In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2022, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken na hun scheiding. De moeder en de vader hebben van 2000 tot 2019 een relatie gehad en zijn samen de ouders van [de minderjarige], geboren in 2006. Na de scheiding hebben zij een ouderschapsplan opgesteld waarin de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder is en waarin afspraken zijn gemaakt over de zorgregeling. De moeder heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, gericht op de regeling van het halen en brengen van [de minderjarige]. De vader heeft in incidenteel hoger beroep twee grieven ingediend, eveneens met betrekking tot deze regeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 september 2022 is gebleken dat er een communicatieprobleem tussen de ouders bestaat, wat invloed heeft op de opvoeding van [de minderjarige]. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de zorg- en opvoedingstaken gelijk te verdelen, maar het hof heeft geoordeeld dat de bestaande regeling, waarbij de moeder 75% van de tijd verantwoordelijk is voor het halen en brengen, in stand moet blijven. Het hof heeft overwogen dat er geen wijziging van omstandigheden is die een aanpassing van de regeling rechtvaardigt en dat het belang van [de minderjarige] voorop staat.
De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland te bekrachtigen en de proceskosten in hoger beroep te compenseren. Het hof heeft de ouders aangeraden om hulp te zoeken voor hun communicatieproblemen, zodat zij in de toekomst beter kunnen samenwerken in het belang van [de minderjarige].