ECLI:NL:GHARL:2022:8749

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
P21/399
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep terbeschikkingstelling en voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, die op 22 november 2021 de hervatting van de verpleging van overheidswege had gelast voor de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1962, heeft een lange geschiedenis van behandeling in forensische psychiatrische instellingen, maar zijn behandelingen zijn telkens vastgelopen. Het hof heeft vastgesteld dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, die eerder was ingesteld, niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. De terbeschikkinggestelde heeft zich bereid verklaard om zich te houden aan de voorwaarden die zijn geformuleerd door de reclassering. Het hof heeft besloten om de terbeschikkinggestelde een nieuwe kans te geven voor resocialisatie, waarbij hij vanaf 9 september 2022 zal verblijven in de instelling De Meander. Het hof heeft de voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gewijzigd, waarbij de nadruk ligt op het naleven van afspraken en het verkrijgen van steun van de reclassering. Het hof heeft de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege afgewezen, omdat het recidiverisico niet als onaanvaardbaar wordt ingeschat en er geen meerwaarde is voor een nieuwe klinische behandeling. De terbeschikkinggestelde moet nu de kans krijgen om zijn resocialisatietraject te doorlopen, met de mogelijkheid om in de toekomst bij zijn zus te gaan wonen als alles goed verloopt.

Uitspraak

TBS P21/399
Beslissing d.d. 9 september 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
verblijvende in Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem te Arnhem.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 november 2021. Deze beslissing houdt in de last tot hervatting van de
verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken die in zijn tussenbeslissingen van 24 maart 2022 en 7 juli 2022 zijn genoemd en daarnaast onder meer op:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in hoger beroep op 23 juni 2022;
  • de tussenbeslissing van dit hof van 7 juli 2022;
  • het verlengingsadvies van Reclassering Nederland van 28 juli 2022;
  • de pro justitiarapportage van psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser van 31 augustus 2022;
  • het aanvullend reclasseringsadvies van GGZ Iriszorg van 5 september 2022;
  • het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 5 september 2022.
Ter zitting van het 8 september 2022 heeft het hof – dat anders is samengesteld dan ter zitting van 23 juni 2022 – met instemming van de raadsman van de terbeschikkinggestelde en advocaat-generaal het onderzoek hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de tussenbeslissing van 7 juli 2022 bevond.
Het hof heeft ter zitting van 8 september 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam, de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen en de deskundige [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker te [plaats 3] . Vervolgens heeft het hof de zitting onderbroken tot 9 september 2022, waar het onderzoek is gesloten en het hof onmiddellijk uitspraak heeft gedaan.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde is bereid zich te houden aan de voorwaarden die reclasseringswerker en deskundige mevrouw [reclasseringswerker 1] heeft geformuleerd in het reclasseringsadvies van GGZ Iriszorg van 5 september 2022. Hij vindt mevrouw [reclasseringswerker 1] een betere reclasseringswerker dan de heer [reclasseringswerker 2] van Reclassering Nederland te [plaats 2] die hem eerder heeft begeleid. Als hij het een keer niet eens zou zijn met mevrouw [reclasseringswerker 1] , dan zal hij met haar in gesprek gaan. Het is aan hem om daar goed mee om te gaan. Hij zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. De terbeschikkinggestelde hoopt dat hij korter dan drie maanden moet verblijven in De Meander voordat hij mag gaan wonen bij zijn zus in [plaats 1] . Namens de terbeschikkinggestelde is bepleit hem met ingang van 8 of 9 september 2022 te plaatsen bij de Meander in het kader de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is eerder verkeerd gegaan. De overgang van het huis van bewaring naar de voorwaardelijke beëindiging is een grote stap. Reclassering Nederland te [plaats 2] (hierna: reclassering in [plaats 2] ) is daartegen. Mevrouw van [reclasseringswerker 1] van reclassering GGZ Iriszorg wil hem die kans wel geven. De houding van de terbeschikkinggestelde zal heel belangrijk gaan worden. Hij moet overal aan meewerken en de stappen op de juiste manier zetten. Resocialiseren kan niet zonder enig risico te nemen. De bevindingen van de reclassering in [plaats 2] zijn reden tot zorg, maar geen reden om het niet nog een keer te proberen. De terbeschikkinggestelde moet wel goed begrijpen dat hij in dat geval een allerlaatste kans krijgt. De advocaat-generaal verzet zich niet tegen de plaatsing van de terbeschikkinggestelde bij Meander om gedurende een periode van drie maanden te bekijken wat er verder moet gebeuren in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof komt tot een ander oordeel dan de rechtbank. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Verloop van het traject van de terbeschikkinggestelde en de procedure
De terbeschikkinggestelde heeft sinds 9 oktober 2012 achtereenvolgens in drie klinieken verbleven. Op 3 mei 2021 heeft de rechtbank beslist tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en is de terbeschikkinggestelde geplaatst op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van Fivoor te [plaats 2] . Deze instelling heeft op 16 september 2021 besloten het klinische traject voortijdig negatief te beëindigen. Daarna heeft de reclassering in [plaats 2] geadviseerd de voorwaardelijk beëindigde verpleging van overheidswege (voorlopig) te hervatten. De vordering tot voorlopige hervatting is op 22 september 2021 toegewezen door de rechter-commissaris. De rechtbank heeft de vordering tot hervatting toegewezen op 22 november 2022.
De reclassering in [plaats 2] heeft haar oorspronkelijke advies om de verpleging van overheidswege te hervatten in hoger beroep gehandhaafd.
In zijn tussenbeslissing van 24 maart 2022 heeft het hof, mede op basis van het advies van psychiater Westerborg, overwogen dat niet is uit te sluiten dat een andere instelling dan FPA Fivoor [plaats 2] nog in staat zou kunnen zijn om het resocialisatietraject van de
terbeschikkinggestelde in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging
van overheidswege voort te zetten. Daarbij betrok het hof het door de reclassering en
psychiater Westerborg ingeschatte recidiverisico, alsmede de omstandigheid dat tijdens het
verblijf van de terbeschikkinggestelde geen (gewelds)incidenten zijn voorgevallen.
Naar aanleiding van deze tussenbeslissing heeft reclasseringsinstelling GGZ Iriszorg onderzoek gedaan. Uit het reclasseringsadvies van GGZ Iriszorg van 15 juni 2022 volgt dat de werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP/IFZ) heeft laten weten dat zij geen indicatie willen afgeven voor een FPA en ook niet voor verblijfszorg.
De terbeschikkinggestelde komt telkens in conflict met de begeleiding (of de begeleiding met hem, zoals hij het zelf ziet). Hierdoor is het tot op heden niet gelukt om verlofstappen te zetten en te toetsen hoe hij omgaat met meer vrijheden en met minder controle en regels.
GGZ Iriszorg is voorstander van een resocialisatie via de weg van de geleidelijkheid in opbouw van verlof. Dit verdient in bijna elk geval de voorkeur boven een abrupt einde van de klinische fase. GGZ Iriszorg is echter ook van mening dat de terbeschikkinggestelde niet “beter” zal worden binnen de kliniek en dat het maximaal haalbare binnen de muren wel bereikt is.
Het indexdelict kende een lange aanloop. De terbeschikkinggestelde was reeds langdurig in conflict met het slachtoffer. Daarom is de verwachting dat er tijdig kan worden ingegrepen mocht de terbeschikkinggestelde in conflict komen. Ook het uitblijven van agressieve incidenten in de periode van zijn terbeschikkingstelling maakt dat GGZ Iriszorg het risico van geweld niet hoog inschat. GGZ Iriszorg beschouwt de bereidheid van de terbeschikkinggestelde een zinvolle dagbesteding te zoeken, een uitkering aan te vragen en een begeleidingscontact aan te gaan, als beschermende factoren. Daarnaast wordt het steunende contact van de terbeschikkinggestelde met zijn familie als beschermend beschouwd.
Gelet op de uitkomst van de risicotaxatie en de verwachting dat een verdere klinische behandeling van de terbeschikkinggestelde weinig meerwaarde heeft, acht GGZ Iriszorg het inzetten van de resocialisatie geïndiceerd. GGZ Iriszorg heeft in het reclasseringsadvies van 15 juni 2022 geadviseerd de voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege te continueren als de terbeschikkinggestelde kan verblijven bij Regionale Instelling voor Begeleid Wonen (RIBW) De Meander in [plaats 3] . Op dat moment was het echter nog niet duidelijk of en zo ja, wanneer hij bij deze RIBW kon worden geplaatst.
Ter zitting van 23 juni 2022 heeft de deskundige [reclasseringswerker 1] dit reclasseringsadvies toegelicht. GGZ Iriszorg acht het verblijf van de terbeschikkinggestelde bij De Meander of een soortgelijke instelling als tussenstap noodzakelijk om te zien hoe zijn omgang met vrijheden verloopt, voordat hij verder kan resocialiseren bij zijn zus die in [plaats 1] . De deskundige heeft de vraag of de terbeschikkinggestelde kan worden geplaatst bij een RIBW in de omgeving van [plaats 1] voorgelegd aan de reclassering in [plaats 2] . De reclassering in [plaats 2] ziet geen passende plek voor hem in die omgeving. Daarnaast vindt de reclassering in [plaats 2] het door GGZ Iriszorg voorgestelde plan, net als NIFP/IFZ, niet passend.
Bij de tussenbeslissing van 7 juli 2022 heeft het hof de reclassering verzocht nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden om de terbeschikkinggestelde in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in een andere instelling te plaatsen in de omgeving van [plaats 2] , de regio waar zijn eventuele volgende resocialisatiestap is voorzien. Het hof was daarnaast van oordeel dat er duidelijkheid diende te komen over de plaatsing van de terbeschikkinggestelde bij De Meander. Tot slot achtte het hof het noodzakelijk dat nader werd geadviseerd over de aan een eventuele voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging te verbinden voorwaarden.
Uit het advies van GGZ Iriszorg van 5 september 2022 volgt dat GGZ Iriszorg vervolgens contact heeft opgenomen met de reclassering in [plaats 2] en – na te zijn doorverwezen – met het Forensisch Plaatsingsloket (FPL) van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Volgens het FPL zou een Forensische RIBW (F-RIBW) in [plaats 2] de enige passende optie zijn. Na de aanmelding van de terbeschikkinggestelde is uit telefonisch overleg tussen een F-RIBW en de reclassering gebleken dat deze F-RIBW geen vertrouwen heeft in een goed verblijf van de terbeschikkinggestelde bij deze instelling en dat deze instelling ook geen mogelijkheden ziet hem beter te begeleiden dan hij eerder begeleid is. Dit maakt dat de plaatsing van de terbeschikkinggestelde bij De Meander op dit moment de enige en ook meest passende optie is. De terbeschikkinggestelde kan vanaf 8 september 2022 worden geplaatst bij De Meander. Met zowel de terbeschikkinggestelde als De Meander is afgesproken die plaatsing na drie maanden te evalueren. Als alles in die periode goed is verlopen, zal de terbeschikkinggestelde de volgende resocialisatiestap kunnen maken door te gaan wonen bij zijn zus in [plaats 1] .
GGZ Iriszorg is gebleven bij haar advies de voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege te continueren met een wijziging van de voorwaarden die zijn geformuleerd in het aanvullend reclasseringsadvies van 5 september 2022.
De deskundige [reclasseringswerker 1] heeft dit advies ter zitting van 8 september 2021 toegelicht.
Afwijzing vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde in zijn behandeling binnen drie forensisch psychiatrische centra en binnen de FPA Fivoor is vastgelopen. De aan zijn stoornis gerelateerde wijze waarop hij reageert op behandeling, begeleiding en toezicht is hiervan de belangrijkste oorzaak. De voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en plaatsing van de terbeschikkinggestelde in FPA Fivoor was al een poging om dit patroon te doorbreken. Het hof stelt echter vast dat de nieuwe klinische behandeling van de terbeschikkinggestelde vroegtijdig negatief is beëindigd en zijn resocialisatietraject met een geleidelijke uitbreiding van vrijheden niet van de grond is gekomen vanwege, wederom, zijn conflicten met begeleiders. De reclassering in [plaats 2] ziet geen mogelijkheden meer om hem te begeleiden in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Hervatting van de verpleging van overheidswege is dan een reële mogelijkheid. Nog steeds geldt echter hetgeen onder andere psychiater Westerborg heeft overwogen in zijn rapportage van 20 augustus 2021. De terbeschikkinggestelde is een man die weet wanneer hij zijn eigen glazen ingooit, maar door zijn principiële opstelling maakt hij hierin een starre indruk. Zijn uitgangspunt is echter dat je respect moet hebben voor de ander, netjes moet zijn op jezelf en de ander moet helpen wanneer die in nood is. De terbeschikkinggestelde kan hierin ver gaan, waardoor hij zijn eigen gedrag, zijn eigen kunnen overschat. Wanneer hij in conflict komt met anderen gaat het bijna altijd om afdelingsregels, hygiëne en onderling respect (zoals hij die overigens definieert) en niet of nauwelijks over agressie of geweld. Vanuit zijn zorg om anderen zal betrokkene zich vaker dan wenselijk bemoeien met anderen, waardoor hij kan worden ervaren als bemoeizuchtig. Het is de vraag of het herhalingsrisico groter is dan bij een gemiddelde gedetineerde met antisociale trekken bij persoonlijkheidspathologie. Betrokkene zou de kans moeten krijgen zichzelf te bewijzen in omstandigheden die zoveel mogelijk de buitenwerelden nabootsen of waar hij zich in kan begeven om samen met de reclassering tot overeenstemming te komen. Het is om deze reden dan ook van belang dat de terbeschikkinggestelde het resocialisatietraject ingaat. Het recidiverisico bij voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zal bij betrokkene niet direct leiden tot een verhoogde kans op recidive omdat het indexdelict een lange aanloop kent. De terbeschikkinggestelde is zich er ook van bewust dat hij bij eventuele hervatting van de dwangverpleging zijn glazen dan definitief heeft ingegooid en dat hij zijn huidig gedrag dan niet meer kan volhouden.
Gelet hierop, op het ontbreken van meerwaarde van een nieuwe klinische behandeling, op de beschikbaarheid van De Meander en op het positieve advies van GGZ Iriszorg zal het hof de terbeschikkinggestelde een nieuwe resocialisatiepoging laten doen binnen de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. GGZ Iriszorg maakt nadrukkelijk een andere inschatting over de haalbaarheid hiervan dan de reclassering in [plaats 2] . Het hof is van oordeel dat het recidivegevaar in voldoende mate op andere wijze kan worden beperkt dan door hervatting van de verpleging van overheidswege. Voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging met de voorgestelde wijziging van de voorwaarden acht het hof mede verantwoord in verband met de lange aanloop naar het indexdelict en de inschatting dat het recidiverisico niet binnen een korte termijn zal oplopen tot een onaanvaardbaar niveau. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de terbeschikkinggestelde het indexdelict – een poging tot doodslag op 4 oktober 2010 – inmiddels ruim twaalf jaren geleden heeft begaan en dat er geen sprake is van agressief gedrag tijdens zijn terbeschikkingstelling die nu al bijna tien jaren loopt.
Het is aan de terbeschikkinggestelde om deze resocialisatiepoging te laten slagen. Hij weet wat de gevolgen zijn als het mislukt.
Wijzing van voorwaarden
Het hof zal het advies van GGZ Iriszorg tot wijziging van de voorwaarden eveneens overnemen. Daarbij gaat het hof er vanuit dat de terbeschikkinggestelde minimaal drie maanden zal verblijven bij RIBW De Meander. In die periode dient de volgende stap in zijn resocialisatietraject goed te worden voorbereid. Met de zussen van de terbeschikkinggestelde dienen goede afspraken te worden gemaakt. De overdracht van de begeleiding en het toezicht aan een reclasseringsinstelling in de regio waar de terbeschikkinggestelde na die periode zal verblijven, moet ook goed worden voorbereid. Gelet op de problemen in de samenwerking tussen de terbeschikkinggestelde en zijn vorige begeleiders dient bij de overdracht tevens aandacht te worden besteed aan de ‘match’ tussen de terbeschikkinggestelde en de toezichthouder die verder hem zal begeleiden. Een goede samenwerking tussen de terbeschikkinggestelde en de toezichthouder is alleen mogelijk als zij elkaar over en weer vertrouwen. Ten slotte gaat het hof er vanuit dat de volgende stappen in het traject pas worden gezet als aan deze voorwaarden is voldaan en de terbeschikkinggestelde hieraan voldoende medewerking heeft verleend.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 november 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Wijst afde vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Wijzigtde voorwaarden die zijn verbonden aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in die zin dat zij komen te luiden als volgt:
De terbeschikkinggestelde:
verleent voor het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of toont een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen. Deze medewerking houdt verder – onder meer – in, dat:
  • hij meldt zich bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • hij houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem zal geven omdat deze aanwijzingen nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of hem te helpen bij de naleving van de voorwaarden;
  • hij geeft de reclassering inzicht in de voorgang van de begeleiding en/of de behandeling door andere instellingen en hulpverleners;
  • hij verleent medewerking aan het uitwisselen van informatie met personen en organisaties die contact met hem hebben, als dit van belang is voor het toezicht;
  • hij helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • hij vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
4. laat zich ambulant behandelen door een Kairos of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang reclassering dit nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels van de zorginstelling en de aanwijzingen die hem door of namens de behandelaar worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel van de behandeling zijn, indien de behandelend arts dit nodig vindt.
5. verblijft in de Meander te [plaats 3] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op 9 september 2022. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en werkt mee aan een vorm van budgetbeheer of bewindvoering, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht;.
7. verleent medewerking aan een time-out opname in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out opname duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
8. gebruikt geen harddrugs;
9. verleent medewerking aan bloedonderzoek of urineonderzoek voor de controle op de naleving van het verbod op het gebruik van harddrugs dan wel voor de beheersing van het gebruik van alcohol en/of softdrugs De reclassering bepaalt hoe vaak dit wordt gecontroleerd;
10. begeeft zich niet buiten de grenzen van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa zonder toestemming van de reclassering;
11. legt op geen enkele wijze contact met het slachtoffer de heer [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
Draagtreclasseringsinstelling GGZ Iriszorg op de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. M.J. Vos als raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en dr. P.K.J. Ronhaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 9 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.