ECLI:NL:GHARL:2022:9217

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
Wahv 200.297.911/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Schuijlenburg
  • J. de Witt
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sanctie opgelegd aan kentekenhouder voor handelen in strijd met geslotenverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door haar gemachtigde M.J.M. Bergers, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 25 mei 2021 het beroep van de betrokkene tegen een sanctie ongegrond had verklaard. De sanctie betrof een boete van € 140,- voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op 12 december 2019 in Koog aan de Zaan. De betrokkene stelde dat de beschikking te laat was verzonden en dat de foto van de gedraging niet voldeed aan de eisen van het Beleidskader digitale handhaving.

Het hof oordeelde dat de beschikking tijdig was verzonden, aangezien deze op 20 januari 2020 was toegestuurd, binnen de termijn van vier maanden zoals voorgeschreven in de Wahv. Daarnaast werd vastgesteld dat de eisen aan de foto's, zoals vermeld in het Beleidskader, niet als beleidsregels in de zin van artikel 3, derde lid, van de Wahv konden worden aangemerkt. Het hof concludeerde dat de foto voldoende informatie bevatte om vast te stellen dat de gedraging was verricht met het voertuig van de betrokkene. De gronden van de betrokkene werden verworpen, en het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, waarbij het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.297.911/01
CJIB-nummer
: 231086916
Uitspraak d.d.
: 28 oktober 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 25 mei 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 140,- voor: “handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.” Deze gedraging zou zijn verricht op 12 december 2019 om 16:24 uur op De Binding in Koog aan de Zaan met het voertuig met het kenteken [kenteken] . Uit het dossier blijkt dat sprake is van handhaving met een camerasysteem.
2. De gemachtigde voert aan dat de beschikking na meer dan 4 maanden is toegezonden en dat is in strijd met artikel 4, tweede lid, van de Wahv. De betrokkene is daardoor in haar belangen geschaad omdat er naderhand werkzaamheden hebben plaatsgevonden op en rondom de busbrug om deze 24 uur per dag open te stellen. Dit dient te leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking.
3. Deze grond mist feitelijke grondslag. Het zaakoverzicht houdt in dat de inleidende beschikking op 20 januari 2020 aan de betrokkene is toegezonden. De beschikking is daarmee binnen de in artikel 4, tweede lid, van de Wahv gestelde termijn van vier maanden na de gedraging bekendgemaakt aan de kentekenhouder.
4. De gemachtigde voert verder aan dat de inleidende beschikking vernietigd dient te worden omdat is gehandeld in strijd met bijlage 2 bij het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018 (hierna: het Beleidskader). Op de foto van de gedraging is slechts het kenteken van een voertuig zichtbaar. De contouren van het voertuig zijn in het geheel niet zichtbaar. Niet duidelijk is of dit het voertuig van de betrokkene is. Ook ontbreekt op de foto een (leesbare) databalk waarop essentiële informatie staat zoals welke camera het betreft, tijd en datum van de opname. De witte lijnen rechtsboven in beeld zijn niet te herkennen als tekst. Ook kan niet worden vastgesteld dat tijdens de schouw de camera is gecontroleerd, zoals het Beleidskader voorschrijft.
5. Anders dan de gemachtigde stelt, schrijft het Beleidskader niet voor dat de camera tijdens de schouw wordt gecontroleerd. Reeds hierom treft deze grond geen doel.
6. Met betrekking tot de door de gemachtigde genoemde eisen betreffende de foto's van de gedraging overweegt het hof dat hij in zijn arrest van 1 september 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:7566) een aantal voorwaarden uit het Beleidskader heeft aangemerkt als beleidsregels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv betreffende de wijze waarop de ambtenaar van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een sanctie gebruik moet maken. Vraag is of de door de gemachtigde genoemde eisen betreffende de foto van de gedraging ook als zodanig zijn aan te merken.
7. Het Beleidskader, dat zich primair richt tot gemeenten, bevat informatie hoe gekomen kan worden tot een plan van aanpak voor digitale handhaving. Voorafgaand aan de handhaving worden (blijkens punt 6 van het stappenplan) diverse digitale opnamen ter beoordeling aan het parket centrale verwerking openbaar ministerie voorgelegd. In Bijlage 2 bij het Beleidskader zijn de daaraan gestelde randvoorwaarden opgenomen.
8. Bijlage 2 bij het Beleidskader kent de volgende inleiding:
“Voor aanvang van de handhaving moeten een aantal digitale opnamen ter beoordeling aan Parket CVOM (afdeling B&S) worden voorgelegd om te voorkomen dat foto’s worden afgekeurd en dat de keten wordt overbelast. Deze opnamen moeten de volgende situaties betreffen: dagopname, nachtopname, regen en laagstaande zon indien sprake kan zijn van overbelichting door invallend zonlicht. Met een goede kwaliteit van de verschillende opnamen, wordt eveneens de kwaliteit van de handhaving gewaarborgd.”
Vervolgens zijn de door de gemachtigde genoemde eisen met betrekking tot de foto’s van de gedraging onder de kop “randvoorwaarden” opgenomen.
9. Uit het Beleidskader volgt dat de door de gemachtigde genoemde eisen aan de foto’s worden gesteld in het kader van de goedkeuring van het plan van aanpak. Voorkomen moet worden dat foto's moeten worden afgekeurd en de keten wordt overbelast. Deze eisen strekken er daarmee toe te bewerkstelligen dat eventuele beroepen tegen opgelegde sancties door de officier van justitie eenvoudig kunnen worden beoordeeld en dat voorkomen wordt dat reeds opgelegde sancties ongedaan moeten worden gemaakt. Deze voorwaarden betreffen niet de wijze waarop de ambtenaar van zijn bevoegdheid tot oplegging van de sanctie gebruik moet maken en zijn daarmee niet aan te merken als beleidsregels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv.
10. Volgens de gemachtigde zijn de foto's van de gedraging zodanig dat niet duidelijk is of het wel om het voertuig van de betrokkene gaat. Het hof zal deze grond beoordelen in het kader van de vraag of het dossier voldoende informatie bevat om vast te stellen dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene.
11. Het dossier bevat naast het zaakoverzicht een afdruk van de foto waarmee de gedraging is vastgelegd. Deze foto is erg donker en daarop zijn de contouren van het voertuig niet te zien. Wel zichtbaar zijn een kentekenplaat met daarop het kenteken [kenteken] met daar links onder een klein autolicht. Op deze afdruk staat rechts boven een tekstvak waarin duidelijk leesbaar staat:
“Plate: [kenteken] -NLD
Date: 2019/12/12
Time: 16:24:46:215
Addres: De Binding
Board SN: 236445.”
12. Het dossier bevat hiermee voldoende informatie voor de vaststelling dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene.
13. De aangevoerde gronden treffen geen doel. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
14. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schuijlenburg, De Witt en Wijma, in tegenwoordigheid van
mr. Smeitink als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.