ECLI:NL:GHARL:2022:9154

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
TBS P22/130
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van terbeschikkingstelling en afwijzing van verzoeken tot voorwaardelijke beëindiging van verpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank Noord-Nederland. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1964, verbleef in een Forensisch Psychiatrisch Centrum en had beroep aangetekend tegen de verlenging van zijn terbeschikkingstelling met twee jaren, die eerder door de rechtbank was uitgesproken. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van de terbeschikkinggestelde tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging af.

Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. De rechtbank had eerder besloten tot verlenging van de terbeschikkingstelling, waarbij het hof de omstandigheden van de zaak in overweging nam, waaronder het recidivegevaar en de medewerking van de terbeschikkinggestelde aan onderzoeken. De terbeschikkinggestelde had tijdens transmuraal verlof contact onderhouden met een minderjarige, wat als delictgerelateerd werd beschouwd.

De raadsman stelde dat de verlenging disproportioneel was en dat de terbeschikkinggestelde een kans moest krijgen voordat hij in een longstay zou worden geplaatst. Het hof oordeelde echter dat de verlenging van de maatregel gerechtvaardigd was, gezien het hoge recidivegevaar en het gebrek aan vertrouwen tussen de terbeschikkinggestelde en zijn behandelaars. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees alle verzoeken tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging af, met de overweging dat de beoordeling van de longstay-aanvraag eerst moest worden afgewacht.

Uitspraak

TBS P22/130
Beslissing d.d. 13 oktober 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [naam en plaats] (hierna: de kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissingen van 20 september 2021 en van 15 maart 2022 van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen. Deze beslissingen houden in de verlenging van de ter beschikkingstelling met een termijn van twee jaren, de impliciete afwijzing van de verzoeken tot aanhouding en, zo begrijpt het hof, de afwijzing van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van de onderzoeken in eerste aanleg;
- de beslissingen waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 17 maart 2022;
- de aanvullende informatie van de kliniek van 15 september 2022;
- de e-mail van het ressortsparket van 28 september 2022 met informatie over de stand van zaken van de longstayaanvraag.
Het hof heeft ter zitting van 29 september 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft zich op het standpunt gesteld dat verlenging van de terbeschikkingstelling disproportioneel is. De terbeschikkinggestelde moet nog een kans worden gegeven voordat overgegaan wordt tot plaatsing in de longstay. Hij is evident minder impulsief geworden, is minder gevoelig voor spanningen en is, volgens de kliniek, minder met seks bezig. Deskundigen hebben gesteld dat de reclassering in staat moet zijn voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging te formuleren. Dan moet een voorwaardelijke beëindiging uitgesproken worden. Het is dan aan de reclassering om de benodigde capaciteit en middelen daarvoor te regelen, al dan niet via het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Primair heeft de raadsman verzocht de dwangverpleging onder voorwaarden te beëindigen, al dan niet na aanhouding van de zaak voor het door de reclassering laten verrichten van een onderzoek naar de benodigde voorwaarden. Subsidiair is verzocht de terbeschikkinggestelde te laten observeren door het Pieter Baan Centrum om te bezien onder welke voorwaarden een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging mogelijk is. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht te bepalen dat een zorgconferentie wordt georganiseerd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissingen van de rechtbank kunnen worden bevestigd. Verlenging van de maatregel is niet disproportioneel. Weliswaar is de veroordeling al in 1999 uitgesproken, maar er is sprake van een als hoog ingeschat recidivegevaar en er is geen alternatief voorhanden. De terbeschikkinggestelde is nog maar deels begonnen aan de resocialisatie en er is mogelijk sprake van een plaatsing in de longstay. Controle op de terbeschikkinggestelde is moeilijk gebleken en er is een gebrek aan vertrouwen tussen hem en zijn behandelaars.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen toewijzing van de subsidiair en meer subsidiair gedane verzoeken. Eerst moet de beoordeling door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (hierna: LAP) van de aanvraag voor de longstay plaatsing worden afgewacht.
Het oordeel van het hof
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Indexdelicten
De terbeschikkingstelling is opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 april 1999, ter zake van verkrachting en het ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. Dit zijn misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is daarom niet in duur beperkt.
Proportionaliteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 4 november 1999 en loopt inmiddels bijna 23 jaren. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij, het belang van de terbeschikkinggestelde, naarmate de maatregel langer duurt, steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof echter van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Naast het tijdsverloop in relatie tot de ernst van de indexdelicten, moet namelijk ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar in aanmerking worden genomen. Daarbij heeft het hof met name betrokken dat de kliniek het recidiverisico als hoog heeft ingeschat en dat ook de externe rapporteurs concluderen tot een matig recidiverisico.
Afwijzing verzoeken met betrekking tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging
Bij de beoordeling van de namens de terbeschikkinggestelde gedane verzoeken heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat:
- de terbeschikkinggestelde terwijl hij transmuraal verlof had, voor langere tijd buiten het zicht van het begeleidende team contacten met een minderjarige onderhield en op multimedia kennelijk zocht naar beelden van minderjarigen. Dit betreffen delictgerelateerde handelingen;
- volgens het reclasseringsadvies een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging het risicomanagement een zeer strikt kader met voldoende intensief toezicht en voldoende frequente controles vergt. Dit behoort volgens het advies niet tot de mogelijkheden van de reclassering;
- de terbeschikkinggestelde in het kader van de longstayaanvraag medewerking weigerde aan onderzoek door externe deskundigen;
- ( de mogelijkheden voor) de behandeling van de terbeschikkinggestelde op dit moment worden bezien in de procedure voor een longstayaanvraag bij de LAP. De kliniek heeft in dat kader te kennen gegeven nog eens te kijken naar de mogelijkheid van een nieuwe behandel- en/of resocialisatiepoging.
Gelet hierop wijst het hof alle verzoeken die samenhangen met een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging af en ziet het hof evenmin aanleiding te overwegen dat het organiseren van een zorgconferentie thans wenselijk is.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 15 maart 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Wijst af het verzoek tot het laten onderzoeken van de voorwaarden waaronder een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege mogelijk is.
Wijst af het verzoek tot het laten observeren van de terbeschikkinggestelde.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en dr. E.L.M. Klein Haneveld als raden,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders als griffier,
en op 13 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Vegter, de raden en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.