ECLI:NL:GHARL:2022:8793

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
P21/0309
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van de terbeschikkingstelling en afwijzing van het verzoek om een zorgmachtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 9 september 2021. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde verlengd met een jaar en het verzoek om een zorgmachtiging afgewezen. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om een zorgmachtiging af. Het hof oordeelt dat het juridisch kader van een zorgmachtiging op dit moment onvoldoende is om het risicomanagement te waarborgen. Er zijn nog lopende onderzoeken die niet zijn afgerond, waaronder diagnostisch onderzoek en onderzoek naar de PCL-R, en het recidiverisico bij beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt nog als hoog ingeschat. Het hof benadrukt dat de terbeschikkingstelling al meer dan achttien jaar duurt en dat de belangen van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dienen te wegen naarmate de maatregel langer duurt. Desondanks is het hof van mening dat de huidige maatregel nog steeds noodzakelijk is, gezien de aard van de stoornis en het recidivegevaar. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist en bevestigt de verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar.

Uitspraak

TBS P21/0309
Beslissing d.d. 17 februari 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
verblijvende in Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) Inforsa te Amsterdam.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 9 september 2021. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar en -impliciet- afwijzing van het verzoek
tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden voor een zorgmachtiging.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 9 september 2021;
- de e-mail van de raadsman van 30 januari 2022 met als bijlage een verslag van een multidisciplinair overleg binnen FPK Inforsa van 25 januari 2022;
- de aanvullende informatie van FPK Inforsa van 31 januari 2022, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 14 juni 2021 tot en met 22 januari 2022.
Het hof heeft ter zitting van 3 februari 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen.
Het hof heeft tevens ter zitting als deskundigen gehoord drs. J.D. Drenth, GZ-psycholoog en drs. D.P. van Zanten, psychiater, beiden verbonden aan FPK Inforsa.

Overwegingen:

Het advies van de deskundigen
Ter zitting hebben de deskundigen Drenth en Van Zanten gepersisteerd bij het advies van de kliniek van 31 januari 2022. Kort gezegd hebben zij aangegeven dat uit de risicoanalyse onder meer naar voren komt dat de seksuele problematiek van de terbeschikkinggestelde wordt gezien als gedrag dat hoort bij een psychotische decompensatie. Door de juiste instelling op medicatie is dit gedrag sinds medio 2019 niet meer gezien bij de terbeschikkinggestelde. Volgens de deskundige Drenth is er bij de terbeschikkinggestelde geen sprake van kwaadaardige persoonskenmerken, maar de PCL-R, het onderzoek naar psychopathie, moet nog (opnieuw) worden afgenomen. Het diagnostisch onderzoek is in de afrondingsfase, maar de voorlopige uitkomst wijst erop dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een autismespectrumstoornis. Het staren door de terbeschikkinggestelde naar vrouwen is derhalve geen delictgedrag, maar komt voort uit zijn beperking vanuit het autistisch spectrum. Volgens de deskundigen maakt deze autismespectrumstoornis dat de terbeschikkinggestelde moeilijker kan denken in termen van toekomst. De huidige maatregel met een uitgestrekt en onzeker verloftraject is daarmee demotiverend en ziekmakend, belemmert een passende resocialisatie en bemoeilijkt daarom voortgang van zijn behandeling, waaronder bewerken van het delictrisico. De deskundigen zijn van mening dat voor de relatief eenvoudige problematiek van de terbeschikkinggestelde een behandeling onder een zorgmachtiging afdoende is om eventuele gevaren veroorzaakt door een psychiatrische stoornis te voorkomen. Binnen het kader van de zorgmachtiging kan de terbeschikkinggestelde de zorg geboden worden die hij nodig heeft in de huidige kliniek.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkingstelling duurt inmiddels al achttien jaar. Het huidige kader lijkt het beoogde doel, de terbeschikkinggestelde zo snel als veilig mogelijk is weer terug te laten keren in de maatschappij, voorbij te schieten. De huidige maatregel lijkt zelfs averechts te werken, aldus de kliniek. Naarmate de terbeschikkingstelling langer duurt gaan de belangen van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder wegen. Gelet op de duur van de terbeschikkingstelling, maken ook de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit dat er onderzoek wordt gedaan naar mogelijke alternatieven. In dat kader dient de delictgevaarlijkheid van de terbeschikkinggestelde te worden gerelativeerd. In de afgelopen achttien jaar zijn er geen incidenten geweest die vergelijkbaar zijn met het indexdelict. Daarnaast is sinds kort vastgesteld dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van autisme. Het staren naar vrouwen zou hiermee verband houden. Seksueel grensoverschrijdend gedrag treedt alleen op tijdens psychotische ontregeling. Volgens de kliniek is een zorgmachtiging een doeltreffend middel om bij de terbeschikkinggestelde een psychose en daaruit voortkomend gevaar te voorkomen. De terbeschikkinggestelde is medicatietrouw en heeft aangegeven zijn medicatie ook te willen blijven slikken alsmede toezicht en een bloedspiegelbepaling daarbij te blijven accepteren. In de aanvullende informatie stelt de kliniek dat ‘een zorgmachtiging voldoende is om met deze enkelvoudige anti psychotische behandeling de enkelvoudige oorzaak en het gekoppelde gevaar (psychose leidend tot gedragsproblemen) duurzaam te voorkomen’. Daarbij biedt volgens de kliniek een zorgmachtiging de mogelijkheid sneller te schakelen in toe- en afnemend beveiligingsniveau binnen het geëigende risicomanagement.
De raadsman heeft, gelet op de duur van de verpleging van overheidswege en daarmee samenhangend de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, verzocht om aanhouding van de behandeling van de vordering teneinde het openbaar ministerie opdracht te geven een zorgmachtiging voor te bereiden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich niet verzet tegen aanhouding. In de beslissing waarvan beroep staat dat de rechtbank het van belang acht dat voor de volgende verlengingszitting -onder meer- de mogelijkheden van een zorgmachtiging vanuit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) worden onderzocht. Uit de aanvullende informatie van de kliniek komt naar voren dat het huidige justitieel kader disproportioneel is en zijn doel voorbijschiet. De deskundigen hebben dit ter zitting nog eens herhaald. Volgens de deskundigen is een zorgmachtiging in het geval van de terbeschikkinggestelde voldoende om de gevaren veroorzaakt door een psychiatrische stoornis te voorkomen. Gelet hierop is de advocaat-generaal van mening dat het verzoek toegewezen dient te worden.
Het oordeel van het hof
Verbeterd lezen van het dictum van de beslissing waarvan beroep
De rechtbank heeft weliswaar overwogen dat zij het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden voor een zorgmachtiging afwijst, maar heeft verzuimd deze beslissing in het dictum op te nemen. Het hof ziet dit als een kennelijke verschrijving en zal de beslissing in die zin verbeterd lezen.
Afwijzing verzoek van voorbereiding van een zorgmachtiging
Het verzoek om de zaak aan te houden teneinde een zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg voor te laten bereiden, wordt afgewezen omdat het hof van oordeel is dat op dit moment daarvoor onvoldoende aanknopingspunten bestaan. Het hof is niet gebleken dat het juridisch kader van een zorgmachtiging voldoende is om het risicomanagement te kunnen waarborgen en dat daarom een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege niet meer noodzakelijk is. Het hof wijst daarbij op het feit dat een aantal onderzoeken (waaronder het diagnostisch onderzoek en het onderzoek naar de PCL-R) nog niet afgerond is. Voorts komt uit de huidige onderzoeken naar voren dat het recidiverisico bij een beëindiging van de verpleging van overheidswege nog als hoog wordt ingeschat. Ten slotte is door de deskundigen het advies om een zorgmachtiging te onderzoeken niet onderbouwd vanuit het recidiverisico, maar vanuit de te verlenen zorg.
Overigens acht het hof het met de rechtbank wel gewenst dat ten behoeve van de volgende verlengingsprocedure bij de rechtbank, na afronding van de lopende onderzoeken, een onderzoek zal worden verricht naar de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging en/of het eventuele vormgeven van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van een jaar. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het navolgende.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 29 augustus 2003 en loopt dus thans meer dan achttien jaar. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van de delicten waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging van de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof evenwel van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Immers, niet alleen het tijdsverloop -in relatie tot de ernst van het delict- moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar. Het hof acht evenmin strijd met het beginsel van de subsidiariteit aanwezig, nu uit de stukken blijkt dat de terbeschikkinggestelde nog is aangewezen op de structuur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het laten voorbereiden van een zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 9 september 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.E. van Wees als raadsheren,
en drs. A. Vissers en dr. R.A. Graaff als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 17 februari 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.