ECLI:NL:GHARL:2022:9055

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
21-004097-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting met gebruik van een mes en vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder verkrachting en poging tot moord. Het hof oordeelde dat de tenlastegelegde verkrachting wel bewezen kon worden, terwijl de verdachte vrijgesproken werd van de andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot moord en andere geweldsdelicten, en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor deze feiten. De bewezenverklaring van de verkrachting was gebaseerd op een filmpje dat op de telefoon van de verdachte was aangetroffen, waarop vernederende handelingen te zien waren. Het hof oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer en dat de handelingen als mensonterend moesten worden gekwalificeerd. De verdachte had eerder geen onherroepelijke veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar het hof hield rekening met zijn kwetsbare positie en de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd. De strafoplegging werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, waarbij het hof de oriëntatiepunten voor straftoemeting in acht nam.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004097-20
Uitspraak d.d.: 10 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats [plaats] , van 27 oktober 2020 met parketnummer 08-910065-19 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G. Palanciyan, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Door de officier van justitie is bij akte van 9 november 2020 onbeperkt hoger beroep ingesteld. Uit de schriftuur hoger beroep blijkt dat het hoger beroep zich enkel richt tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken voor feit 2 en feit 4. Het OM berust in de vrijspraak voor feit 1 en de veroordeling voor feit 3 (waarbij het tenlastegelegde onder 3 gedeeltelijk bewezen is verklaard). Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal dit bevestigd en het hof verzocht het OM niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van feit 1 en feit 3.
Het hof overweegt dat er geen grieven zijn ingediend tegen feit 1 en feit 3. De advocaatgeneraal heeft geen belang bij het beoordelen van deze feiten in hoger beroep. Het hof ziet ook zelf geen redenen die een inhoudelijke behandeling van deze feiten in hoger beroep noodzakelijk maken. Het hof zal het OM niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover gericht tegen de feiten 1 en 3.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing ten aanzien van feit 4 komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
2. primair
hij op of omstreeks 14 september 2019 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een (vlees)mes steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van de hartstreek van die [slachtoffer] en/of met kracht de keel van die [slachtoffer] heeft dicht geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 14 september 2019 te [plaats] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden over haar lichaam ( borststreek) heeft toegebracht door die [slachtoffer] voornoemd met een (vlees)mes in haar lichaam te steken en/of te snijden en/of te krassen;
2. meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 september 2019 te [plaats] , ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] opzettelijk met een (vlees)mes in haar lichaam (borststreek) heeft gestoken en/of gesneden en/of gekrast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. primair
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 14 september 2019 t/m 30 oktober 2019 te [plaats] , althans in Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, iemand, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] voornoemd, te weten
- het brengen, duwen, houden van een heft van een mes in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van dat/die mes(sen), en/of
- het door die [slachtoffer] bij zichzelf in haar vagina en/of anus laten brengen, duwen, houden van een heft van een mes en/of het (vervolgens) heen en weer laten bewegen van dat/die mes(sen),
en welk geweld en/of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid bestond uit
- het opsluiten van die [slachtoffer] in de woning, althans het haar beletten de woning te verlaten door haar te dwingen zich uit te kleden en/of haar kleding (vervolgens) in een afgesloten kast te deponeren en/of
- het opzettelijk gebruikmaken van een psychische dwangsituatie welke bestond door zijn, verdachtes, fysieke overwicht en/of doordat verdachte door eerdere mishandelingen en bedreigingen een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd voor die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon en/of durfde te verzetten en/ofonttrekken tegen/aan de handelingen van/door verdachte;
4. subsidiair
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 14 september 2019 t/m 30 oktober 2019 te [plaats] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, iemand, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het brengen, duwen, houden van een heft van een mes in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van dat/die mes(sen), en/of
- het door die [slachtoffer] bij zichzelf in haar vagina en/of anus laten brengen, duwen, houden van een heft van een mes en/of het (vervolgens) heen en weer laten bewegen van dat/die mes(sen),
en welk geweld en/of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid bestond uit
- het opsluiten van die [slachtoffer] in de woning, althans het haar te beletten de woning te verlaten door haar te dwingen zich uit te kleden en/of haar kleding (vervolgens) in een afgesloten kast te deponeren en/of
- het opzettelijk gebruikmaken van een psychische dwangsituatie welke bestond door zijn, verdachtes, fysieke overwicht en/of doordat verdachte door eerdere mishandelingen en bedreigingen een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd voor die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan de handelingen van/door verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van dit feit.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft wisselend verklaard over de gebeurtenissen die zich in de nacht van vrijdag op zaterdag 14 september 2019 hebben afgespeeld. In haar eerste verklaring gaf zij aan dat zij door drie mannen was mishandeld. Later verklaarde aangeefster dat zij op 14 september 2019 door verdachte is mishandeld. Het hof is daarom terughoudend om de verklaringen van aangeefster te gebruiken als bewijs voor het onder 2 tenlastegelegde. Naast de verklaring van aangeefster, bevindt zich voor het tenlastegelegde weinig steunbewijs in het dossier. Er is een letselrapportage van een forensisch arts van de GGD, die aangeefster op 14 september 2019 heeft onderzocht, inhoudende dat het beeld van de kraswonden boven en onder aangeefsters linker borst suspect is voor zelfbeschadiging. Mede daarom kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat aangeefsters letsel van 14 september 2019 door verdachte, die het tenlastegelegde heeft ontkend, is toegebracht. Er is derhalve geen sprake van wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 4

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van oordeel dat het onder 4 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt raadsman
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat er een gebrek is aan wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het onder 4 tenlastegelegde heeft betrekking op de gebeurtenissen die te zien zijn op het filmpje dat is aangetroffen op de telefoon van verdachte. Dit filmpje is beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2019 op pagina 35 van het procesverbaal van het [naam onderzoek] . Op dit filmpje is te zien dat aangeefster het heft van een mes in haar vagina heeft ingebracht en heen en weer beweegt alsof zij zichzelf bevredigt. Ook is in de anus van aangeefster het heft van een ander mes ingebracht. Aangeefster kijkt op deze beelden gepijnigd of bedrukt. Op het filmpje is, naast de stem van aangeefster, de stem van verdachte te horen. Verdachte praat op een dwingende toon en draagt aangeefster onder andere op om “harder” te gaan. Daarnaast wordt in het filmpje de naam [naam] genoemd. Verdachte zegt onder andere: “Kijk maar, hè [naam] ”. Ook wordt aangeefster opgedragen om [naam] aan te spreken. Met een snikkerige stem zegt zij: “ [naam] , I love you”.
Uit het dossier is niet op te maken door wie de messen in de vagina en anus van aangeefster zijn ingebracht. Op het filmpje is echter gedurende zeven seconden de hand van verdachte te zien. Verdachte beweegt het heft van het mes in de anus van aangeefster op en neer. Deze handeling kan worden geduid als een gedraging die volgt op het eigenlijke binnendringen en kan daarmee worden gekwalificeerd als een handeling die mede bestaat uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster.
Het hof heeft, na het bekijken van de beelden, geconstateerd dat op het filmpje inderdaad te zien is wat in het proces-verbaal van bevindingen is beschreven. De verdediging en de advocaat-generaal zijn tevens in de gelegenheid gesteld het filmpje te bekijken.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat het filmpje door verdachte uit frustratie is gemaakt om door te sturen naar een jongen met wie aangeefster seks gehad zou hebben. Volgens getuige [getuige] heette deze jongen [naam] . In het proces-verbaal van aangifte heeft aangeefster zelf ook aangegeven seks te hebben gehad met een jongen die [naam] heet. Het hof maakt hieruit op dat het filmpje is gemaakt door verdachte om uit frustratie of als wraakactie te kunnen toesturen aan [naam] .
Aangeefster heeft van het begin af aan verklaard dat dit filmpje en de handelingen daarop mensonterend en vernederend voor haar waren. Aangeefster heeft op 3 januari 2020 over het filmpje verklaard dat zij deze handelingen van verdachte moest doen. Zij wilde de handelingen niet uitvoeren, maar werd door verdachte met een mes bedreigd en zou met een slipper geslagen worden wanneer zij het niet zou doen. Ook in haar aangifte heeft aangeefster verklaard dat het filmpje met de messen heftig was en dat zij niet achter dit filmpje stond en het van verdachte moest maken.
Verdachte heeft toegegeven dat hij aangeefster in de periode 7 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019 meerdere malen heeft mishandeld door haar, onder andere met een slipper, te slaan. De rechtbank heeft dit als feit 3 ook bewezenverklaard.
Het hof acht bewezen dat aangeefster zich gedwongen voelde de door verdachte geïnitieerde handelingen op het filmpje uit te voeren, omdat zij bang was mishandeld te worden door verdachte. Deze angst vloeide voort uit eerdere mishandelingen door verdachte en de mede daarop gebaseerde dreigende situatie die hij tijdens het maken van het filmpje voor aangeefster had laten ontstaan.
Verdachte heeft aangevoerd dat de handelingen op het filmpje deel uitmaakten van de manier waarop hij en aangeefster vaker (sm)seks hadden. Het hof acht dit scenario niet aannemelijk geworden. Hoewel verdachte en aangeefster vaker seksfilmpjes maakten, waren deze filmpjes van een andere aard dan het filmpje dat ten grondslag ligt aan het onder 4 tenlastegelegde. Dit filmpje is namelijk ook gericht aan een ander – [naam] – en is kennelijk bedoeld om als wraak naar die [naam] te sturen. Het hof merkt verder op dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij tijdens het maken van het filmpje “flipte”. Dat bevestigt naar het oordeel van het hof dat het hier geen filmpje was dat onder dezelfde omstandigheden is gemaakt als tussen verdachte en het slachtoffer gebruikelijk zou zijn geweest.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4. primair
hij op enig tijdstip in
of omstreeksde periode van 14 september 2019 tot en met 30 oktober 2019 te [plaats]
, althans in Nederland,door
geweld en/of een andere feitelijkheid en/ofbedreiging met geweld en
/ofeen andere feitelijkheid
, iemand, te weten[slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] voornoemd, te weten
- het brengen, duwen, houden van een heft van een mes in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van dat/die mes(sen), en/of
- het door die [slachtoffer] bij zichzelf in haar vagina en
/ofanus laten brengen, duwen, houden van een heft van een mes en
/ofhet (vervolgens) heen en weer laten bewegen van
dat/die mes
(sen
),
en welke
geweld en/of andere feitelijkheid en/ofbedreiging met geweld en
/ofandere feitelijkheid bestond uit
- het opsluiten van die [slachtoffer] in de woning, althans het haar beletten de woning te verlaten door haar te dwingen zich uit te kleden en/of haar kleding (vervolgens) in een afgesloten kast te deponeren en/of
- het opzettelijk gebruikmaken van een psychische dwangsituatie welke bestond
door zijn, verdachtes, fysieke overwicht en/ofdoordat verdachte door eerdere mishandelingen en bedreigingen een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd voor die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zich niet kon en
/ofdurfde te verzetten en
/ofonttrekken tegen/aan de handelingen van/door verdachte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 4 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verzocht om, in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met het feit dat uit rapportages blijkt dat verdachte een kwetsbaar persoon is en dat de feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De raadsman heeft verzocht om een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en heeft tevens gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van aangeefster.
Er is sprake van een filmpje waarop vernederende handelingen te zien zijn. Aangeefster heeft meerdere keren verklaard dat zij dit filmpje en de handelingen die zij daarop moest uitvoeren als mensonterend heeft ervaren, hetgeen op het filmpje ook duidelijk zichtbaar was. Verdachte heeft aangeefster zich onveilig laten voelen bij de persoon met wie zij een liefdesrelatie had en haar gebruikt om wraak te nemen op een ander. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit waarmee hij de lichamelijke en seksuele integriteit van aangeefster heeft geschonden.
Het hof rekent het verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in hem had.
Bij de straftoemeting neemt het hof de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor een feit als het onderhavige in aanmerking. Op grond van die oriëntatiepunten wordt voor verkrachting een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden als uitgangspunt gehanteerd. Volgens de oriëntatiepunten gelden tevens strafverzwarende omstandigheden, nu sprake is van een vernederende setting en een beeldopname van het strafbare feit.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 augustus 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit werkt derhalve niet strafverzwarend.
Uit de Pro Justitiarapportage van 17 april 2020 komt naar voren dat verdachte lijdt aan een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne. Door de ontwikkelingsstoornis ontbreekt het verdachte aan voldoende sociale, emotieregulatie- en probleemoplossingsvaardigheden. De rapporteur adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Uit het reclasseringsadvies van 8 juli 2020 blijkt tevens dat verdachte over onvoldoende copingvaardigheden beschikt om op een adequate wijze om te gaan met problemen en emoties. Het hof neemt deze adviezen over en houdt hiermee rekening bij de strafoplegging.
Het hof houdt tevens rekening met het feit dat verdachte en aangeefster een niet alledaagse relatie hadden. Beiden zijn kwetsbare personen die in de periode van het bewezenverklaarde overmatig harddrugs gebruikten. Daarnaast behoorde ruige seks tot hun seksuele voorkeuren.
Het hof betrekt in zijn afweging voorts het feit dat verdachte voor feit 3 – dat in hoger beroep niet aan de orde is – door de rechtbank reeds een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd heeft gekregen.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor feit 4 voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal in beginsel volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten verdovende middelen en één telefoon, behoren aan verdachte toe.
De verdovende middelen zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien dit voorwerpen betreffen waarvan het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Op de in beslag genomen telefoon staat het filmpje van de verkrachting. Dit voorwerp heeft daarmee een rol gespeeld bij het bewezenverklaarde. De telefoon zal verbeurd worden verklaard, nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ter zake van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en het onder 4 tenlastegelegde en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 Telefoontoestel (Samsung A40).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 gripzakje met bruin blokje v01.01.002 (verdovende middelen)
- 1 wit gevouwen papiertje met inhoud (verdovende middelen)
- Inhoud van het witte gevouwen zakje v01.01.003 (verdovende middelen).
Aldus gewezen door
mr. R.M. Maanicus, voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire en mr. N.C. van Lookeren Campagne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,
en op 10 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 10 oktober 2022.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. M.E. Ruiter, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.