In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om alleen belast te worden met het gezag over zijn minderjarige dochter. De moeder verblijft met de minderjarige op een onbekende locatie in het buitenland, waardoor er geen volwassene is die belangrijke beslissingen voor het kind kan nemen. Het hof heeft geoordeeld dat het niet in het belang van de minderjarige is om haar hoofdverblijfplaats bij de vader in Nederland te bepalen, gezien het gebrek aan contact tussen de vader en het kind. De vader heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sinds de eerdere beschikking van de rechtbank sprake is van gewijzigde omstandigheden die een beëindiging van het gezamenlijk gezag rechtvaardigen. Het hof heeft ook het verzoek van de vader om te verklaren dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst, afgewezen. De moeder is als gezaghebbende ouder verplicht om de ontwikkeling van een band tussen de minderjarige en de vader te bevorderen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof heeft overwogen dat de vader niet kan worden ontvangen in zijn aanvullende verzoek om te verklaren dat de rechters onrechtmatig hebben gehandeld, aangezien de Staat geen procespartij is in deze procedure.