ECLI:NL:GHARL:2022:9191
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de politierechter in de rechtbank Gelderland was veroordeeld. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 30 april 2021, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep. De raadsvrouw van de verdachte, mr. D. Schaddelee, voerde aan dat zij geen afschrift van de dagvaarding had ontvangen en dat de procedure in eerste aanleg daardoor nietig was. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door de advocaat-generaal, stelde echter dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het hoger beroep, ongeacht de vraag of de zaak teruggeworpen moest worden naar de rechtbank.
Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding op 2 februari 2021 aan de verdachte in persoon was betekend en dat de verdachte en zijn raadsvrouw op de zitting van 30 april 2021 niet verschenen. Hierdoor is er een verstekvonnis gewezen. De verdachte had tot 15 mei 2021 de tijd om hoger beroep in te stellen, maar deed dit pas op 15 oktober 2021, wat ruim na de wettelijke termijn was. Hoewel de raadsvrouw recht had op afschrift van de stukken, waaronder de dagvaarding, oordeelde het hof dat dit niet leidde tot een verschoonbare termijnoverschrijding voor het instellen van het hoger beroep. Het hof verklaarde de verdachte daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep.