Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 februari 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. De Boorder van 30 augustus 2022 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Schyns van 1 september 2022 met een productie;
- een e-mailbericht van mr. De Boorder van 6 september 2022.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
3.De feiten
- de beschikkingen van 6 februari 2020 en 18 januari 2019 te vernietigen; en
- te bepalen dat de alimentatieplicht van de man jegens de vrouw direct eindigt in het geval de vrouw meer inkomen heeft dan waarmee het hof rekening heeft gehouden, en voor zover van toepassing na afloop van de periode van een jaar, dient te eindigen, waarbij de vrouw wordt veroordeeld aan de man terug te betalen hetgeen de vrouw vanaf augustus 2020 tot heden als inkomen bij [naam1] en als assistent VVE beheer heeft verdiend en te bepalen dat de man vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg 50% dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
- de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep, dan wel dit verzoek af te wijzen;
- dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht; en
- de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep, te vermeerderen met nakosten.
- het verzoek in hoger beroep van de man toe te wijzen en de bestreden beschikking alleen op die onderdelen te vernietigen;
- te bepalen dat de vrouw alle ontvangen partneralimentatie vanaf 1 juni 2021, te vermeerderen met wettelijke rente, te rekenen vanaf die dag tot aan de dag der algehele voldoening, dient terug te betalen aan de man;
- de door het hof te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren; en
- de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep, te vermeerderen met nakosten.
5.De motivering van de beslissing
feitelijkrendement op haar vermogen ruimschoots in haar levensonderhoud moet kunnen voorzien, zelfs indien rekening wordt gehouden met de door de vrouw te betalen vermogensbelasting. Met rendementen in deze orde van grootte mag van de vrouw verwacht worden dat zij, indien nodig, een deel daarvan aanwendt voor haar levensonderhoud. Het hof komt tegen deze achtergrond niet toe aan de stelling van de vrouw dat geen rekening is gehouden met de fiscale consequenties die voortvloeien uit de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021.