ECLI:NL:GHARL:2022:8802

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
200.309.776
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderschapsplan en zorgregeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van een ouderschapsplan en de zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen. De vader had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn verzoek om eenhoofdig gezag was afgewezen. De moeder had in eerste aanleg verzocht om wijziging van de zorgregeling en vervangende toestemming voor het inschakelen van hulp voor de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen hebben, maar dat de kinderen bij de moeder wonen. De vader heeft in hoger beroep negen grieven ingediend, die voornamelijk betrekking hebben op de zorgregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling aangepast, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De vader en de moeder zijn verplicht om hun werkroosters tijdig aan de gezinsvoogd te verstrekken, zodat de zorg- en contactregeling goed kan worden uitgevoerd. Het hof heeft de verzoeken van de moeder tot wijziging van het ouderschapsplan en de zorgregeling afgewezen, omdat deze verzoeken niet ontvankelijk zijn in hoger beroep. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.776
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 494347)
beschikking van 13 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.R. Vossen te Houten,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Jakobs-Hiemstra te Houten.
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
verder te noemen: SAVE.

1.Het geding in eerste aanleg

Het verloop van de procedure in eerste aanleg blijkt uit de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder: de rechtbank), van 31 januari 2020, 9 juni 2021 en 17 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 17 januari 2022 wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een beroepschrift, met producties, ingekomen op 19 april 2022;
- het verweerschrift in hoger beroep tevens incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen op 16 juni 2022;
- een aanvullend beroepschrift in incidenteel appel, ingekomen op 27 juni 2022;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen op 29 juli 2022;
- een journaalbericht van mr. Vossen van 18 mei 2022 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Jakobs- Hiemstra van 18 mei 2022;
- een journaalbericht van mr. Vossen van 19 mei 2022, en
- een journaalbericht van mr. Jakobs- Hiemstra van 20 juni 2022;
- een journaalbericht met producties van mr. Jakobs- Hiemstra van 24 augustus 2022;
- een standpuntenstuk van de GI, ingekomen op 25 augustus 2022;
- een journaalbericht met producties van mr. Vossen van 29 augustus 2022;
- twee emailberichten van mr. Jakobs- Hiemstra van 30 augustus 2022;
- een journaalbericht van mr. Vossen van 30 augustus 2022;
- een emailbericht van mr. Jakobs- Hiemstra van 31 augustus 2022;
- een emailbericht van mr. Vossen van 31 augustus 2022;
- een journaalbericht van mr. Vossen met een productie van 7 september 2022;
- een journaalbericht van mr. Jakobs- Hiemstra met een productie van 7 september 2022.
2.2
Bij genoemde brief van 29 augustus 2022 heeft de vader een opinie van een psycholoog overgelegd (gedateerd 26 augustus 2022), gebaseerd op meerdere gesprekken die de psycholoog voerde met de vader in de voorafgaande maanden (laatste half jaar) over zijn situatie als vader, als partner en als ex-partner. De psycholoog maakt duidelijk dat zij niet met de moeder en evenmin met de kinderen heeft gesproken.
De moeder heeft tegen deze productie bezwaar gemaakt, waarop de psycholoog richting de moeder heeft opgemerkt dat zij de brief zal intrekken. Het hof heeft er tijdens de mondelinge behandeling op gewezen dat het niet een derde is die beslist of een productie wordt ingetrokken, maar de advocaat die de productie heeft overgelegd. Desgevraagd heeft de advocaat van de vader daarop tegen het hof gezegd dat hij de productie niet intrekt.
2.3
[de minderjarige1] (zie hierna in 3.2) heeft bij brief van 14 juli 2022 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het onderhavige verzoek van de vader. Zij heeft het hof verzocht de inhoud van haar gesprek met de voorzitter en de griffier op 23 mei jl., in het kader van de door de vader verzochte voorlopige voorzieningen en de benoeming van een bijzondere curator, mee te nemen in deze procedure. Het hof zal dat doen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 8 september 2022 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee zittingsvertegenwoordigers van de GI;
- een zittingsvertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming, hierna: de raad.
Mr. Jakobs-Hiemstra heeft pleitaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2007 te De Bilt met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 17 juni 2019 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 19 juni 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 te [plaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 te [plaats2] .
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige2] en [de minderjarige1] . De kinderen wonen bij de moeder.
3.3
Op 10 mei 2021 heeft de rechtbank de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van SAVE tot 10 augustus 2021. Op 6 augustus 2021 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van SAVE met ingang van 10 augustus 2021 tot 10 augustus 2022. Bij beschikking van 18 juli 2022 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 augustus 2023.
3.4
De ouders hebben op 29 mei 2019 een echtscheidingsconvenant met een ouderschapsplan ondertekend. Dit stuk maakt onderdeel uit van de echtscheidings-beschikking van 17 juni 2019. In de bijlage bij het ouderschapsplan zijn de ouders een zorgregeling overeengekomen.
3.5
Bij verzoekschrift van 24 december 2019 heeft de moeder de rechtbank verzocht de zorgregeling te wijzigen.
3.6
De ouders hebben op 10 januari 2020 overeenstemming bereikt over een voorlopige zorgregeling en het inschakelen van hulp. Deze afspraken zijn vastgelegd in de hiervoor genoemde beschikking van 31 januari 2020. De behandeling van de verzoeken over de zorgregeling zijn toen aangehouden, omdat partijen besloten een mediation-traject te gaan volgen. De ouders zijn niet tot overeenstemming gekomen in mediation.
3.7
Na de beschikking van 31 januari 2020 hebben de moeder en de vader (aanvullende) verzoeken ingediend bij de rechtbank, onder meer met betrekking tot de zorgregeling en de benoeming van een bijzondere curator.
3.8
Bij de hiervoor (onder 1.) genoemde beschikking van 9 juni 2021 heeft de rechtbank onder andere:
  • de voorlopige zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 31 januari 2020 gewijzigd en bepaald dat [de minderjarige2] – voorlopig – gemiddeld ten minste 1,5 dag in de week bij de vader verblijft en dat [de minderjarige1] activiteiten met de vader onderneemt. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de regie ten aanzien van de voorlopige zorgregeling bij SAVE ligt;
  • de beslissing over de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • de verzoeken van de moeder en de vader tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen;
  • de raad verzocht om onderzoek te doen, en
  • de (verdere) behandeling van de verzoeken die gaan over een definitieve zorgregeling,
aangehouden in afwachting van de uitkomst van het raadsonderzoek.
3.9
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- de in de bijlage bij het ouderschapsplan door de ouders overeengekomen zorgregeling gewijzigd en de volgende definitieve zorgregelingen vastgesteld:
Tussen de vader en [de minderjarige2]
o de gezinsvoogd ontvangt uiterlijk een maand van tevoren het werkrooster van de vader. Naar aanleiding daarvan deelt zij twee momenten in waarin [de minderjarige2] 1,5 dag bij de vader verblijft volgens de nu geldende regeling die is afgesproken (anders dan het ouderschapsplan) en daarnaast twee losse dagen in de maand van 8.30 uur 's morgens tot 18.30 uur 's avonds en bij schooldagen vanuit school tot 18.30 uur 's avonds:
o [de minderjarige2] verblijft in de kleine vakanties (zoals herfstvakantie/voorjaarsvakantie etc.) 2 dagen (1 nacht) bij de vader, op de door de gezinsvoogd aangegeven momenten volgens de door de gezinsvoogd aangegeven start- en eindtijden;
o [de minderjarige2] verblijft in de grote vakanties (zoals kerstvakantie/meivakantie/zomervakantie 4 aaneengesloten dagen (3 nachten) bij de vader, op de door de gezinsvoogd aangegeven momenten volgens de door de gezinsvoogd aangegeven start- en eindtijden:
o met dubbele feestdagen (zoals kerst, Pasen, Pinksteren, e.d.) verblijft [de minderjarige2] in de even jaren op de 1e dag bij de moeder en op de 2e dag bij de vader en in de oneven jaren op de 2e dag bij de moeder en op de 1e dag bij de vader; waarbij de gezinsvoogd bepaalt wat de begin- en eindtijd van de omgang is.
Tussen de vader en [de minderjarige1]:
o de gezinsvoogd ontvangt uiterlijk een maand van tevoren het werkrooster van de vader. Naar aanleiding daarvan deelt zij 4 middagen in de maand in waarin [de minderjarige1] en de vader contact hebben met elkaar. Hierin wordt niet gesproken over wat er in het verleden is gebeurd, maar is gericht op het hebben van een fijn onderling contact. De gezinsvoogd bepaalt, uitgaande van het belang van [de minderjarige1] , de aanvangs- en eindtijden van deze momenten;
o bovenstaande wordt ook gehandhaafd in de vakanties, met feestdagen, etc.;
  • de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • de verzoeken van de ouders voor het overige afgewezen.
Tegen die beschikking heeft de vader op 19 april 2022 bij dit hof hoger beroep ingesteld. De vader heeft daarbij tevens een verzoek gedaan tot het treffen van voorlopige voorzieningen, waaronder de benoeming van een deskundige, en de benoeming van een bijzonder curator. Het hof heeft bij beschikking van 14 juni 2022 al deze verzoeken van de vader afgewezen.

4.4. De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in geschil, en daarnaast het verzoek van de moeder strekkende tot - kort gezegd - wijziging van het tussen partijen gesloten ouderschapsplan van 29 mei 2019.
4.2
De vader is met negen grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
De vader verzoekt:
primair een deskundige te benoemen, bij voorkeur het NIFP, dan wel één van de in het beroepschrift genoemde personen/instanties, dan we een door het hof in goede justitie te bepalen persoon of organisatie, althans subsidiair een bijzondere curator te benoemen met de opdracht een ouderschapsonderzoek te doen met partijen;
een definitieve zorgregeling ten behoeve van [de minderjarige1] vast te stellen zoals weergegeven in zijn beroepschrift, althans een door het hof in goede justitie te bepalen zorgregeling, alsmede;
een definitieve zorgregeling ten behoeve van [de minderjarige2] vast te stellen zoals weergegeven in zijn beroepschrift, althans een door het hof in goede justitie te bepalen zorgregeling, alsmede;
een definitieve zorgregeling voor vakanties, feestdagen en bijzondere dagen vast te stellen ten behoeve van [de minderjarige1] zoals weergegeven in zijn beroepschrift, althans een door het hof in goede justitie te bepalen zorgregeling voor vakanties, feestdagen en bijzondere dagen, alsmede;
een definitieve zorgregeling voor vakanties, feestdagen en bijzondere dagen vast te stellen ten behoeve van [de minderjarige2] zoals weergegeven in zijn beroepschrift, althans een door het hof in goede justitie te bepalen zorgregeling voor vakanties, feestdagen en bijzondere dagen.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof om de verzoeken van de vader niet ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen en de bestreden beschikking op de door de vader bestreden punten te bekrachtigen.
4.4
De GI voert verweer en vraagt het hof om de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.5
De moeder is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op het ouderschapsplan. In haar aanvullende beroepschrift in incidenteel appel houdende wijziging van verzoeken, van 27 juni 2022 legt de moeder zes verzoeken voor aan het hof.
I. De moeder verzoekt primair:
te bepalen dat het ouderschapsplan (door partijen ondertekend op 29 mei 2019) met ingang van de datum van de te geven beschikking als volgt wordt gewijzigd:
de navolgende artikelen komen te vervallen, althans worden vernietigd, althans worden ontbonden, althans het ouderschapsplan ten aanzien van de hierna genoemde artikelen wordt gedeeltelijk vernietigd althans gedeeltelijk ontbonden, zodat de volgende artikelen geen gelding meer hebben tussen partijen, te weten: de artikelen 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 en/of 11 inclusief de daarin genoemde bijlage en/of 23 uitsluitend voor zover dit artikel 23 op kosten voor verjaardagsfeestjes ziet en/of uitsluitend voor zover dit artikel 23 op kosten voor eventuele huisdieren bij de man ziet, en/of 26 en/of 34 en/of bijlage bij het ouderschapsplan: contactregeling kinderen,
en daarnaast eveneens primair:
te bepalen dat het ouderschapsplan, althans de navolgende artikelen daarvan, met ingang van de datum van de te geven beschikking als volgt wordt gewijzigd:
o Artikel 9 van het ouderschapsplan: moeder is verantwoordelijk voor het aanvragen van nieuwe identiteitsbewijzen, indien nodig. Moeder beheert de identiteitsbewijzen en overhandigt deze indien partijen samen overeenstemming hebben dat vader ze nodig heeft voor bijvoorbeeld vakantie of bezoek met de kinderen in het buitenland, alsmede;
o Artikel 12 van het ouderschapsplan: de dagelijkse zorg- en opvoedtaken worden
verricht door de partij waar de kinderen verblijven op het moment dat dit aan de
orde is, alsmede;
o Artikel 18 van het ouderschapsplan: de moeder zorgt ervoor dat de kinderen jaarlijks 1-2x naar de tandarts en/of mondhygiëniste gaan, alsmede;
o Artikel 19 van het ouderschapsplan: de kinderen zullen tegen de ziektekosten verzekerd zijn op de polis van de moeder. De vader betaalt de ziektekosten van de kinderen die niet gedekt worden door de zorgverzekering aan de zorgverlener. De ouders dragen in hun interne verhouding naar draagkracht de ziektekosten van de kinderen die niet gedekt worden door de zorgverzekering van de kinderen en die de vader al heeft voldaan aan de zorgverlener, alsmede;
o Artikel 24 van het ouderschapsplan: de buitengewone niet reguliere kosten worden na overleg en instemming van partijen tussen hen verdeeld naar ieders draagkracht, alsmede;
o Artikel 17 van het ouderschapsplan: uitgangspunt is dat de ouders beslissingen omtrent de medische aangelegenheden van de kinderen in overleg met elkaar nemen. Hiervan uitgezonderd zijn reguliere controles in het kader van een al lopende behandeling, bezoek aan de schoolarts en huisartsbezoeken. De ene ouder zal de andere ouder omtrent de uitkomst van de hiervoor uitgezonderde situaties informeren. Indien overleg wegens de urgentie van een medische situatie op dat moment niet mogelijk is, zal de betreffende ouder op dat moment de noodzakelijke beslissingen nemen en de andere ouder daar zo spoedig mogelijk over informeren.
Subsidiair verzoekt de moeder te bepalen dat het ouderschapsplan (ondertekend op 29 mei 2019) met ingang van de datum van de te geven beschikking wordt gewijzigd: de navolgende artikelen komen te vervallen, althans worden vernietigd, althans worden ontbonden, althans het ouderschapsplan ten aanzien van de hierna genoemde artikelen wordt gedeeltelijk vernietigd althans gedeeltelijk ontbonden, zodat de volgende artikelen geen gelding meer hebben tussen partijen, te weten: de artikelen van het ouderschapsplan zoals hiervoor onder sub B, alsmede de artikelen 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 en/of 11 inclusief de daarin genoemde bijlage en/of 23 uitsluitend voor zover dit artikel 23 op kosten voor verjaardagsfeestjes ziet en/of uitsluiten voor zover dit artikel 23 op kosten voor eventuele huisdieren bij de man ziet, en/of 26 en/of 34 en/of bijlage bij het ouderschapsplan: contactregeling kinderen;
Meer subsidiair verzoekt zij te bepalen dat het gehele ouderschapsplan komt te vervallen althans wordt ontbonden en dus niet meer geldt tussen partijen, en te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder is.
II. Primair verzoekt de moeder om vervangende toestemming om de kinderen te verzekeren tegen ziektekosten op de polis van de moeder, subsidiair verzoekt de moeder om de vader te veroordelen mee te werken aan het verzekeren van de kinderen tegen ziektekosten op de polis van de moeder, een en ander op straffe van het verbeuren van een dwangsom van €100,- per dag (ingaande twee dagen na het betekenen van de beschikking) dat de overtreding voortduurt, waarbij een gedeelte van een dag als een gehele dag wordt gezien, althans een zodanig bedrag aan dwangsom als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren vast te stellen;
III. De moeder verzoekt te bepalen dat de vader uiterlijk drie maanden van tevoren zijn werkrooster aan de gezinsvoogd verstrekt;
IV. De moeder verzoekt te bepalen dat de vader zijn vakantietoedeling voor de zomervakantie uiterlijk in de maand februari van ieder kalenderjaar aan de gezinsvoogd verstrekt. Indien de vader zijn vakantietoedeling voor de zomervakantie niet dan wel niet tijdig verstrekt zal [de minderjarige2] gedurende vier dagen (drie nachten) bij de vader zijn in de eerste week van de zomervakantie. Indien de vader dan niet beschikbaar is komt de omgang te vervallen en wordt deze niet op een ander moment ingehaald;
V. De moeder verzoekt te bepalen dat de vader in de oneven jaren zijn omgang met [de minderjarige2] zoals vastgesteld door de rechtbank bij beschikking van 17 januari 2022, gedurende vier dagen (drie nachten) in de eerste week van de meivakantie heeft, de overige periode van de meivakantie zijn de kinderen bij de moeder. In de even jaren heeft de vader omgang met [de minderjarige2] zoals vastgesteld door de rechtbank bij beschikking van 17 januari 2022, gedurende vier dagen (drie nachten) in de tweede week van de meivakantie;
VI. De moeder verzoek ten slotte te bepalen dat ingeval van een beëindiging van de ondertoezichtstelling van de kinderen de moeder de taak van de gezinsvoogd ten aanzien van het plannen van de zorg- en contactregeling op zich zal nemen en de omgang van de kinderen met de vader zal inplannen. Indien de vader zijn werkrooster dan wel niet tijdig aan de moeder verstrekt zal de moeder de omgang inplannen. Mocht de vader dan niet beschikbaar blijken te zijn dan komt de omgang voor dat moment te vervallen en wordt deze niet op een ander moment ingehaald.
Kosten rechtens (in principaal appel en incidenteel appel).
4.6
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking op de door de moeder bestreden punten te bekrachtigen.
4.7
De GI refereert zich in het incidenteel hoger beroep aan het oordeel van het hof.
4.8
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.5. De motivering van de beslissing

Benoeming deskundige
5.1
Voor zover in de hoofdzaak het verzoek tot benoeming van een deskundige nog aan de orde is verwerpt het hof dit verzoek. Het hof ziet niet in dat de inzet van gezinsdiagnostisch onderzoek door een deskundige en professionele instelling als [naam1] in dit geval niet passend is. Nu [naam1] met medewerking van inmiddels beide ouders is gestart met dit onderzoek, er al veel speelt in deze zaak en voorkomen moet worden dat er te veel trajecten tegelijk gaan lopen, ziet het hof geen grond om een onderzoek door een andere deskundige te gelasten.
Zorgregeling
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.3
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen. Bij de vaststelling van een zorg- en contactregeling hebben beide partijen er belang bij dat deze berust op een juiste en volledige waardering van de van belang zijnde omstandigheden ten tijde van de uitspraak in hoger beroep. Om deze reden mag – en in beginsel moet – het hof rekening houden met een grief of wijziging van het verzoek die na het verzoek- of verweerschrift wordt aangevoerd of plaatsvindt.
5.4
Het hof zal de bestreden beschikking voor wat betreft de zorg- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige2] aanvullen en bepalen dat [de minderjarige2] in de zomervakantie naast de vier aaneengesloten dagen -drie nachten- nog drie aaneengesloten dagen -twee nachten- bij de vader zal verblijven, waarbij er voldoende ruimte tussen beide momenten zit en de vader vier maanden voorafgaand aan de zomervakantie zijn beschikbaarheid aan de GI doorgeeft. Nu de ouders hier overeenstemming over hebben en de GI deze uitbreiding ook passend vindt, acht het hof het op dit moment in het belang van [de minderjarige2] deze regeling vast te stellen. Een uitbreiding van de reguliere regeling, zoals door de vader verzocht, acht het hof op dit moment niet in het belang van [de minderjarige2] . De huidige zorgregeling is op dit moment het hoogst haalbare en deze regeling zorgt ervoor dat de band tussen [de minderjarige2] en de vader blijft bestaan en niet verder beschadigd raakt. Een verandering van de regeling is op dit moment- voornamelijk gelet op het loyaliteitsconflict waar [de minderjarige2] in zit- niet in haar belang. De beslissing van het hof zal in de plaats treden van de regeling als voorzien in (de bijlage bij) het ouderschapsplan.
5.5
In navolging van het advies van de GI zal het hof de zorg- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige1] beperken en bepalen dat [de minderjarige1] één keer per maand een activiteit onderneemt met de vader, die onder regie van [de minderjarige1] in overleg met haar therapeut van Hink-stap-sprong wordt ingepland door de GI, waarbij de GI de aanvangs- en eindtijden van deze momenten bepaalt. De vader zal hiertoe uiterlijk een maand van tevoren zijn werkrooster aan de GI zenden. De in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling blijkt volgens de GI in de praktijk niet uitvoerbaar en haalbaar te zijn, reden waarom het hof de regeling zal aanpassen in voornoemde zin. Een uitbreiding van de zorg- en contactregeling, zoals door de vader verzocht, acht het hof niet in het belang van [de minderjarige1] . Het is voor [de minderjarige1] van belang dat zij het gevoel heeft gehoord te worden in het tot stand komen van de afspraken. Dit maakt hopelijk dat haar motivatie tot het contact met haar vader zal groeien. Het is verder aan de ouders om de situatie voor de kinderen te verbeteren. Hiervoor is het belangrijk dat voor de ouders rust ontstaat om met de hulpverlening en de adviezen uit het gezinsdiagnostisch onderzoek aan de slag te gaan. Ook voor [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) is het goed dat nu duidelijk is wat de afspraken zijn. Een wijziging van de regeling zal hier niet aan bijdragen. De beslissing van het hof zal in de plaats treden van de regeling als voorzien in (de bijlage bij) het ouderschapsplan
Ouderschapsplan
5.6
Het hof stelt voorop dat het debat in eerste aanleg in het teken heeft gestaan van het verzoek van de moeder tot - kort gezegd - wijziging van de zorgregeling en vervangende toestemming voor het inschakelen van hulp voor de kinderen (inleidend verzoek), later aangevuld met een verzoek om eenhoofdig gezag (aanvullend verzoekschrift). Bij een (tweede) aanvullend verzoekschrift heeft de moeder haar verzoeken wederom gewijzigd en aangevuld, onder andere - onder 12 - met het verzoek “te bepalen dat de artikelen van het Ouderschapsplan, te weten nummers 1 en/of 6 en/of 7 en/of 8 en/of 9 en/of 11 inclusief de daarin genoemde bijlage en/of 17 voor zover dit betrekking heeft op de verzochte vervangende toestemming en/of 18 en/of 21 voor zover dit betrekking heeft op de verzochte vervangende toestemming en/of bijlage contactregeling kinderen vervallen met ingang van datum indiening verzoekschrift, dan wel op de kortst mogelijke termijn.”
Genoemde artikelen hebben betrekking op: de gezamenlijke agenda en digitale afspraken, regeling identiteitsbewijzen, zorg- en contactregeling, medische aangelegenheden en informatie en consultatie. De vader heeft daarop niet meer schriftelijk kunnen reageren.
5.7
In de tussenbeschikking van 9 juni 2021 heeft de rechtbank een eindoordeel gegeven op het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Dit verzoek is afgewezen. De moeder is van deze beslissing - die in zoverre een eindbeschikking is - niet in hoger beroep gekomen.
5.8
Het hof constateert dat de moeder in incidenteel hoger beroep aan het hof verzoekt dat een groot aantal artikelen uit het ouderschapsplan (geheel dan wel gedeeltelijk) komt te vervallen, althans wordt vernietigd, althans wordt ontbonden. Het betreft naast de artikelen die betrekking hebben op de in geschil zijnde zorg- en contactregeling vrijwel zonder uitzondering artikelen die betrekking hebben op gezagsbeslissingen, of beslissingen die daar nauw mee samen hangen. De vader merkt terecht op dat (de advocaat van) de moeder geen enkele feitelijke grond aanvoert voor vernietiging of ontbinding, zodat het hof zich beperkt tot vervallenverklaring dan wel wijziging. Het verzoek betreft voorts voor een deel meer/andere artikelen dan in eerste aanleg, zoals artikelen over de medische kosten die niet gedekt worden door de ziektekostenverzekering, kosten van niet-verjaardagsfeestjes en de dieren.
Nu in deze zaak de (verdeling van de) kosten van de kinderen en hetgeen daarmee samenhangt echter niet aan de orde is (geweest) gaat het hof daaraan voorbij omdat deze verzoeken niet voor het eerst in hoger beroep kunnen worden gedaan. Dat geldt ook voor het daarmee samenhangende verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om de kinderen te verzekeren op de polis van de moeder.
Voor wat betreft de omgang geldt dat de beslissing van het hof in de plaats treedt van de regeling als voorzien in (de bijlage bij) het ouderschapsplan, zodat voor wijzing van de betreffende artikelen in het ouderschapsplan als verzocht overigens geen aanleiding bestaat.
5.9
Voor wat betreft de artikelen rondom het gezag overweegt het hof als volgt. De moeder vraagt, al dan niet in de vorm van vervangende toestemming, het hof een groot aantal artikelen van het convenant in haar voordeel te wijzigen, bijvoorbeeld dat de moeder verantwoordelijk wordt voor het aanvragen van nieuwe identiteitsbewijzen indien nodig, dat de moeder met de kinderen naar de tandarts gaat, en dat overleg over medische aangelegenheden niet nodig is als het gaat om reguliere controles in het kader van een al lopende behandeling en bezoeken aan schoolarts en huisarts. Ook vraagt de moeder te bepalen dat zij ingeval van een beëindiging van de ondertoezichtstelling van de kinderen de taak van de gezinsvoogd ten aanzien van het plannen van de zorg- en contactregeling op zich zal nemen en de omgang van de kinderen met de vader zal inplannen. Toewijzing van dit pakket zou er feitelijk op neerkomen dat het gezag van de vader dermate wordt uitgekleed dat een situatie ontstaat die heel dicht in de buurt komt van eenhoofdig gezag. Het hof acht daarom het verzoek, zeker nu dit in hoger beroep fors is uitgebreid, onaanvaardbaar en zal reeds daarom het incidenteel beroep verwerpen. Het had naar het oordeel van het hof op de weg van de moeder gelegen om, indien zij het ouderschapsplan gewijzigd wil zien op een wijze en in een omvang als thans in hoger beroep verzocht - voor een groot deel in de vorm van nieuwe verzoeken - indertijd in beroep te komen tegen de beschikking van 9 juni 2021 voor wat betreft de afwijzing van haar verzoek om haar te belasten met het eenhoofdig gezag in plaats van haar verzoek in beroep in deze omvang aan te vullen, dan wel ligt het op haar weg dit verzoek opnieuw te doen.
5.1
Ook voor toewijzing van de overige verzoeken, zoals te bepalen dat de vader uiterlijk drie maanden van tevoren zijn werkrooster aan de gezinsvoogd verstrekt ziet het hof geen aanleiding. Nog los van het feit dat de vader stelt dat hij zijn rooster pas een maand van tevoren krijgt, lijkt dit ook een punt dat in het kader van de ondertoezichtstelling aandacht behoeft. Dat geldt ook voor veel andere door de moeder aan de orde gestelde zaken. Zo nodig staat de GI natuurlijk het instrument van de schriftelijke aanwijzing ter beschikking.

6.De slotsom

in het principaal en incidenteel hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, wijzigen voor wat betreft de omgangregeling met [de minderjarige2] en [de minderjarige1] zoals hierboven bepaald. Teneinde misverstanden te voorkomen zal het hof de beschikking vernietigen en de vanaf heden geldende regeling integraal in het dictum opnemen. Alle overige verzoeken worden door het hof afgewezen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 17 januari 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
de in de bijlage bij het ouderschapsplan door de ouders overeengekomen zorgregeling wordt gewijzigd en de volgende definitieve zorgregelingen vastgesteld:
Tussen de vader en [de minderjarige2]
o de gezinsvoogd ontvangt uiterlijk een maand van tevoren het werkrooster van de vader. Naar aanleiding daarvan deelt zij twee momenten in waarin [de minderjarige2] 1,5 dag bij de vader verblijft volgens de nu geldende regeling die is afgesproken (anders dan het ouderschapsplan) en daarnaast twee losse dagen in de maand van 8.30 uur 's morgens tot 18.30 uur 's avonds en bij schooldagen vanuit school tot 18.30 uur 's avonds:
o [de minderjarige2] verblijft in de kleine vakanties (zoals herfstvakantie/voorjaarsvakantie etc.) 2 dagen (1 nacht) bij de vader, op de door de gezinsvoogd aangegeven momenten volgens de door de gezinsvoogd aangegeven start- en eindtijden;
o [de minderjarige2] verblijft in de grote vakanties (zoals kerstvakantie/meivakantie/zomervakantie 4 aaneengesloten dagen (3 nachten) bij de vader, op de door de gezinsvoogd aangegeven momenten volgens de door de gezinsvoogd aangegeven start- en eindtijden: in de zomervakantie verblijft [de minderjarige2] daarnaast nog 3 aaneengesloten dagen -2 nachten- bij de vader, waarbij er voldoende ruimte tussen beide momenten zit en vader vier maanden voor de zomervakantie zijn beschikbaarheid aan de GI doorgeeft;
o met dubbele feestdagen (zoals kerst, Pasen, Pinksteren, e.d.) verblijft [de minderjarige2] in de even jaren op de 1e dag bij de moeder en op de 2e dag bij de vader en in de oneven jaren op de 2e dag bij de moeder en op de 1e dag bij de vader; waarbij de gezinsvoogd bepaalt wat de begin- en eindtijd van de omgang is.
Tussen de vader en [de minderjarige1] :
o de gezinsvoogd ontvangt uiterlijk een maand van tevoren het werkrooster van de vader. Naar aanleiding daarvan plant de GI één keer per maand een activiteit van [de minderjarige1] met de vader, waarbij de GI, uitgaande van het belang van [de minderjarige1] en in overleg met haar, de aanvangs- en eindtijden van deze momenten bepaalt. Hierin wordt niet gesproken over wat er in het verleden is gebeurd, maar is gericht op het hebben van een fijn onderling contact;
o bovenstaande wordt ook gehandhaafd in de vakanties, met feestdagen, etc.;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E. de Boer en L. Hamer, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, en is op 13 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.