ECLI:NL:GHARL:2022:8803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
200.310.012
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake curatele van verzoekster met betrekking tot geestelijke en lichamelijke toestand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de curatele van verzoekster, geboren in 1955. De kantonrechter had op 10 december 2021 het vermogen van verzoekster onder provisioneel bewind gesteld en de curator benoemd. Verzoekster is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kantonrechter van 26 januari 2022, waarin zij onder curatele werd gesteld vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand. Verzoekster heeft twee grieven ingediend en verzocht de bestreden beschikking te vernietigen of deze gedeeltelijk te vernietigen met een termijn voor de ondercuratelestelling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2022 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de curator vertegenwoordigd werd door twee personen. De dochters van verzoekster waren afwezig. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de omstandigheden voor verzoekster verbeterd zijn, de ondercuratelestelling nog steeds noodzakelijk is. Verzoekster heeft een geschiedenis van psychoses en periodes van stabiliteit, en het hof oordeelt dat de huidige verbetering niet voldoende is om de ondercuratelestelling op te heffen. Het hof heeft de grieven van verzoekster verworpen en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de veiligheid en zorg voor verzoekster voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.012
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9569681)
beschikking van 13 oktober 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. M.A.D. Kok te Ermelo,
en
de besloten vennootschap
[verweerster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[dochter1],
wonende te [woonplaats2]
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: dochter 1,
[dochter2],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: dochter 2,
[dochter3],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: dochter 3,
[dochter4],
wonende te [woonplaats2]
verdere te noemen: dochter 4,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) van 26 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 april 2022;
- een journaalbericht van mr. Kok van 21 juni 2022 met een productie;
- een e-mailbericht van 5 september 2022 van dochter 1 en dochter 4, ook namens dochter 2 en 3.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 september 2022 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam1] en de heer [naam2] namens de curator.
Dochters 1, 2, 3, en 4 waren met bericht vooraf niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
Verzoekster is geboren [in] 1955.
3.2
Bij beschikking van 10 december 2021 heeft de kantonrechter het vermogen van verzoekster onder provisioneel bewind gesteld en de curator tot provisioneel bewindvoerder benoemd. De kantonrechter heeft aan de provisioneel bewindvoerder alle bevoegdheden toegekend die een curator krachtens de wet heeft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter verzoekster vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand vervolgens onder curatele gesteld.
4.2
Verzoekster is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Verzoekster verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog af te wijzen, of de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en een termijn van de ondercuratelestelling in te stellen, waarbij deze zal eindigen op 27 april 2022, of op een termijn/datum die het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, onder andere als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand en een voldoende behartiging van die belangen bovendien niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Verzoekster erkent dat de ondercuratelestelling door de kantonrechter toentertijd terecht is uitgesproken. Zij stelt echter dat de omstandigheden aan haar kant sinds de bestreden beschikking ten goede zijn gewijzigd, met als gevolg dat nu niet (meer) is voldaan aan de wettelijke maatstaven die een (verdere) ondercuratelestelling rechtvaardigen. Inmiddels is het psychiatrisch beeld van verzoekster gestabiliseerd en is de ondercuratelestelling niet meer noodzakelijk. Daarnaast heeft de kantonrechter volgens verzoekster ten onrechte geen curatelestelling voor een bepaalde termijn uitgesproken.
5.3
Naar het oordeel van het hof is de ondercuratelestelling van verzoekster ook op dit moment nog steeds noodzakelijk. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.4
Ook het hof ziet dat het op dit moment beter gaat met verzoekster. Ondanks deze positieve ontwikkeling is het volgens het hof nu nog te vroeg om te concluderen dat de verbetering zodanig blijvend en stabiel is dat een ondercuratelestelling (nu al) niet meer noodzakelijk is. Hierin neemt het hof mee dat verzoekster een lange geschiedenis heeft van afwisselend psychoses en periodes waarin het beter gaat. Die wisselvalligheid blijkt bijvoorbeeld uit de omstandigheid dat verzoekster recent, zonder dat de curator hiervan op de hoogte was, een Italiaans gezin in huis heeft genomen. Deze situatie leverde veel spanning op en verzoekster heeft uiteindelijk noodgedwongen de politie moeten bellen. Verzoekster heeft de (financiële) gevolgen van deze, ogenschijnlijk goed bedoelde, daad onvoldoende overdacht en heeft haar veiligheid hiermee in gevaar gebracht. Voor het goed kunnen functioneren is verzoekster afhankelijk van medicatie, wat haar kwetsbaar maakt. Daarom is het noodzakelijk dat verzoekster haar medicatie trouw blijft innemen, wat in het verleden niet altijd is gebeurd. Dat het nu goed gaat met verzoekster is vooral te danken aan het kader en de controle die er door de ondercuratelestelling is. Verzoekster heeft niet gesteld en ook niet aannemelijk gemaakt dat de curator zijn taken niet juist of niet voortvarend uitvoert.
5.5
Het hof vindt in dit geval het opleggen van een minder verstrekkende maatregel, zoals bewind en/of mentorschap, ook nu (nog) niet afdoende om de zorgen weg te nemen, omdat die zorgen zowel de behartiging van de geldzaken van verzoekster, als van haar persoonlijke verzorging en veiligheid omvatten. Zo is verzoekster in het verleden al eens ongepland zonder geld naar het buitenland vertrokken, wilde zij eind 2021 haar huis verkopen en opnieuw naar het buitenland vertrekken en is de dreiging voor de veiligheid van verzoekster nog steeds aanwezig.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen van 26 januari 2022.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E. de Boer en L. Hamer, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 13 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.