ECLI:NL:GHARL:2022:8737

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.311.072
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en zorgregeling na scheiding van ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2022, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2011. De vader en de moeder zijn in een scheiding verwikkeld en hebben een geschil over het gezag en de zorgregeling voor hun kind. De moeder heeft het gezag over de minderjarige, die bij haar woont, terwijl de vader verzoekt om gezamenlijk gezag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de verzoeken van de vader afgewezen, wat leidde tot hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2022 zijn beide ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De vader stelt dat er geen strijd is tussen de ouders en dat de minderjarige niet klem zit tussen hen. De moeder daarentegen wijst op de langdurige problemen in hun relatie en een loyaliteitsconflict bij de minderjarige. De Raad adviseert om het gezamenlijk gezag te handhaven, omdat de ouders in staat zijn om afspraken te maken over de omgangsregeling.

Het hof oordeelt dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is en dat er geen redenen zijn om hiervan af te wijken. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en belast de ouders gezamenlijk met het gezag over de minderjarige. Tevens wordt de zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige bij de vader verblijft volgens een afgesproken schema. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wijst het overige verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.311.072
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 499933)
beschikking van 11 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Mijdrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.W.P. Mei te Hilversum.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 oktober 2020 en 15 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 15 april 2022 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 mei 2022;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
  • de brief van mr. Liefting van 28 juli 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 september 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben de vader en de raadsvertegenwoordiger verklaard geen bezwaar te hebben tegen de aanwezigheid van de zus van de moeder
( [naam1] ) om moeilijke termen voor de moeder te vertalen. Daarop heeft het hof aan de zus van de moeder bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling verleend.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2011 te [plaats1] . De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 8 oktober 2020 heeft de rechtbank als voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft in de ene week op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur en in de andere week op donderdag van 14.45 uur tot 18.00 uur.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank als omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • een keer per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur;
  • in de meivakantie 2022 vanaf woensdag 12.00 uur tot zaterdag 17.00 uur;
  • in de zomervakantie 2022 twee losse weken, in onderling overleg te bepalen;
  • daarna verblijft [de minderjarige] in de even jaren de eerste helft van alle vakanties bij de vader en in de oneven jaren de tweede helft. Tijdens vakanties van één week vindt de overdracht plaats op woensdag om 12.00 uur;
  • de vader haalt [de minderjarige] op bij de moeder en de moeder haalt [de minderjarige] op bij de vader.
De rechtbank heeft verder de verzoeken van de ouders, waaronder het verzoek van de vader om naast de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] , afgewezen.
4.2
De vader is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking de bestreden beschikking te vernietigen en zijn verzoek om naast de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] alsnog toe te wijzen, althans een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof in het principaal hoger beroep het verzoek van de vader af te wijzen. Zij heeft zelf incidenteel hoger beroep ingesteld en zij verzoekt het hof, opnieuw beschikkende, de omgangsregeling in die zin te wijzigen dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • primair: eens per veertien dagen van vrijdag uit school tot zaterdag 17.00 uur; of
  • subsidiair: eens per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur in 2022, tot 17.00 uur in 2023 en tot 18.00 uur in 2024; en
  • indien de eerste zondag van de maand valt in het omgangsweekend van de vader in die weekenden van vrijdag uit school tot zaterdag 17.00 uur.
4.4
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

Gezag (principaal hoger beroep)
5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De vader kan zich met het oordeel ten aanzien van het ouderlijk gezag in de bestreden beschikking niet verenigen en voert daartoe het volgende aan. Volgens de vader is er geen strijd tussen de ouders en zit [de minderjarige] niet klem tussen de ouders. Tijdens de relatie van de ouders was sprake van onrust en dat had zijn weerslag op de ouders, maar dat is inmiddels verleden tijd. [de minderjarige] heeft met beide ouders een goede band en [de minderjarige] heeft nooit voor een ouder hoeven kiezen. [de minderjarige] woont bij de moeder en heeft omgang met de vader. Dit was volgens de vader altijd zo en dit zal altijd zo blijven, zodat er duidelijkheid is voor [de minderjarige] . [de minderjarige] zit volgens de vader dan ook niet klem tussen de ouders.
5.3
De moeder voert in hoger beroep verweer. De moeder voert aan dat zij en de vader niet vechtend over straat gaan, maar dat hun onderlinge relatie al acht jaar niet goed is. De ouders hebben ook een beperkte belastbaarheid. De ouders hebben de ouderschapsbemiddeling bij Youké weliswaar positief afgerond, maar dit is met name het gevolg van de inzet van hun sociaal netwerk. Zonder dit netwerk is tussen de ouders geen constructief overleg mogelijk. Uit het rapport van de ouderschapsbemiddeling blijkt bovendien dat bij [de minderjarige] sprake is van een loyaliteitsconflict. De positieve situatie die de vader schetst staat dan ook haaks op dit rapport. De moeder meent onder deze omstandigheden dan ook dat [de minderjarige] klem zit tussen de ouders.
5.4
De raad heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat het uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun kinderen. Enerzijds meent de raad dat dit uitgangspunt in dit geval moet worden gevolgd, omdat de ouders samen in staat zijn gebleken om tot afwijkende afspraken te komen over de invulling van de omgangsregeling. Aan de andere kant ziet de raad dat de ouders derden nodig hebben om met elkaar te kunnen communiceren. De raad meent evenwel dat de ouders elkaar juist kunnen helpen en versterken in de communicatie met bijvoorbeeld school of eventuele hulpverleners van [de minderjarige] . Daarom heeft de raad geadviseerd om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over [de minderjarige] .
5.5
Het hof onderschrijft het advies van de raad en zal de ouders gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] belasten. Het hof zal dat hierna uitleggen.
5.6
Het hof stelt - evenals de raad - voorop dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is in de wet. In dit geval zijn er wel spanningen tussen de ouders en is het voor hen moeilijk om samen te communiceren. Toch zijn de ouders ook in staat om samen afwijkende afspraken te maken over het contact tussen de vader en [de minderjarige] , zoals over de zondagen dat [de minderjarige] naar de kerk gaat. Daarnaast hebben de ouders de ouderschapsbemiddeling bij Youké positief afgesloten. Het hof hecht bovendien waarde aan de toezegging van de vader tijdens de mondelinge behandeling dat hij zich terughoudend zal opstellen in de uitoefening van het gezag. De vader heeft verklaard dat de moeder de beslissingen over [de minderjarige] mag blijven nemen zoals zij nu doet, en met [de minderjarige] op vakantie mag gaan, maar dat hij wel een rol kan en wil spelen als de moeder dat nodig vindt. Verder vindt de vader het belangrijk dat duidelijk is wat zijn positie is met betrekking tot [de minderjarige] , en waar zij kan komen te wonen als er iets met de moeder gebeurt, namelijk bij hem. Het hof is het eens met de raad dat deze ouders, die ieder hun eigen sterke en zwakke punten hebben, elkaar, in het belang van [de minderjarige] , kunnen versterken. Het hof ziet dan ook geen aanwijzingen om af te wijken van het uitgangspunt dat de ouders samen zullen zijn belast met het gezag over [de minderjarige] .
5.7
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het ouderlijk gezag zal vernietigen en de ouders gezamenlijk zal belasten met het gezag over [de minderjarige] .
Zorgregeling (incidenteel hoger beroep)
5.8
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen in onderling overleg nadere afspraken hebben gemaakt over de invulling van de zorgregeling. Partijen verzoeken het hof deze afspraken vast te leggen in een beschikking. Hieruit leidt het hof af dat de moeder haar verzoek in hoger beroep dienovereenkomstig heeft gewijzigd. Het hof zal overeenkomstig de afspraken tussen partijen beslissen. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de gehele tussen partijen geldende zorgregeling in de beslissing opnemen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
15 april 2022 en, opnieuw beschikkende:
belast de ouders gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2011 te [plaats1] ;
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder aldus dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • eens per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur, tenzij sprake is van een kerkweekend, want in die weekenden eindigt de zorgregeling op zaterdag 16.00 uur;
  • in de zomervakantie, voor het eerst in 2023, verblijft [de minderjarige] in de even jaren de eerste helft van alle vakanties bij de vader en in de oneven jaren de tweede helft. Tijdens vakanties van één week vindt de overdracht plaats op woensdag om 12.00 uur;
  • de vader haalt [de minderjarige] op bij de moeder en de moeder haalt [de minderjarige] op bij de vader;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 11 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.