ECLI:NL:GHARL:2022:9155

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
TBS P22/071
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en beoordeling van recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1976. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2022, waarbij de terbeschikkingstelling met twee jaar werd verlengd. Het hof overweegt dat hoewel een verlenging met één jaar mogelijk meer perspectief biedt voor de terbeschikkinggestelde, te snelle stappen richting resocialisatie contraproductief kunnen zijn. Het hof wijst op het recidiverisico, dat niet volledig gelijkgesteld kan worden aan gevaar voor destabilisatie, en pleit voor een voortvarender resocialisatie dan momenteel wordt voorzien.

Tijdens de zitting op 29 september 2022 zijn de terbeschikkinggestelde, haar raadsman mr. J.H.S. Vogel, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen gehoord. Deskundigen hebben hun rapporten gepresenteerd, waaruit blijkt dat het recidiverisico verschillend wordt ingeschat. Het hof concludeert dat er een verhoogd recidiverisico bestaat, vooral bij het wegvallen van de huidige kaders van de terbeschikkingstelling, wat kan leiden tot emotionele instabiliteit en impulsiviteit.

Het hof benadrukt het belang van een zorgconferentie binnen de verlengingsperiode om de mogelijkheden voor uitstroom uit de terbeschikkingstelling te onderzoeken. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, met de toevoeging dat de behandeling en resocialisatie meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van één jaar. Het hof is van mening dat de huidige kliniek een belangrijke rol speelt in de toekomstige resocialisatie van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

TBS P22-071
Beslissing d.d. 13 oktober 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
verblijvende in [FPK] [naam] onder verantwoordelijkheid van Forensisch Psychiatrisch Centrum [naam en plaats] (hierna: de kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft onder meer gelet op de volgende stukken:
- de tussenbeslissing van het hof van 16 juni 2022;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof op 2 juni 2022;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof op 15 september 2022;
- de e-mails van de raadsman van 28 september 2022;
- de e-mails van de terbeschikkinggestelde van 29 september 2022.
Het hof heeft ter zitting van 29 september 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsman mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen. Daarbij zijn als deskundigen gehoord:
- [deskundige 1] , psychiater te Zwolle;
- [deskundige 2] , klinisch psycholoog te Amsterdam;
- [deskundige 3] , GZ-psycholoog bij de kliniek;
- [deskundige 4] , psychiater bij de kliniek.
Het hof heeft kennisgenomen van correspondentie die na sluiting van de behandeling van de zaak is binnengekomen en ziet geen aanleiding tot heropening van het onderzoek.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkingstelling met slechts één jaar moet worden verlengd. Binnen de huidige kaders wordt het recidiverisico als laag of matig ingeschat. Het is de bedoeling dat de terbeschikkinggestelde doorgeplaatst wordt naar een andere voorziening. Er worden echter te weinig stappen gezet en er is onvoldoende zicht op een vervolgtraject.
In het jaar van de verlenging kunnen de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging alsmede mogelijke plaatsing in [vervolgplek] worden beproefd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd. Binnen een jaar zal niet overgegaan kunnen worden naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Het is van belang dat een woonvorm wordt gevonden waar de terbeschikkinggestelde kan verblijven anders dan op titel van de maatregel terbeschikkingstelling.
Het oordeel van het hof
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Recidiverisico
Uit de overgelegde deskundigenrapporten en de ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting leidt het hof het volgende af.
De deskundigen schatten de mate van gevaar op recidive verschillend in. Wel bestaat overeenstemming dat bij het wegvallen van de huidige kaders van de terbeschikkingstelling een grote mate van emotionele instabiliteit en psychische ontregeling te verwachten is. Dat kan vervolgens leiden tot toename van impulsiviteit en onvoorspelbaarheid, en daarmee tot een hoger recidiverisico. Alles overwegende stelt het hof vast dat sprake is van recidivegevaar in die mate dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist.
Verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Hoewel een verlenging met één jaar de terbeschikkinggestelde mogelijk meer perspectief zal bieden, kunnen te snelle stappen richting resocialisatie bij haar ontregelend en daarmee contraproductief werken.
Het hof wijst er wel op dat het recidiverisico, dat niet geheel kan worden gelijkgesteld aan gevaar voor destabilisatie, een voortvarender resocialisatie lijkt te rechtvaardigen dan nu wordt voorzien. Het hof kan zich verenigen met de bevindingen en conclusies van psycholoog [deskundige 2] over het risico, zoals door haar toegelicht op de zitting van het hof. Het risico op soortgelijke feiten als waarvoor bij betrokkene de huidige maatregel werd opgelegd is moeilijk in te schatten. Betrokkene was destijds een first-offender. Ook de uiteenlopende stresserende omstandigheden binnen de kliniek, met vele bezwaren van de kant van betrokkene en verzoeken tot overplaatsing, hebben nooit opnieuw geleid tot vergelijkbare feiten of tot een opmaat daartoe, en ook niet tot andere gewelddadige incidenten. Zoals ook psycholoog [deskundige 5] in 2016 al opmerkte is het specifieke delictscenario, en meer specifiek de vraag wat destijds nou precies de aanleiding was tot het stichten van de brand, moeilijk te achterhalen. Hoewel een hoog recidivegevaar daarmee niet goed te onderbouwen is, is bij het wegvallen van begeleiding wel een grote mate van emotionele instabiliteit te verwachten. Die kwetsbaarheid is duurzaam in de persoonlijkheidsontwikkeling van betrokkene geworteld. Het meest waarschijnlijk is dat zowel interne factoren (haar gebrekkig probleemoplossend en stressregulerend vermogen) als situatieve factoren hebben bijgedragen aan de delictdynamiek van destijds. Er is geen sprake van pyromanie of anderszins een drang tot het in brand steken van goederen. Volgens de deskundige is het van belang om al bij de volgende stap in de resocialisatie een plek te vinden waar de terbeschikkinggestelde lang kan blijven. Het zou goed zijn als de huidige kliniek die vervolgplek een 'gebruiksaanwijzing’ van de terbeschikkinggestelde kan meegeven. Langer verblijf in de huidige kliniek geeft echter geen garantie voor een goede overgang naar de vervolgplek.
Gelet hierop acht het hof het wenselijk dat binnen de huidige verlengingsperiode een zorgconferentie wordt georganiseerd waarin de mogelijkheden voor uitstroom uit de terbeschikkingstelling, in het licht van het voorgaande, nader worden onderzocht.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en dr. E.L.M. Klein Haneveld als raden,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders als griffier,
en op 13 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Vegter, de raden en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.