In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard met betrekking tot een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 25 januari 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende het hoger beroep rechtsgeldig ingetrokken. Dit gebeurde na een toelichting van de Voorzitter van het Hof, die de gemachtigde erop wees dat de gronden van het hoger beroep niet zouden slagen. De gemachtigde verklaarde dat hij de uitleg begreep en dat een schriftelijke uitspraak niet nodig was. Na de zitting heeft de gemachtigde echter in een faxbericht de intrekking van het hoger beroep herroepen, waarbij hij zijn persoonlijke omstandigheden aanhaalde die hem tijdens de zitting beïnvloedden. Het Hof oordeelde dat de intrekking rechtsgeldig was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de conclusie rechtvaardigden dat er sprake was van een wilsgebrek. Het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen verdere behandeling van de zaak zou plaatsvinden.