ECLI:NL:GHARL:2022:8972

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
21-001358-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontucht met minderjarige en strafmaatverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 9 maart 2021. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontucht met een destijds vijftienjarig meisje. Na een eerdere veroordeling in een andere strafzaak kwam de verdachte in beeld door een DNA-match. Het hof heeft de strafmaat herzien en legt een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelt dat deze onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarige, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 2.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven tegen minderjarigen en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001358-21
Uitspraak d.d.: 19 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 9 maart 2021 met parketnummer 05-224541-20 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft verdachte veroordeeld ter zake van – kort gezegd – ontucht met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, die (mede) bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam, tot een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 november 2006 tot en met 2 december 2006 te [pleegplaats] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1991, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina en/of het brengen van zijn penis in haar mond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en is van oordeel dat het bewezenverklaarde zijn grondslag vindt in de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 29 november 2006 tot en met 2 december 2006 te [pleegplaats] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1991, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina
en/of het brengen van zijn penis in haar mond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om geen lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen grote rol had in de seksuele uitbuiting zoals gesteld door aangeefster en dat verdachte niet wist dat aangeefster minderjarig was en dat verdachte niet op zoek was gegaan naar een seksafspraak met een minderjarige. Daarnaast betreft het een oude zaak, heeft verdachte openheid van zaken gegeven en spijt betuigd. Verder zouden de persoonlijke omstandigheden van verdachte in strafverminderende zin moeten worden meegewogen. De relatie met zijn vrouw is door deze zaak flink onder druk komen te staan, verdachte heeft een eigen bedrijf dat niet zonder hem kan en hij heeft zijn bedrijf nodig om zijn gezin financieel te onderhouden. Door de toeslagenaffaire heeft het gezin met onterechte schulden te kampen en zijn kinderen hebben psychische- en gedragsproblemen waardoor verdachte als ouder niet gemist kan worden in het gezin. Tot slot heeft de raadsman veroordelingen in andere zedenzaken aangehaald waarin geen lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een destijds vijftienjarig meisje. De ontucht vond plaats op de achterbank van een auto ergens langs de kant van een weg terwijl twee andere mannen voorin de auto zaten. Nadat verdachte seks had gehad met het slachtoffer, heeft hij daarvoor betaald. Verdachte was toen zelf zesentwintig jaren oud. Ook indien verdachte werkelijk in de veronderstelling was dat – zoals hij heeft verklaard – het slachtoffer 19 jaar oud was en niet minderjarig, doet dit aan de strafwaardigheid van zijn handelen niet af. De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil voortvloeiende overwicht, maar ook gezien de respectloze omstandigheden waaronder de ontucht plaatsvond, ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het jonge slachtoffer. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de ongestoorde (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer. Slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de gevolgen van hetgeen hen is aangedaan, wat ook is gebleken uit de latere verklaringen van het slachtoffer. Tot op de dag van vandaag heeft zij te kampen met de gevolgen van het verregaande seksuele grensoverschrijdende gedrag van onder andere verdachte. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 31 augustus 2022 waar geen feiten staan vermeld die strafverzwarend zouden moeten meewegen. Het hof heeft voorts in aanmerking genomen het reclasseringsadvies van 8 januari 2021 waarin de reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof zal verdachte een zwaardere (gevangenis)straf opleggen dan de rechtbank hem in eerste aanleg heeft opgelegd, omdat de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking de enorme impact van verdachte zijn handelen op het slachtoffer, de vergaande seksuele handelingen waaronder (mede) het binnendringen, seks hebben zonder condoom en de hiervoor genoemde onterende context ten tijde van de ontuchtige handelingen. Verdachte had, zeker nu hij geen onderzoek heeft ingesteld naar de leeftijd van aangeefster, moeten begrijpen dat sprake was van misbruik en exploitatie van een kwetsbare jonge tiener. Dergelijk seksueel misbruik van kwetsbare jonge meisjes blijft in stand juist omdat er mannen zijn die daarvoor willen betalen. Dat de ontucht lang geleden plaatsvond, is op zichzelf voor het hof evenmin reden om de straf te matigen. Immers, verdachte kwam pas eind 2019 in beeld doordat zijn DNA profiel na een veroordeling in een andere strafzaak in de databank werd opgenomen en bleek te matchen met het DNA van de man die ontucht met het slachtoffer had gepleegd. Indien deze match niet tot stand was gekomen, zou verdachte niet zijn vervolgd en geen verantwoording hebben hoeven nemen voor hetgeen hij had gedaan. Gelet op deze omstandigheden doet ook de door de advocaat generaal gevorderde straf onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
Wel zal het hof bij de strafoplegging rekening houden met de persoonlijke omstandigheden zoals naar voren gebracht door de verdediging, te weten zijn financiële- en gezinssituatie en zijn ondernemerschap. Deze persoonlijke omstandigheden zijn in dit geval echter niet van een dusdanig zwaarwegende aard dat er kan worden volstaan met een taakstraf, zoals is verzocht door de verdediging. Daarvoor is het gepleegde feit te ernstig en kan er naar het oordeel van het hof - mede uit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane leed - niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen met vaststelling van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de vordering af te wijzen, dan wel niet ontvankelijk te verklaren, omdat onvoldoende is gemotiveerd welke specifieke handelingen van verdachte welke specifieke gevolgen bij de benadeelde partij teweeg hebben gebracht. Subsidiair is aangevoerd om de vordering tot € 1.000,- toe te wijzen en meer subsidiair is verzocht om de vordering tot € 1.500,- toe te wijzen, conform het vonnis van de rechtbank. Ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte echter aangegeven bereid te zijn om de vordering tot schadevergoeding van € 2.500,- te betalen.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht, gelet op de gevolgen voor het slachtoffer en de onderbouwing daarvan, de gevorderde schadevergoeding volledig toewijsbaar. Verdachte is tot vergoeding van die schade is gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 november 2006.
Aldus gewezen door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. C.H. Zuur en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.P. Kats, griffier,
en op 19 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.