het hoofdverblijf van de kinderen. De moeder verzocht om een zorgregeling voor de minderjarige, maar de vader wenste om persoonlijke redenen geen bezoekregeling. Het hof heeft in zijn eerdere beschikking van 2 juni 2022 al een eindbeslissing genomen over de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De ouders zijn het erover eens dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder in België moet zijn. Het hof heeft besloten dat een nieuwe zitting niet nodig is, omdat de ouders overeenstemming hebben bereikt over de hoofdverblijfplaats. De verzoeken van de moeder om aanvullende onderwerpen te bespreken zijn door het hof niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze in strijd zijn met de goede procesorde. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland vernietigd voor zover deze betrekking had op de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en opnieuw bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder is. De verzoeken van de moeder tot vaststelling van een zorgregeling zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.290.323/01 en 200.290.365/01
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 399461 en 496922)
beschikking van 25 oktober 2022
inzake
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het hoger beroep met zaaknummer 200.290.323/01,
verweerder in het hoger beroep met zaaknummer 200.290.365/01,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten te Almere,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het hoger beroep met zaaknummer 200.290.323/01,
verzoekster in het hoger beroep met zaaknummer 200.290.365/01,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Lucas te Lelystad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
1. Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
verder te noemen: de GI,

2 [naam1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Utrecht, locatie Zwolle,
verder te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 2 juni 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van 15 augustus 2022 van de bijzondere curator;
- een eindbrief van de bijzondere curator van 6 september 2022;
- een tweetal journaalberichten namens de vader van 22 september 2022 met bijlage(n);
- een tweetal journaalberichten namens de moeder van 22 september 2022 met bijlage(n);
- een tweetal journaalberichten namens de vader van 29 september 2022 met bijlage(n).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 2 juni 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof een eindbeslissing genomen over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder (kort gezegd zorgregeling) ten aanzien van [de minderjarige1] en de kinderalimentatie. Ten aanzien van [de minderjarige2] is een voorlopige zorgregeling vastgesteld en een bijzondere curator benoemd om zijn belangen te behartigen. Het hof heeft de bijzondere curator verzocht advies uit te brengen over de zorgregeling en, voor zover aan de orde, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] .
2.3
Uit genoemde eindbrief van de bijzondere curator blijkt dat de ouders het erover eens zijn geworden dat het hoofdverblijf van [de minderjarige2] (net als dat van [de minderjarige1] ) nu bij de moeder in België moet zijn. Na de tussenbeschikking van 2 juni 2022 rest het hof dan alleen nog een beslissing te nemen over de zorgregeling voor [de minderjarige2] . De vader heeft in zijn reactie op het rapport van de bijzondere curator aangegeven om hem moverende redenen voorlopig geen (bezoek)regeling met de kinderen te willen. Gelet daarop en gezien de leeftijd van [de minderjarige2] (hij is inmiddels 17 jaar) zal het hof het verzoek van de moeder om een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en [de minderjarige2] (zaaknummer 200.290.365/01 onder B.) afwijzen. Voor deze beslissing vindt het hof een nadere mondelinge behandeling niet nodig. Wat betreft de zorgregeling hebben de ouders daar ook niet om gevraagd. In zijn tussenbeschikking heeft het hof reeds aangekondigd dat de zaak in dat geval verder op de stukken zal worden afgedaan.
2.4
Het door de moeder in haar reactie op de eindbrief van de curator gedane verzoek om een nieuwe zitting te bepalen ziet op de in die reactie onder a tot en met d geformuleerde aanvullende verzoeken (hoofdverblijf [de minderjarige2] , vervangende toestemming tot inschrijving van [de minderjarige2] bij de Vreemdelingendienst in België en registratie van [de minderjarige2] op haar adres in [woonplaats2] , kinderalimentatie en eenhoofdig gezag). Zoals gezegd hebben de ouders overeenstemming over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] . Zij zijn het erover eens dat het hof dienovereenkomstig kan beslissen. Een nieuwe zitting over dit onderwerp is daarom niet nodig. Aan de overige door de moeder aangedragen onderwerpen die zij op een nadere zitting besproken wil hebben, komt het hof niet toe. Hoewel verzoeken in beginsel vermeerderd c.q. gewijzigd kunnen worden, is het hof met de vader van oordeel dat de bij journaalberichten van 22 september 2022 onder b tot en met d gedane nieuwe verzoeken van de moeder in dit late stadium van de procedure als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten. Het hof zal de moeder in die verzoeken
niet-ontvankelijk verklaren.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep in beide zaaknummers:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
13 november 2020, voor zover daarbij een beslissing is genomen over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] , en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [de minderjarige2] voortaan zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de moeder tot vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige2] af;
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar bij journaalberichten van 22 september 2022 onder b tot en met d gedane verzoeken;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Veenstra, L. van Dijk en S. Rezel, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 25 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.