Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verweerster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot inschrijving van een echtscheidingsbeschikking en de betaling van een bruidsschat. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarop de rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2021 de echtscheiding heeft uitgesproken en de man heeft veroordeeld tot betaling van een bruidsschat van € 5.000,- aan de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen tegen deze veroordeling, maar het hof heeft vastgesteld dat de echtscheidingsbeschikking op 11 september 2021 in kracht van gewijsde is gegaan en dat er geen verzoek tot inschrijving van deze beschikking is gedaan binnen de daarvoor geldende termijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 1:163 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor heeft de echtscheidingsbeschikking haar kracht verloren, en is er geen rechtsgrond meer voor de behandeling van het verzoek tot betaling van de bruidsschat. Het hof heeft de man daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 oktober 2022, waarbij de man aanwezig was met zijn advocaat, terwijl de vrouw niet verscheen, maar wel vertegenwoordigd was door haar advocaat. De advocaten hebben verklaard dat de echtscheidingsbeschikking niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, wat van belang is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheid is om de termijn voor inschrijving te verlengen, en dat de rechtszekerheid in het geding is. De beslissing van het hof is op 25 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.