ECLI:NL:GHARL:2022:8736

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.310.591
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om een zorgregeling voor zijn kinderen vast te stellen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg een zorgregeling aangevraagd die door de rechtbank Gelderland was vastgesteld. De ouders zijn de ouders van twee minderjarige kinderen, geboren in 2010 en 2018. De rechtbank had in de bestreden beschikking de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld, met een zorgregeling voor de vader. De moeder is in hoger beroep gekomen omdat zij de zorgregeling niet in het belang van de kinderen achtte, gezien de afwezigheid van de vader en zijn onbereikbaarheid.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2022 was de vader niet aanwezig, en de moeder verzocht het hof om de vader voor een jaar het recht op contact met de kinderen te ontzeggen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de moeder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat een ontzegging van het contact in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de vader momenteel onbereikbaar is en dat het in stand houden van de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is. De vader moet zelf het initiatief nemen om contact met de kinderen te herstellen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.591
(zaaknummer rechtbank Gelderland 389220)
beschikking van 11 oktober 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem,
en
[verweerder],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 mei 2022;
- een journaalbericht van mr. Buijsrogge van 23 augustus 2022, met producties.
2.2
Op 29 augustus 2022 heeft de dochter van partijen, [de minderjarige1] , in aanwezigheid van de gerechtsjurist, met één van de raadsheren gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 september 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
De vader was niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2010 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ), geboren [in] 2018 te [woonplaats1] , gezamenlijk te noemen: de kinderen. De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is. Op verzoek van de vader heeft de rechtbank een zorgregeling tussen hem en de kinderen vastgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank, kort gezegd, bepaald dat de moeder met de kinderen nog zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de (voormalig) echtelijke woning mag blijven wonen, en is kinderalimentatie vastgesteld. Deze beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De echtscheidingsbeschikking is op
20 mei 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) tussen hen, betreffende de kinderen, in geschil. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld, die inhoudt dat de kinderen vanaf uiterlijk 1 augustus 2022 bij de vader verblijven:
- een doordeweekse middag tot na het avondeten,
- eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag 12:00 uur (of na schooltijd) tot
zondagavond 19.30 uur,
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg vast te
stellen,
- waarbij partijen in de periode van 1 februari 2022 tot 1 augustus 2022 met behulp
van Veilig Thuis en de kindertherapeut een opbouwregeling zullen afspreken.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking en verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de zorgregeling betreft, en de vader voor de duur van één jaar omgang (hierna: contact) met de kinderen te ontzeggen.
4.3
De vader heeft geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders omvatten van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a lid 3 BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
Ingevolge 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
  • omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind,
  • de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang,
  • het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
  • omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.2
Elke afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een regeling inzake toedeling van zorg- en opvoedingstaken en elke beslissing waarbij een contactverbod is opgelegd is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder van wie het verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een regeling te doen vaststellen.
5.3
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.4
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken op de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders op dit moment geen invulling geven aan de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling.
De vader is zowel onbereikbaar voor de moeder als voor de kinderen en de betrokken hulpverlening. Het is onbekend waar de vader op dit moment woont, hij reageert niet op e-mailberichten over de kinderen die de moeder stuurt naar het bij haar bekende e-mailadres van de vader, en hij heeft zijn telefoonnummer gewijzigd zonder een nieuw telefoonnummer door te geven.
Het is niet duidelijk of de vader in de nabije toekomst wel open staat voor contact over de kinderen. Het in stand houden van de door de rechtbank vastgestelde regeling is naar het oordeel van het hof daarom niet in het belang van de kinderen, nog los van de omstandigheid dat die regeling bij afwezigheid van de vader niet nageleefd kán worden, en onduidelijk is wanneer de situatie wijzigt.
Het hof ziet geen reden om, zoals de moeder heeft verzocht, de vader het recht op contact te ontzeggen. Het hof is van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat wordt voldaan aan (één van) de ontzeggingsgronden van artikel 1:377a lid 3 BW.
Zoals de raad op de mondelinge behandeling heeft opgemerkt, zou een ontzegging van het contact er bovendien aan in de weg staan dat de gecertificeerde instelling Jeugd Veilig Verder de vader pro-actief benadert om mee te werken aan een zogenoemd ‘ACD-traject’, zoals is afgesproken op 8 juni 2022 bij de Beschermingstafel Centraal Gelderland.
Het doel van het ACD-traject is om met beide ouders te onderzoeken of, en zo ja hoe, het contact tussen de vader en de kinderen weer vorm kan krijgen. De moeder is akkoord met de inzet van het ACD-traject. De vader houdt op dit moment echter, om hem moverende redenen, ook met de hulpverlening alle contact af en gaat niet in op uitnodigingen om in gesprek te gaan. Het hof wijst de vader uitdrukkelijk op het belang voor (de identiteitsontwikkeling van) de kinderen om contact te hebben met beide ouders. Hoewel [de minderjarige1] in het ‘kindgesprek’ van 29 augustus 2022 heeft verteld dat zij geen contact met haar vader wil, heeft zij ook kenbaar gemaakt dat zij daar in de toekomst mogelijk voor open zou staan indien de vader daartoe het initiatief neemt.
5.5
Op grond van het voorgaande acht het hof een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals door de vader verzocht, op dit moment niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de vader, zoals hij heeft gedaan in eerste aanleg, tot vaststelling van een zorgregeling, alsnog afwijzen. Mocht de vader het contact met de kinderen willen hervatten, dan zal hij daartoe het initiatief moeten nemen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 februari 2022, uitsluitend voor wat betreft de vastgestelde regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en, opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vader tot vaststelling van een regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, zoals hij heeft gedaan in eerste aanleg, af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.B. de Groot en K.A.M. van Os-
ten Have en is op 11 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.