ECLI:NL:GHARL:2022:9211

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
21-002450-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van een taxichauffeur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren voor het mishandelen van een taxichauffeur op 1 januari 2020 te Arnhem. De militaire kamer van het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 6 oktober 2022, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. B.J. Schadd, hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en dat er voldoende wettige bewijsmiddelen zijn om de mishandeling te bevestigen. De verdachte heeft de taxichauffeur meermalen geslagen, wat heeft geleid tot letsel. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte opnieuw heeft veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren. De omstandigheden van de zaak, waaronder een eerdere strafbeschikking voor uitgaansgeweld, zijn meegewogen in de beslissing.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, de taxichauffeur, een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 1.199,93, welke vordering door het hof is toegewezen. De verdachte is verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2020. Het hof heeft ook de mogelijkheid van gijzeling voor de verdachte vastgesteld, mocht hij niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoen. De uitspraak is gedaan door een kamer bestaande uit drie rechters, met mr. A.J. de Haan als militair lid, die niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002450-21
Uitspraak d.d.: 20 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Gelderland van 12 mei 2021 met parketnummer 05-078479-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] ,
[titel] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. Schadd, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Arnhem, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, in ieder geval tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hem tenlastegelegde feit, zoals door de militaire kamer van de rechtbank bewezenverklaard, bekend.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks1 januari 2020 te Arnhem
, in elk geval in Nederland[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal op/tegen het hoofd en
/ofin het gezicht
, in ieder geval tegen het lichaamte slaan
en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis waarvan beroep te bevestigen.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf, dan wel een lagere onvoorwaardelijke taakstraf dan 40 uren op te leggen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uur of meer de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) van verdachte in gevaar komt.
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een taxichauffeur. De militaire kamer van het hof rekent dat verdachte aan. Daarbij komt dat uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte op 21 augustus 2019, enkele maanden voorafgaand aan de mishandeling van de taxichauffeur, een strafbeschikking heeft gekregen in verband met uitgaansgeweld. Dat weegt in het nadeel van verdachte.
In het voordeel van verdachte neemt het hof mee de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde tussentijdse functioneringsevaluatie waarin de commandant Instructiegroep LOVO/VAKOL als totaal oordeel aangeeft dat verdachte uitstekend functioneert.
De vraag of oplegging van een taakstraf als in eerste aanleg opgelegd, voor verdachte gevolgen heeft voor zijn VGB, kan het hof niet beantwoorden. Wel is het de militaire kamer van het hof ambtshalve bekend dat oplegging van 40 (of meer) uren taakstraf niet per definitie betekent dat deze verklaring niet meer zal worden afgegeven. Evenmin betekent oplegging van minder dan 40 uren taakstraf per definitie dat bedoelde verklaring wél wordt afgegeven. In beide gevallen wordt ook gekeken naar andere aspecten die bij het al dan niet verstrekken van een VGB van belang kunnen zijn.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 40 uren, zoals door de militaire politierechter opgelegd en ook in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden is. Het hof zal deze straf dan ook opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.199,93. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is in hoger beroep niet betwist en verdachte heeft duidelijk gemaakt dat hij bereid is om de vordering en de wettelijke rente daarover te betalen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.199,93 (duizend honderdnegenennegentig euro en drieënnegentig cent) bestaande uit € 749,93 (zevenhonderdnegenenveertig euro en drieënnegentig cent) materiële schade en € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.199,93 (duizend honderdnegenennegentig euro en drieënnegentig cent) bestaande uit
€ 749,93 (zevenhonderdnegenenveertig euro en drieënnegentig cent) materiële schade en
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 januari 2020.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. A. van Maanen, lid, en brigade-generaal (tit.) mr. A.J. de Haan, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 20 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J. de Haan is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.