ECLI:NL:GHARL:2022:880

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
21-001995-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling van gronden in zaak van gewoonte witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1964, was eerder veroordeeld voor gewoonte witwassen over een periode van meer dan drieënhalf jaar. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist, maar heeft de straf verlaagd naar 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet concreet en verifieerbaar heeft verklaard over de herkomst van de in beslag genomen goederen, die hij had verworven met kennis van hun criminele oorsprong. De in beslag genomen goederen zijn verklaard verbeurd, met uitzondering van enkele goederen die aan de verdachte worden teruggegeven. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van gronden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001995-19
Uitspraak d.d.: 4 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2019 met parketnummer 18-820322-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd te beslissen op de inbeslaggenomen goederen conform de beslissing van de rechtbank. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.S. Wachters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 4 april 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde - kort gezegd: gewoonte witwassen gedurende een periode van ruime drie-en-een-half jaar - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de rechtbank de goederen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen goederen verwijzend naar BHV nummer 2014081403 verbeurd verklaard met uitzondering van de reeds teruggegeven goederen en de goederen vermeld onder de volgende beslagnummers:
- 1 (marktaanhangwagen gesloten model)
- 76 (herenfiets Gazelle Millen Groen)
- 77 (damesfiets Batavus)
- 222 (1 euro muntenverzameling in mapje)
- 223 (diverse losse munten)
- 224 (euro collection 2003)
- 225 (Europese muntenverzameling in blauwe doos)
- 226 (geboortemunten)
- 227 (losse 5 euromunten in wikkel)
- 228 (munten divers in verschillende doosjes)
- 229 (muntenverzameling euro)
- 230 (muntenverzameling in kartonnen wikkel)
- 231 (muntenverzameling in rood doosje)
- 232 (muntenverzameling San Marino)
- 233 (olympische spelen muntenverzameling in groen doosje).
Ten aanzien van de bovengenoemde goederen heeft de rechtbank beslist dat deze teruggegeven kunnen worden aan verdachte.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de strafoplegging en de beslissing over de inbeslaggenomen goederen. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
Daarnaast zal het hof het vonnis aanvullen met een korte overweging omtrent hetgeen door verdachte in hoger beroep naar voren is gebrachte. Gelet daarop zal hof het vonnis met aanvulling van de gronden, bevestigen.

Aanvulling van gronden

Het hof stelt vast dat verdachte aanvankelijk niet heeft willen verklaren over de herkomst van de aangetroffen goederen op de zolder van zijn woning en in de winkel van zijn toenmalige partner mevrouw [ex-partner] . Verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat de aangetroffen goederen door hem zijn gekocht op markten en bij opheffingsverkopen van bijvoorbeeld de Blokker. Het hof is van oordeel dat de verklaring van verdachte nog steeds niet concreet en verifieerbaar is wat betreft de herkomst van de goederen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet consequent aangeeft welke goederen dan bij de Blokker zouden zijn gekocht. In eerste aanleg heeft hij verklaard dat de messen op de markt zijn gekocht, maar dat het ook kan zijn dat die afkomstig zijn van een opgeheven Blokkervestiging. Het hof merkt op dat ook indien wel waarde zou moeten worden gehecht aan de verklaring van verdachte over de herkomst van de messensets van Herman den Blijker en de van de Action afkomstige klokken, dit slechts een verklaring voor een zeer klein deel van de onverklaarbare inkomsten van verdachte zou geven en niet zou leiden tot een andere strafoplegging. Ook getuige [getuige] , die ter terechtzitting van het hof is gehoord, heeft niets verifieerbaars verklaard over de herkomst van de bij verdachte aangetroffen goederen.
Conform de beslissing van de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, heeft overgedragen en omgezet waarvan hij wist dat deze - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. Doordat verdachte dit feit gedurende een lange periode en door middel van vele transacties heeft begaan, acht het hof bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich gedurende ruim drieënhalf jaar schuldig gemaakt aan gewoonte witwassen door een aanzienlijke hoeveelheid goederen van misdrijf afkomstig te verkopen. Het hof rekent het verdachte aan dat hij op het moment van voorhanden krijgen van de goederen wist dat het niet om legaal verkregen goederen ging. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De verdachte heeft kennelijk uit winstbejag gehandeld en daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen financiële belangen. Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte weinig inzicht heeft in de strafwaardigheid van zijn handelen.
Het hof heeft ook acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit Justitiële Documentatie d.d. 20 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten en dat hij daarvoor eerder is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die ter zitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof is van oordeel dat in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden een passende en geboden reactie vormt. Het hof heeft evenwel geconstateerd dat in de onderhavige zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM is geschonden. Het hof stelt hiertoe vast dat verdachte op 5 augustus 2014 in verzekering is gesteld. Op 4 april 2019 is door de rechtbank vonnis gewezen. Op 10 april 2019 is namens verdachte hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 4 februari 2022 arrest. Gelet op het voorgaande is de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep overschreden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof in plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Conform de beslissing van de rechtbank is het hof van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de lijst in beslag genomen goederen bij [verdachte] / [ex-partner] opgenomen in ordner 10 van het dossier met nummer 2014081403z en als bijlage 1 bij dit arrest gevoegd, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring nu het goederen betreffen die verdachte geheel of ten dele te eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen. De in beslag genomen voorwerpen behoren de verdachte toe. Het hof heeft bij deze beslissing rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Daarnaast zal, ten aanzien van de hieronder opgesomde in beslag genomen voorwerpen de teruggave aan verdachte worden gelast, te weten:
- een marktaanhangwagen (nummer 1 op de lijst van inbeslaggenomen goederen bij [verdachte] / [ex-partner] opgenomen in ordner 10 van het dossier met nummer 2014081403z en als bijlage 1 bij dit arrest gevoegd),
- een herenfiets Gazelle Millen groen (nummer 76),
- een damesfiets Batavus (nummer 77),
- 1 euro muntenverzameling in mapje (nummer 222),
- diverse losse munten (nummer 223),
- euro collection 2003 (nummer 224),
- Europese muntenverzameling in blauwe doos (nummer 225),
- geboortemunten (nummer 226),
- losse 5 euromunten in wikkel (nummer 227),
- munten divers in verschillende doosjes (nummer 228)
- muntenverzameling euro (nummer 229),
- muntenverzameling in kartonnen wikkel (nummer 230),
- muntenverzameling in rood doosje (nummer 231),
- muntenverzameling San Marino (nummer 232),
- olympische spelen muntenverzameling in groen doosje (nummer 233).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de inbeslaggenomen voorwerpen, beschreven op de
lijst in beslag genomen goederen bij [verdachte] / [ex-partner] opgenomen in ordner 10 van het dossier met nummer 2014081403z en als bijlage 1 bij dit arrest gevoegd,met uitzondering van de hierna te noemen goederen die aan verdachte moeten worden teruggegeven.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een marktaanhangwagen (nummer 1 op de lijst van inbeslaggenomen goederen bij [verdachte] / [ex-partner] opgenomen in ordner 10 van het dossier met nummer 2014081403z en als bijlage 1 bij dit arrest gevoegd),
- een herenfiets Gazelle Millen groen (nummer 76),
- een damesfiets Batavus (nummer 77),
- 1 euro muntenverzameling in mapje (nummer 222),
- diverse losse munten (nummer 223),
- euro collection 2003 (nummer 224),
- Europese muntenverzameling in blauwe doos (nummer 225),
- geboortemunten (nummer 226),
- losse 5 euromunten in wikkel (nummer 227),
- munten divers in verschillende doosjes (nummer 228)
- muntenverzameling euro (nummer 229),
- muntenverzameling in kartonnen wikkel (nummer 230),
- muntenverzameling in rood doosje (nummer 231),
- muntenverzameling San Marino (nummer 232),
- olympische spelen muntenverzameling in groen doosje (nummer 233).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. G. Dam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 4 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage 1: Lijst in beslag genomen goederen bij [verdachte] / [ex-partner] opgenomen in ordner 10 van het dossier met nummer 2014081403z.