ECLI:NL:GHARL:2022:8738

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.310.638
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bewindvoerder en mentor in het kader van curatele en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor [naam1], geboren in 2004. De moeder van [naam1] had in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter van 31 januari 2022 aangevochten, waarin [naam3] was benoemd tot bewindvoerder en mentor. De moeder verzocht het hof om haar als enige bewindvoerder en mentor aan te stellen. De vader van [naam1] voerde verweer tegen dit verzoek.

Het hof oordeelde dat de noodzaak voor het instellen van bewind en mentorschap niet ter discussie stond, maar dat de geschilpunten zich concentreerden op de benoeming van de bewindvoerder en mentor. Het hof bevestigde de benoeming van [naam3] als bewindvoerder, maar besloot de moeder tot mentor te benoemen. Dit besluit was gebaseerd op de langdurige en intensieve betrokkenheid van de moeder bij de zorg voor [naam1], die zij al jaren droeg. Het hof oordeelde dat de moeder, gezien haar betrokkenheid en de omstandigheden, de meest geschikte persoon was om als mentor op te treden.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de kantonrechter werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de benoeming van de mentor, en dat de moeder per heden als mentor werd benoemd. De jaarbeloning van de mentor zal door de kantonrechter worden vastgesteld volgens de geldende regeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.638
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 9583796, 9583797, 9603355 en 9603356)
beschikking van 11 oktober 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Kranendonk te ’s-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [naam1] ,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
en
[naam2] , handelende onder de naam [naam3],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [naam3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder te noemen: de kantonrechter), van 31 januari 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 april 2022;
  • een journaalbericht van mr. Koenders van 3 september 2022 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 september 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader;
  • [naam3]

3.De feiten

3.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 13 december 2021, heeft de moeder verzocht om een bewind en mentorschap voor [naam1] , geboren [in] 2004 te [plaats1] , in te stellen en haar te benoemen tot bewindvoerder en mentor.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 21 december 2021, heeft de vader eveneens verzocht om een bewind en mentorschap voor [naam1] in te stellen en hem te benoemen tot bewindvoerder en mentor.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter:
  • de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam1] , wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, onder bewind gesteld;
  • een mentorschap ten behoeve van [naam1] ingesteld;
  • [naam3] benoemd tot bewindvoerder en mentor.
De kantonrechter heeft verder bepaald dat het bewind wordt ingeschreven in het openbare Centrale Curatele- en bewindregister en de beloning vastgesteld op de tarieven die daarvoor zijn bepaald.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de bewindvoerder/de mentor te ontslaan en haar als enig bewindvoerder en mentor van [naam1] te benoemen.
4.2
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep de noodzaak voor het instellen van bewind en mentorschap over [naam1] niet in geschil is. Enkel in geschil is de vraag wie bewindvoerder en/of mentor van [naam1] moet worden: de moeder van [naam1] of [naam3] .
Bewind
5.2
Op grond van 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, zoals in dit geval, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
5.3
In hoger beroep is niet in geschil dat [naam1] niet begrijpt wat een bewindvoerder voor hem doet en dat hij evenmin in staat is weloverwogen zijn voorkeur voor (de persoon van) een bewindvoerder uit te spreken. Voorts blijkt uit de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling in hoger beroep dat de financiën van [naam1] tussen de ouders onderling al jaren een ingewikkeld onderwerp vormen. In het verleden waren de ouders bijvoorbeeld verdeeld over de besteding van de kinderbijslag. De vader heeft er ook nu geen vertrouwen in dat de moeder de financiën van [naam1] op een juiste wijze zal (gaan) beheren. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij geen zorgen heeft over de financiën van [naam1] nu deze in beheer van de bewindvoerder zijn en dat de samenwerking met de bewindvoerder goed verloopt. Onder deze omstandigheden zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de benoeming van de bewindvoerder bekrachtigen.
Mentorschap
5.4
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
5.5
Het hof ziet aanleiding [naam3] als mentor te ontslaan en de moeder tot opvolgend mentor te benoemen. Het hof legt deze beslissing hierna uit.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat het zwaartepunt van haar verzoek in hoger beroep ligt bij de vraag wie tot mentor voor [naam1] moet worden benoemd. In hoger beroep is gebleken dat, naast de zorg die [naam1] krijgt binnen de instelling, de moeder feitelijk al jaren de meeste zorg voor [naam1] draagt. De moeder bezoekt [naam1] wekelijks, houdt zicht op de medische situatie van [naam1] en is betrokken bij zaken als de aankoop van zijn kleding. De moeder nam deze taken voorafgaand aan de bestreden beschikking ook al voor haar rekening, zodat de benoeming van de mentor materieel geen verandering in de situatie heeft gebracht. [naam3] heeft de blijvende betrokkenheid van de moeder ook gefaciliteerd, onder meer door de moeder inzagerecht te geven in het dossier van de instelling van [naam1] . De mentor heeft desgevraagd verklaard dat de moeder gewoon contact met de instelling van [naam1] mag hebben over de zorg voor [naam1] , terwijl dit (ook) de taak van de mentor is. Tot slot heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de benoeming van de mentor voor hem niet heeft geleid tot een verandering in het contact met [naam1] of met de instelling waar [naam1] verblijft.
Gelet op al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval geen aanleiding bestaat om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat bij voorkeur een van de ouders tot mentor wordt benoemd en dat de moeder vanwege haar langdurige en intensieve feitelijke betrokkenheid bij de zorg voor [naam1] tot mentor van [naam1] dient te worden benoemd.
5.6
De jaarbeloning van de mentor zal door de kantonrechter worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 2 sub c van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, dan wel een daarvoor in de plaats komende regeling.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, uitsluitend voor zover deze beschikking ziet op de benoeming van de mentor, en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 januari 2022, uitsluitend voor zover deze beschikking ziet op de benoeming van de persoon van mentor en de vaststelling van de beloning voor de mentor, en in zoverre opnieuw beschikkende:
ontslaat per heden [naam2] handelende onder de naam [naam3] als mentor voor [naam1] , geboren [in] 2004 wonende te [woonplaats2] ;
benoemt per heden tot opvolgend mentor [verzoekster] , wonende te [woonplaats1] ;
verstaat dat de jaarbeloning van de mentor door de kantonrechter zal worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 2 sub c van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, dan wel een daarvoor in de plaats komende regeling;
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 januari 2022 voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, P.B. Kamminga en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 11 oktober 2022 uitgesproken door mr. Van Vugt in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.