Partijen verplichten zich vanaf het moment dat een kind uit huis gaat een (studie)
bijdrage te betalen, zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met partijen
met een beroepsopleiding bezig is of studeert, doch uiterlijk tot het tijdstip waarop het
kind 26 jaar is of de opleiding heeft voltooid. Partijen betalen de kosten van deze
studiebijdrage ieder voor de helft. Daarbij zullen z1 als norm hanteren de werkelijke,
reële kosten voor huisvesting, opleiding, levensonderhoud etc., dus niet uitsluitend de
WSF norm. Indien partijen het niet eens kunnen worden over hun bijdrage, dan zullen
zij in ieder geval vanaf de 18 jarige leeftijd dezelfde bijdrage voldoen als bedoeld in
art. 4.5. De bijdrage is alsdan € 333 per maand per ouder, te vermeerderen met de
wettelijke indexering ex art. 1:402a BW vanaf 1 januari 2015. Dit beding ten behoeve
van ieder van de kinderen is onherroepelijk, zodat de kinderen het recht hebben om
zo nodig nakoming van dit beding te vorderen. De ondertekening van dit convenant
geldt tevens als aanvaarding van dit beding door partijen als wettelijk
vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen.