ECLI:NL:GHARL:2022:8924

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
200.297.210
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verzoek ouders tot beëindiging van de uithuisplaatsing van hun kinderen na deskundigenrapport

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van ouders tot beëindiging van de uithuisplaatsing van hun kinderen. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben verzocht om de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 mei 2021 te vernietigen, die de machtiging tot uithuisplaatsing van hun kinderen had verlengd. Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar een deskundigenrapport dat inzicht gaf in de opvoedingsvaardigheden van de ouders en de impact van de ziekte van de moeder op de kinderen. De deskundige concludeerde dat de ouders, mits de moeder niet ziek is, in staat zijn om de kinderen op te voeden, maar dat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen bij een terugplaatsing. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen zich goed hebben ontwikkeld in de huidige situatie bij de pleegmoeder en dat deze pleegmoeder een belangrijke hechtingsfiguur is voor de kinderen. Het hof heeft de grieven van de ouders afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de uithuisplaatsing van de kinderen in een netwerkpleeggezin tot 19 april 2022 werd bevestigd. Tevens zijn de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 12.371,85, ten laste van 's Rijks kas.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.297.210
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 519145)
beschikking van 18 oktober 2022
inzake
[verzoekster]en
[verzoeker],
beiden voorheen wonende te [woonplaats1] , thans wonende te [woonplaats2] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de ouders, respectievelijk de moeder en de vader,
advocaat: voorheen mr. R.F.P. Scheele te Rotterdam,
thans mr. M. Erkens te Den Haag,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
belanghebbende in hoger beroep,
verder te noemen: de GI
en
[de pleegmoeder],
wonende te [woonplaats2] ,
belanghebbende in hoger beroep,
verder te noemen: de pleegmoeder of [de pleegmoeder] (tante moederszijde).

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 1 maart 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het rapport van het forensisch psychologisch onderzoek verricht door GZ-psycholoog [naam1] ;
- een journaalbericht van 25 juli 2022 met een reactie op het rapport van mr. M. Erkens;
- een reactie op het rapport van de GI van 25 juli 2022.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in voormelde tussenbeschikking van 1 maart 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
Ter beoordeling ligt voor het verzoek van de ouders om de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 mei 2021 ten aanzien van de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen van partijen: [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , te vernietigen.
het rapport van de deskundige
2.3
In voormelde tussenbeschikking van 1 maart 2022 heeft het hof [naam1] voornoemd benoemd tot deskundige en verzocht een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen. Het hof heeft het rapport van juni 2022 van het forensisch psychologisch onderzoek ontvangen. Samengevat zijn de door het hof voorgelegde vragen als volgt beantwoord:
A.
Wat zijn de affectieve en pedagogische vaardigheden van de vader en de moeder in relatie tot de specifieke opvoedingsbehoeften van de kinderen en is sprake van persoonlijke problematiek bij (één van beide) ouders die mogelijk belemmerend werkt in hun opvoedvaardigheden?
Als de moeder niet ziek is, beschikken de ouders over affectieve en pedagogische vaardigheden om de kinderen op te voeden. Op het moment dat de moeder wel ziek is (episodes van psychose) ontstaat een compleet andere, voor de kinderen onveilige situatie. Het valt niet uit te sluiten dat dergelijke episodes ook in de toekomst zullen voorkomen.
Beide kinderen hebben zich, dankzij de steun en opvang door de familie, gezond en leeftijdsadequaat kunnen ontwikkelen. Voor [de minderjarige1] is een stabiel en betrouwbaar perspectief van extra groot belang. Op dit moment is alleen [de pleegmoeder] de vertrouwde, primaire gehechtheidsfiguur en niet haar ouders. Rekening moet worden gehouden met verlatingsangst van [de minderjarige1] en onvoldoende vertrouwen in haar ouders voor permanente opvoeding/wonen. Voor [de minderjarige2] gelden geen bijzondere opvoedingsbehoeften.
B.
Voor zover de affectieve en/of pedagogische vaardigheden van de vader en de moeder op dit moment onvoldoende zijn: in hoeverre zijn zij hierin leerbaar?
Wanneer de ouders zich gezien en gerespecteerd voelen, tonen zij zich leerbaar. Ook worden de ouders minder dan voorheen overvallen door moeders ziektebeeld en weten te handelen, getuige vaders laatste reactie bij moeder opname. De ouders kunnen aanwijzingen over de opvoeding aannemen en uitvoeren. Het blijft de vraag in hoeverre de ouders zich echt realiseren wat de impact van moeders ziekte op de kinderen is.
C.
Is er bij de kinderen sprake van een hechtings- of een andere ontwikkelingsstoornis? Zo ja, wat is de oorzaak daarvan?
Bij de kinderen is geen sprake van ontwikkelingsstoornissen of achterstanden. Bij [de minderjarige1] is wel sprake van geringe gevoelens van onveilige gehechtheid. Zij geeft aan zich niet veilig te voelen bij de ouders zonder [de pleegmoeder] als vaste verblijfplaats.
D.
Hoe zien de kinderen de verhoudingen met hun ouders en pleegmoeder?
[de minderjarige1] houdt van haar ouders en heeft een goede affectieve band met hen, maar vreest onzekerheden die ze eerder meemaakte en zich goed herinnert. [de minderjarige2] geeft aan zowel bij [de pleegmoeder] als bij de ouders te willen wonen.
E.
Welke indicaties zijn er vóór en welke indicaties zijn er tegen de verzorging en opvoeding van de kinderen in de thuissituatie bij de ouders?
Voor:
De ouders houden van hun kinderen, hebben er veel voor over om een gezinsleven met hen op te bouwen en hebben zich ingespannen om zo goed mogelijk aan eisen te beantwoorden. De kinderen hebben een goed en regelmatig contact met de ouders behouden. Tijdens de bezoeken kunnen de ouders voldoen aan de voorwaarden voor een veilige opvoeding. [de minderjarige2] heeft de wens om meer bij zijn ouders te zijn.
Tegen:
Druk en stress die ontstaat bij het dagelijks opvoeden van de beide kinderen. Dit kan een te zware belasting voor de moeder zijn. Het is de vraag of het bestaande veiligheidsplan bij een psychoseaanval van moeder voldoet. [de pleegmoeder] heeft ervoor gezorgd dat de kinderen zich gezond en stabiel konden ontwikkelen. [de minderjarige1] vertrouwt volledig op haar en wil niet bij haar tante weg. Verlies van deze zekere plek voor beide kinderen moet vermeden worden. De psychiater van de moeder zet grote vraagtekens bij de vraag of de ouders ook voldoende kunnen bieden in een ‘normale’ situatie van dagelijkse opvoeding en runnen van een huishouden met twee kinderen en dit is niet onderzocht.
F.
In hoeverre is terugplaatsing van de kinderen (op korte of langere termijn) bij de ouders in hun belang? Indien tot terugplaatsing bij de ouders wordt overgegaan, is hulpverlening dan aangewezen? Zo ja, voor wie, in welke vorm, waar dient deze op gericht te zijn en hoe zullen de betrokkenen zich hiertegenover opstellen of daarvan van kunnen profiteren?
De kinderen voelen in de huidige situatie waarbij zij bij [de pleegmoeder] wonen en hun ouders elk weekend zien, weinig spanning en de kinderen ontwikkelen zich goed. Het eerste belang van de kinderen is dat deze veilige situatie zoveel mogelijk bewaard blijft en de ouders maar zeker ook [de pleegmoeder] een grote rol in hun leven blijven spelen. Bij een terugplaatsing is de belangrijkste voorwaarde dat [de pleegmoeder] een rol blijft spelen en in geval van nood kan handelen zoals zij altijd gehandeld heeft. Hulpverlening dient zich primair te richten op het voorkomen van crisissituatie door ziekte van de moeder. Strakke controle van buitenaf is noodzakelijk om het risico op onveiligheid door een terugval bij de moeder te verminderen. In de gezinssituatie is bewaking en hulp nodig om moeder te ontlasten en te ondersteunen.
Voor [de minderjarige1] is extra hulp nodig om voldoende vertrouwen te krijgen in een veilige toekomst. Vanuit het perspectief van de kinderen is het het meest wenselijk en stabiel als de ouders dicht bij [de pleegmoeder] en de familie in de buurt gaan wonen en dat zij van daaruit een soort gezamenlijke opvoeding van tante/grootfamilie en ouders krijgen. Dit is passend bij de grootfamiliecultuur. De kinderen blijven dan in dezelfde situatie, moeders ziekte kan opgevangen worden door de familie en niet door vreemden. De ziekte van de moeder wordt dan in Nederland behandeld en afstemming over landsgrenzen heen is dan niet meer nodig.
G
. Eventuele andere vragen die volgens de onderzoeker in het kader van het onderzoek beantwoording verdienen?
Het is goed om toekomstgericht te gaan werken. Het wantrouwen van de ouders ten opzichte van de GI is groot. Dit vraagt speciale aandacht. Herstel tussen de GI en de ouders is nodig om tot een werkbare samenwerking te komen. Het verdient aanbeveling om de mogelijkheden te onderzoeken van de variant waarbij de ouders en familie een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding van de beide kinderen (als in een soort co-ouderschap). Mogelijk kan een familieberaad inzake de opvoeding van de beide kinderen nog ondersteunend werken.
de ouders
2.4
De advocaat van de ouders heeft een schriftelijke reactie op het rapport gegeven.
De ouders benadrukken dat de deskundige geen belemmeringen ziet bij de ouders om de beide kinderen te verzorgen en op te voeden als de moeder niet ziek is. De deskundige heeft ook vastgesteld dat de vader zich wel aan het veiligheidsplan heeft gehouden en dat is afwijkend van hetgeen de GI steeds heeft vermeld.
De ouders onderschrijven en omarmen de variant waarbij de kinderen zowel bij de ouders als bij [de pleegmoeder] kunnen wonen. Dat biedt ook garanties bij een mogelijke terugval van de moeder. Het netwerk versterkt elkaar en dat is goed voor de ontwikkeling van de kinderen. [de minderjarige2] hangt sterk aan de vader en [de minderjarige1] hangt erg aan [de pleegmoeder] . De ouders hebben inmiddels een woning nabij de school van de kinderen, dus er kan toegewerkt worden naar een stabiele situatie waarin de ouders met [de pleegmoeder] de vaste verzorgers en opvoeders van de kinderen zijn. Het contact moet uitgebreid worden en er moet een veiligheidsplan komen en daarvoor is tijd nodig. De ouders vinden het belangrijk dat dit in een vrijwillig kader gebeurt. De GI heeft het perspectief inmiddels verlegd, omdat de rechtbank dit al had gesanctioneerd. Uit het rapport van de deskundige blijkt dat de absolute noodzaak voor de maatregelen ontbreekt. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing is inmiddels verstreken. Wat de ouders betreft blijkt uit het rapport van de deskundige dat het oordeel van de rechtbank om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen onrechtmatig is geweest en daarom moet de bestreden beschikking worden vernietigd.
de GI
2.5
De GI heeft op ook op het rapport gereageerd. De GI ziet op basis van de uitkomsten van het onderzoek mogelijkheden tot uitbreiding van het contact tussen de ouders en de kinderen, waarbij de rol van de ouders vergroot zou kunnen worden. Er zijn echter ook zorgen volgens de GI die nog steeds actueel blijken. De ouders vinden dat hulp in een vrijwillig kader gegeven kan worden en dit geeft blijk van minimaal inzicht bij de ouders welk effect de ziekte van de moeder op het leven van de kinderen heeft, terwijl de kans op psychotische ontregeling met adequaat medicatiegebruik nog steeds 20% is (en zonder medicatiegebruik 100%). De moeder heeft een terugkerende wens om de medicatie af te bouwen en dit is zeer risicovol. Voor met name [de minderjarige1] is het beangstigend, onveilig en mogelijk traumatiserend als zij opnieuw met een terugval van de moeder wordt geconfronteerd en [de minderjarige1] is hierop ook bijzonder alert. Van groot belang is daarom onder andere de regulatie van de medicatie van de moeder en de controle daarop. De veilige basis die de kinderen nu ervaren bij [de pleegmoeder] moeten zij behouden. Indien de ouders daadwerkelijk in de buurt van de kinderen komen wonen kan sprake zijn van een meer gezamenlijke opvoeding waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij [de pleegmoeder] blijft. Om een plan te kunnen maken is contact en transparantie nodig tussen de ouders en de GI nodig. Zij moeten tot een goede samenwerking komen. Om een plan zorgvuldig vorm te kunnen geven is de machtiging uithuisplaatsing bij [de pleegmoeder] noodzakelijk. De GI verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
het oordeel van het hof
2.6
De periode waarvoor de machtiging is verleend, is inmiddels op 19 april 2022 verstreken. Gelet op het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van hun gezinsleven, hebben de ouders nog steeds een rechtens relevant belang om de rechtmatigheid van de machtiging tot uithuisplaatsing te laten toetsen en behoort aan hen hun procesbelang niet te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor de maatregel gold, inmiddels is verstreken.
2.7
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een netwerkpleeggezin tot 19 april 2022 op goede gronden heeft verleend. Op het moment dat het verzoek aan de kinderrechter voorlag, waren er veel onzekerheden over de mogelijkheden en de capaciteiten van de ouders om de kinderen zelf te kunnen verzorgen en opvoeden. Mede gelet op de onveilige situaties voor de kinderen die zich in het verleden bij de ouders hadden voorgedaan vanwege het ziekteproces bij de moeder, was de verlenging van de uithuisplaatsing bij [de pleegmoeder] in het belang van de kinderen noodzakelijk.
Het onderzoek door de deskundige geeft meer inzicht in de huidige situatie. Er is nog perspectief op een (gedeeltelijke) thuisplaatsing van de kinderen. Maar ook is vast komen te staan dat de kinderen zich bij [de pleegmoeder] heel goed hebben ontwikkeld ondanks de onveiligheid waarmee zij bij de ouders te maken hebben gehad en dat [de pleegmoeder] de vaste hechtingsfiguur is voor [de minderjarige1] . Het is volgens de deskundige in het belang van [de minderjarige1] dat [de pleegmoeder] nauw betrokken blijft en bij voorkeur een deel van haar opvoeding en verzorging blijft vervullen. Ook vermeldt de deskundige dat niet is onderzocht of de moeder een huishouden kan voeren met twee kinderen en de psychiater hier twijfels over heeft. Uit de stukken blijkt dat de ouders zeer recent zijn verhuisd naar de nabije omgeving van de kinderen. Dit biedt meer mogelijkheden voor de ouders om een grotere rol op zich te kunnen nemen in de verzorging en opvoeding van de kinderen. Op korte termijn kan in overleg met de ouders en de grootfamilie een plan worden opgesteld op welke manier die grotere rol het beste kan worden ingevuld. De deskundige heeft vastgesteld dat daarbij diverse vormen van professionele hulp en ondersteuning moeten worden ingeschakeld, onder andere gericht op het voorkomen van een terugval bij de moeder. Gekeken kan vervolgens worden hoe de nieuwe situatie zich ontwikkelt. Als de uitvoering van het plan en de situatie bij de ouders in [woonplaats2] de komende tijd goed verloopt, kan [de pleegmoeder] naar [de minderjarige1] ook uitdragen dat het veilig voor haar is bij haar ouders en kan er weer vertrouwen bij [de minderjarige1] in haar ouders ontstaan. Om het plan op te stellen en uit te kunnen voeren is het noodzakelijk dat de ouders de samenwerking aangaan met de GI.
2.8
Op grond van het hiervoor overwogene falen de grieven van de ouders. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissing over de uithuisplaatsing bekrachtigen.
2.9
Het hof heeft een nota van 27 juni 2022 ontvangen van de deskundige ter hoogte van in totaal € 12.371,85 (inclusief btw) met een urenspecificatie en een reiskostenopgave. Het hof zal de kosten definitief op dit bedrag vaststellen en bepalen dat de kosten ten laste van 's Rijks kas zullen komen.
2.1
Het hof beslist in verband met het vorenstaande als volgt.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 mei 2021 ten aanzien van de beslissing tot verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen in een netwerkpleeggezin tot 19 april 2022;
stelt de kosten van het deskundigenonderzoek vast op € 12.371,85 (inclusief btw) en bepaalt dat deze kosten ten laste van 's Rijks kas komen;
verklaart deze beschikking ten aanzien van de kosten van het deskundigenonderzoek uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, E.B. Knottnerus en R. Krijger, bijgestaan door de griffier, en is op 18 oktober 2022 uitgesproken door mr. E.B. Knottnerus in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.