ECLI:NL:GHARL:2022:9034

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
21-000632-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vonnis en oplegging van gevangenisstraf in hoger beroep na meerdere woninginbraken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in Litouwen en thans verblijvende in een psychiatrische instelling, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor meerdere woninginbraken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de opgelegde straf, maar het vonnis voor het overige bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.

De zaak kwam aan het hof na een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van 8 februari 2022. Tijdens de zittingen op 25 juli en 7 oktober 2022 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 42 maanden gevorderd, maar het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist, behalve voor de straf. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een zestal woninginbraken, waarbij hij onder andere huissleutels, autosleutels, sieraden en geld had gestolen. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de stelselmatigheid van de gepleegde delicten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Het hof heeft ook de veranderde proceshouding van de verdachte in hoger beroep en zijn behandeling in de psychiatrische instelling meegewogen. De verdachte heeft tijdens de zitting spijt betuigd en verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Het hof achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden te zwaar en heeft besloten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met als doel de verdachte te stimuleren om zich in de toekomst niet opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000632-22
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 8 februari 2022 met parketnummer 18-195588-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te (Litouwen) op [geboortedag] 1986,
thans verblijvende in [psychiatrische instelling] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 juli 2022 en 7 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast is gevorderd de op de beslaglijst vermelde goederen verbeurd te verklaren, aan het verkeer te onttrekken of aan de rechthebbende terug te geven zoals vermeld in het vonnis van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.P.E.M. Pover, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 8 februari 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 primair, 7 subsidiair, 8 primair,
9 primair en 10 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 maanden met aftrek van het voorarrest.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De volgende inbeslaggenomen voorwerpen zijn verbeurd verklaard: een zwarte Samsung telefoon, een zwarte Tomtom navigator, zwart gereedschap, een zwarte paraplu, een zwart keukenartikel, een Davidoff sigaret, een aansteker, vloei, een zwarte DKNY pet, schoeisel, een beige mand, een handschoen, twee hoeden en een zwarte jas.
Daarnaast is een zak hasj onttrokken aan het verkeer en is de teruggave gelast van een grijs kussen aan [slachtoffer 1] en een zwarte Apple computer aan [slachtoffer 2] .
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen, behalve voor zover het de door de rechtbank opgelegde straf betreft. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zestal woninginbraken gedurende de nachtrust en heeft daarbij onder meer huissleutels, autosleutels, sieraden, geldbedragen, een mountainbike en een tablet gestolen. Met de autosleutels heeft hij twee auto’s weggenomen. In één van die voertuigen is hij staande gehouden omdat er gestolen Duitse kentekenplaten op de auto waren aangebracht. Verder is gebleken dat verdachte voorafgaande aan die autodiefstal, in een in Duitsland gestolen rode Volkswagen Caddy heeft gereden. Met beide voertuigen heeft verdachte meermalen brandstof getankt zonder die brandstof af te rekenen.
Vermogensdelicten veroorzaken veel overlast en vergroten zo de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met voornoemd handelen heeft verdachte verder aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft hij inbreuk gemaakt op de veilige woonomgeving van de slachtoffers. Het is voor slachtoffers van woninginbraken onaangenaam om te leven met de wetenschap dat er vreemde mensen in hun huis zijn geweest die hun spullen hebben doorzocht. De eigen woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dit geldt te meer nu de slachtoffers ten tijde van de inbraken in hun woning lagen te slapen.
Zoals de rechtbank heeft overwogen heeft het handelen van verdachte het karakter van een strooptocht, waarbij hij met vooropgezet doel datgene wegnam wat hij voor zijn levensonderhoud en voortzetting van die strooptocht meende te kunnen gebruiken.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij ter zake van onder meer vermogensdelicten, in zowel Nederland als in andere Europese landen, meermalen is veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen.
Uit een reclasseringsadvies van 26 augustus 2021 blijkt dat het verblijfsrecht van verdachte binnen de Europese Unie per 18 november 2014 is beëindigd en dat verdachte sindsdien ongewenst is verklaard.
In een trajectconsult van 17 september 2021 staat vermeld dat, uitgaande van een reclasseringsrapport uit 2014, bij verdachte vanaf jonge leeftijd sprake zou zijn geweest van agressie- regulatieproblemen en een periode van depressie en suïcidaliteit.
Namens verdachte is ter zitting van het hof aangevoerd dat in zaken, waarin sprake is geweest van vergelijkbare strooptochten, beduidend lagere gevangenisstraffen zijn opgelegd dan de gevangenisstraf van 42 maanden in deze zaak. Verzocht wordt daarom om te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf van maximaal 24 tot 28 maanden.
Verdachte maakte tijdens de zitting van het hof een zeer sombere indruk en heeft desgevraagd naar voren gebracht dat hij tijdens zijn verblijf in [COA-opvang] in een diepe depressie is geraakt en daardoor is overgeplaatst naar [psychiatrische instelling] . Zijn behandelaars zien daar een lichte verbetering ten aanzien van zijn gesteldheid en willen een behandelplan starten in de vorm van gesprekken met een psychiater. De bedoeling is dat verdachte daarmee inzicht krijgt in wat er in hem omgaat op bepaalde momenten, zodat hij, wanneer hij weer op vrije voeten komt, in staat is om de juiste beslissingen te maken. Ook heeft verdachte, anders dan in eerste aanleg, in hoger beroep de feiten bekend en daarvoor spijt betuigd. In die zin heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Gezien de ernst van de feiten, de stelselmatigheid waarmee deze zijn gepleegd en de eerdere veroordelingen van verdachte ter zake van soortgelijke feiten, acht het hof een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. In strafmatigende zin wordt echter rekening gehouden met de veranderde proceshouding van verdachte in hoger beroep, de overplaatsing van verdachte naar [psychiatrische instelling] en de vooruitgang die verdachte daar lijkt te hebben gemaakt en kan voortzetten middels een behandeling met een behandelplan, welk behandelplan gericht is op een recidive vrije terugkeer in de maatschappij. Naar het oordeel van het hof zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden, zoals opgelegd door de rechtbank, een goed verloop van voornoemd traject frustreren. Daarom zal het hof een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijk deel met een proeftijd van 3 jaren dient tevens als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) jaren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. E.C. Kole, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 21 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Hofstra en Kole zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.