ECLI:NL:GHARL:2022:9187

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
TBS P22-076
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1986. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Den Haag van 15 februari 2022, waarin de terbeschikkingstelling met een jaar werd verlengd en het verzoek om een maatregelrapport werd afgewezen. De terbeschikkinggestelde had verzocht om de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, maar het hof oordeelt dat de samenwerking met de reclassering nog onvoldoende is om dit verzoek te honoreren. Het hof benadrukt dat er meer intensieve samenwerking nodig is tussen de terbeschikkinggestelde en de reclassering, en dat er een maatregelrapport moet worden opgesteld voor de volgende verlengingsprocedure, waarin ook de mogelijkheden voor resocialisatie in Den Bosch aan bod komen.

Tijdens de zitting op 29 september 2022 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en een reclasseringswerker gehoord. De raadsvrouw stelde dat de terbeschikkingstelling kan worden bevestigd, maar dat de dwangverpleging moet worden beëindigd onder voorwaarden. De advocaat-generaal was van mening dat de beslissing van de rechtbank bevestigd moest worden, omdat het nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het hof concludeert dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en bevestigt de beslissing, met de aanvulling dat de terbeschikkinggestelde zich moet inspannen voor een betere samenwerking met de reclassering.

Het hof wijst het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege af, omdat de samenwerking tussen de terbeschikkinggestelde en de reclassering nog niet voldoende is om dit te rechtvaardigen. Het hof roept de terbeschikkinggestelde op om zich in te spannen voor een betere samenwerking, zodat er een stabiele basis kan worden gelegd voor een eventuele voorwaardelijke beëindiging in de toekomst.

Uitspraak

TBS P22-076
Beslissing d.d. 13 oktober 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende aan de [adres] in [plaats] , onder de verantwoordelijkheid van Forensisch Psychiatrisch Centrum [naam] (hierna: de kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 15 februari 2022. Deze beslissing houdt in verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar en afwijzing van het verzoek voor het doen opstellen van een maatregelrapport.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 17 februari 2022;
- de aanvullende informatie van de kliniek van 15 juni 2022;
- de wettelijke aantekeningen van 7 december 2021 tot en met 9 juni 2022;
- het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van dit hof op 30 juni 2022;
- het reclasseringsadvies van 16 september 2022.
Het hof heeft ter zitting van 29 september 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, advocaat te 's-Gravenhage, de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, en [reclasseringswerker] , reclasseringswerker.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar kan worden bevestigd, maar dat de dwangverpleging dient te worden beëindigd onder voorwaarden. Het reclasseringsadvies van 16 september 2022 doet geen recht aan de persoon van de terbeschikkinggestelde en aan de ontwikkelingen die hij heeft doorgemaakt. Met het advies is onvoldoende voldaan aan de opdracht van het hof van 30 juni 2022. Zo is onvoldoende onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor resocialisatie in [plaats] en vrijwel geheel geen onderzoek verricht naar de mogelijkheden daarvoor in [plaats 2] . De terbeschikkinggestelde heeft al geruime tijd aangetoond met steun zelfstandig buiten de kliniek te kunnen functioneren. Er is een langdurige opbouw geweest van de samenwerking met de reclassering. In het advies van de reclassering staat niet dat een voorwaardelijke beëindiging onverantwoord zou zijn of dat het recidiverisico te hoog zou zijn. Het advies is gebaseerd op onderbuikgevoelens. Nu de reclassering heeft verzuimd voorwaarden te formuleren waaronder de verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd, heeft de terbeschikkinggestelde zelf een voorstel daartoe gedaan.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden bevestigd. Uit het advies van de reclassering volgt dat het nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De terbeschikkinggestelde is zeer recent verhuisd. Dat lijkt goed te gaan, maar een aantal zaken, zoals begeleiding van het forensisch FACT-team (ForFACT), is nog niet geregeld. In de resterende periode van de terbeschikkingstelling kan de terbeschikkinggestelde ook werken aan een betere relatie met de reclassering.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van een jaar. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Het hof heeft op de zitting van 30 juni 2022 het onderzoek aangehouden en verzocht de reclassering een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, waarbij aandacht dient te worden besteed de mogelijkheden van een verdere resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in [plaats] en [plaats 2] .
De reclassering heeft op 16 september 2022 een adviesrapport uitgebracht naar aanleiding van een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De conclusie van de reclassering is dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op dit moment een premature stap zou zijn. De reclassering heeft twijfels over de begeleidbaarheid van de terbeschikkinggestelde en over zijn bereidwilligheid om zich te conformeren aan het reclasseringstoezicht. In de visie van de reclassering zal een stabielere basis moeten worden gelegd voor verdere samenwerking in de toekomst. Op dit moment is die basis nog onvoldoende om adequate samenwerkingsafspraken te kunnen maken in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, aldus de reclassering.
Het hof stelt vast dat de reclassering niet de mogelijkheid heeft onderzocht van resocialisatie in [plaats 2]. Evenmin heeft de reclassering in eerste instantie voorwaarden voor een eventuele voorwaardelijke beëindiging geformuleerd. De opdracht tot het formuleren van die voorwaarden lag echter besloten in het verzoek van het hof om onderzoek te doen. Pas op zitting heeft de betreffende reclasseringswerker, desgevraagd, zijn aantekeningen voor eventuele voorwaarden overgelegd aan het hof. Het beperkte onderzoek leidt echter niet tot een nieuwe opdracht aan de reclassering omdat het hof inmiddels over voldoende gegevens beschikt om te kunnen oordelen.
Het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen. Het hof is, in lijn met het advies van de reclassering, van oordeel dat het nog te vroeg is om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. De samenwerking tussen de terbeschikkinggestelde en de reclassering is daarvoor nog onvoldoende intensief en vruchtbaar. De termijn die resteert tot de volgende verlengingsprocedure biedt de terbeschikkinggestelde en de reclassering de gelegenheid om die samenwerking te intensiveren en het vertrouwen over en weer te winnen, en zo een stabiele basis te leggen voor een adequate samenwerking in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het hof wijst de terbeschikkinggestelde er nadrukkelijk op dat ook hij zich daarvoor moet inspannen.
Het hof acht het wenselijk dat voor de volgende verlengingsprocedure een maatregelrapport wordt opgesteld, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden om de veroordeelde (verder) te laten resocialiseren in [plaats 2]

Beslissing

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank van met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] .
Wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en dr. E.L.M. Klein Haneveld als raden,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders als griffier,
en op 13 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Vegter, de raden en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.