ECLI:NL:GHARL:2022:8663

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.292.520
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake testament en wilsbekwaamheid van erflater met betrekking tot stuitend gedrag van eiser

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland, die op 27 juni 2018 en 9 december 2020 zijn uitgesproken. De kern van de zaak betreft de wilsbekwaamheid van de erflater, die op 29 juni 2016 is overleden. De erflater had in zijn testament van 10 maart 2016 [geïntimeerde] als enige erfgename benoemd. [geïntimeerde] had het bewind over de goederen van de erflater en was ook zijn mentor. [appellant], een neef van de erflater, betwist de wilsbekwaamheid van de erflater en heeft vorderingen ingesteld om het testament nietig te verklaren. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft vastgesteld dat er onregelmatigheden zijn opgetreden in de transacties rondom de verkoop van onroerende zaken die tot de nalatenschap van de erflater behoorden. [geïntimeerde] heeft als bewindvoerster onroerende zaken verkocht, maar er zijn twijfels gerezen over de rechtmatigheid van deze verkopen. [appellant] heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] misleidend heeft gehandeld en dat de erflater niet wilsbekwaam was ten tijde van het opstellen van het testament. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] ontvankelijk is in zijn vorderingen, maar dat hij de andere erfgenamen bij versterf moet oproepen in de procedure. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en het horen van deskundigen over de wilsbekwaamheid van de erflater.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.292.520
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 436705
arrest van 11 oktober 2022
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna [appellant] te noemen
vertegenwoordigd door mr. A.C. de Bakker
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats2]
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna [geïntimeerde] te noemen
vertegenwoordigd door mr. J.H.J. Rijntjes

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 27 juni 2018 en 9 december 2020 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
  • de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
  • de akten van partijen in het incidenteel hoger beroep

2.De kern van de zaak

2.1
Op 29 juni 2016 is [de erflater] overleden (hierna: erflater). Erflater was niet getrouwd en had geen kinderen of broers en zussen. Zijn ouders waren al overleden. In 2013 heeft [geïntimeerde] erflater ontmoet en is zij voor hem gaan zorgen; zij omschrijft hun relatie als vader-dochter. Erflater verbleef sinds begin 2015 in verzorgingshuis [naam1] in [plaats1] . Erflater heeft in zijn testament van 10 maart 2016 (opgesteld door notaris [naam2] uit [plaats2] ) [geïntimeerde] tot zijn enige erfgename benoemd. [geïntimeerde] had sinds 19 mei 2015 het bewind over alle goederen van erflater. Zij was ook zijn mentor. Het bewind en het mentorschap zijn ingesteld op verzoek van [naam1] . [appellant] is een neef van erflater.
2.2
[geïntimeerde] heeft als bewindvoerster aan Onlinemakelaarsdiensten B.V. opdracht gegeven tot verkoop van de onroerende zaken die behoorden tot het vermogen van erflater. Het ging om acht garageboxen in [plaats3] en om percelen landbouwgrond in [woonplaats1] . Bij Onlinemakelaarsdiensten zijn betrokken [naam3] en [naam4] . Via zijn holding (Barema Holding B.V.) houdt [naam3] alle aandelen in Onlinemakelaarsdiensten B.V. [naam4] is procuratiehouder van Onlinemakelaarsdiensten B.V. Hij is enige aandeelhouder en bestuurder van Investis Holding B.V.
2.3
[geïntimeerde] heeft de garageboxen op 18 december 2015 met machtiging van de kantonrechter voor € 88.000 verkocht en geleverd aan Investis Holding B.V. en Barema Holding B.V., de vennootschappen van [naam3] en [naam4] . Kort daarna zijn deze garageboxen doorverkocht voor prijzen die aanmerkelijk hoger waren. [geïntimeerde] heeft de percelen landbouwgrond met machtiging van de kantonrechter op 29 maart 2016 voor € 185.000 verkocht en geleverd aan de commanditaire vennootschap Verenigde Landerijen Nederland C.V. (hierna: de C.V.), vertegenwoordigd door [naam5] (hierna: [naam5] ) als enig bestuurder van Projects B.V., de beherende vennoot van de C.V. Op 6 april 2016 heeft de C.V. deze percelen bij openbare inschrijving verkocht voor € 806.654. Na levering van deze percelen aan een derde is de netto-opbrengst van € 602.754 in depot gebleven bij de notaris.
2.4
Op 8 april 2016 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan de kantonrechter bericht:
“Uit aangehechte mails d.d. 22 oktober 2015 en 8 december 2015 blijkt dat Onlinemakelaarsdiensten/ [naam3] (opdrachtgever van [naam6] ) in oktober/ december al wist dat de gronden ten minste een waarde hadden ad € 629.000,-; uit de mail van 6 april jl. blijkt dat het € 806.654,- is geworden.
(…)
Overduidelijk is dat de bewindvoerster in goed vertrouwen afgegaan is op Onlinemakelaarsdiensten/ dhr. [naam3] en dat zij misleid/ bedrogen is. Namens de bewindvoerster, mevrouw [geïntimeerde] , verzoek ik u dan ook om toestemming te verlenen voor, zo nodig, gerechtelijke actie tegen voornoemde CV, Onlinemakelaarsdiensten, taxateur [naam6] en achterliggende natuurlijke personen, onder andere bestaande uit beslaglegging/ dagvaarding van opgemelde partijen (zo al allemaal nodig).”
2.5
[geïntimeerde] heeft vervolgens als bewindvoerster vorderingen ingesteld tegen (o.a.) Onlinemakelaarsdiensten, [naam3] , [naam4] , Barema Holding B.V., Investis Holding B.V., [naam5] , The Projects B.V. en de C.V. Die vorderingen strekten tot vernietiging van de koopovereenkomsten en tot vergoeding van schade (zie over de afloop van deze procedure rov. 2.10).
2.6
Op 30 mei 2016 heeft [naam3] een brief geschreven aan de kantonrechter. Hij zegt daarin op te komen voor de belangen van erflater en spreekt over dubieus handelen van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] zou aan de notaris de inhoud van het testament van erflater hebben gedicteerd en verzwegen hebben dat zij bewindvoerder en mentor was. [geïntimeerde] zou verder de garageboxen en de percelen landbouwgrond onroerende zaken van erflater in haast hebben verkocht omdat de WOZ-waarden veel hoger waren dan de koopsom en zij als toekomstige erfgename over de verkoopopbrengst dan minder erfbelasting hoefde te betalen. [naam3] noemt deze verkoop
“zeer riskante en financieel risicovolle rechtshandelingen”.
2.7
De kantonrechter heeft vervolgens geconstateerd dat er onregelmatigheden zijn opgetreden in de transacties betreffende de percelen landbouwgrond en de acht garageboxen en dat zich mogelijk onregelmatigheden hebben voorgedaan met betrekking tot het opstellen van een wilsbeschikking van erflater. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] hangende het onderzoek naar die onregelmatigheden op 2 juni 2016 geschorst als bewindvoerder en mentor.
2.8
[appellant] heeft op 20 maart 2017 [geïntimeerde] gedagvaard. Hij heeft bij de rechtbank gevorderd dat de rechtbank het testament van erflater van 10 maart 2016 (dat wil zeggen: de erfstelling van [geïntimeerde] en waarschijnlijk ook de andere daarin opgenomen uiterste wilsbeschikkingen) nietig verklaart of vernietigt. Hij heeft daarvoor meerdere gronden genoemd, waaronder wilsonbekwaamheid van erflater. Hij heeft de rechtbank ook gevraagd een deskundige te benoemen voor onderzoek van de wilsbekwaamheid van erflater op 10 maart 2016. [appellant] heeft verder namens de nalatenschap gevorderd dat de rechtbank (1) [geïntimeerde] veroordeelt tot afgifte van de gehele nalatenschap aan [appellant] en (2) voor recht verklaart dat zij aan hem moet vergoeden wat zij daarvan sinds 20 maart 2017 heeft verteerd.
2.9
De rechtbank heeft nadat een deskundigenonderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflater heeft plaatsgevonden alle vorderingen van [appellant] afgewezen (vonnis van de rechtbank van 9 december 2020). De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van [geïntimeerde] is dat het hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen of deze zal afwijzen.
2.1
Nadat het hoger beroep is ingesteld heeft de rechtbank op 9 juni 2021 vonnis gewezen in de procedure die hiervoor in 2.5 is genoemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Onlinemakelaarsdiensten, [naam3] , de C.V. en The Projects B.V. [geïntimeerde] hebben misleid rond de verkoop van de percelen landbouwgrond in [woonplaats1] . [naam5] , The Projects B.V. en de C.V. zijn veroordeeld het depotbedrag van € 602.754 aan [geïntimeerde] te laten betalen. Onlinemakelaarsdiensten, de C.V. en The Projects B.V. zijn hoofdelijk veroordeeld verdere schade aan [geïntimeerde] te vergoeden (nader op te maken bij staat). De vorderingen inzake de garageboxen zijn afgewezen.
2.11
Er zijn nadat het hoger beroep is ingesteld ook strafvonnissen gewezen. [naam3] en [naam4] zijn vanwege hun betrokkenheid bij de verkoop van de garageboxen en de percelen landbouwgrond strafrechtelijk vervolgd. De strafrechter heeft verklaard dat [naam3] en [naam4] vanwege hun betrokkenheid bij deze verkopen strafbaar zijn aan oplichting en valsheid in geschrifte en hen veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen en taakstraffen (vonnissen van 22 september 2021 van de rechtbank Rotterdam).

3.Het oordeel van het hof

Is [appellant] ontvankelijk in zijn rechtsvorderingen? Afwijzing van zijn vorderingen?
3.1
[geïntimeerde] betoogt dat [appellant] , die al decennialang geen contact meer had met erflater, gemene zaak maakt met de oplichters [naam3] en [naam4] en zich voor hun karretje laat spannen. [naam3] en [naam4] willen samen met [appellant] of via hem door deze procedure zich alsnog het vermogen van erflater toe-eigenen. Dit is zo stuitend voor het rechtsgevoel dat het hof geen gehoor moet geven aan de rechtsvorderingen van [appellant] . Het hof moet hem daarom niet-ontvankelijk verklaren of zijn vorderingen afwijzen. Het stuitende karakter van deze procedure en de zeer bijzondere omstandigheden van dit geval maken het (naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid) onaanvaardbaar dat [appellant] en zijn familie erfgenaam bij versterf zijn.
3.2
[appellant] bestrijdt dat alles. Hij licht toe op welke wijze [naam3] betrokken is (geweest) bij deze procedure. [naam3] heeft hem in december 2016 benaderd en hem verteld dat erflater in zijn testament [geïntimeerde] tot enige erfgename heeft benoemd. Volgens [naam3] was dit testament onder verdachte omstandigheden tot stand gekomen. [naam3] heeft aangeboden [appellant] te helpen bij het aanvechten van dit testament. [appellant] heeft dat aanbod aanvaard. Hij is zelf al op leeftijd en heeft zijn hele leven als boer in de melkveehouderij gewerkt; van juridische zaken heeft hij geen verstand. Dat geldt ook voor zijn zoon [naam7] . [naam3] heeft vervolgens een advocaat ingeschakeld die onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop het testament tot stand is gekomen. Die advocaat heeft ook het medisch dossier van erflater bij [naam1] ingezien. Hij heeft ook contact gehad met de notaris die het testament heeft gemaakt en met [naam8] en [naam9] , de naaste buren van erflater, voordat hij naar het verzorgingshuis is gegaan. De advocaat van [appellant] heeft de dagvaarding in deze procedure ingediend op 20 maart 2017. Hij heeft zich vervolgens op 31 mei 2017 onttrokken, waarna mr. De Bakker zich voor [appellant] heeft gesteld. De Bakker verklaart dat [naam3] hem in maart 2017 heeft benaderd de procedure over te nemen van de eerste advocaat. [naam3] trad daarbij op als gevolmachtigde van [appellant] . Nadat De Bakker dit had geverifieerd bij [appellant] heeft hij de opdracht aanvaard en een opdrachtbevestiging door [naam3] laten tekenen; [naam3] zou ook zijn kosten betalen. De Bakker heeft naar aanleiding van de incidentele conclusie van antwoord van [geïntimeerde] van 7 juni 2017 [appellant] in een persoonlijk gesprek op 19 juni 2017 in [woonplaats1] gewezen op een mogelijke belangenverstrengeling tussen [appellant] en [naam3] . [appellant] zag daarin geen aanleiding de volmacht voor [naam3] in te trekken en zei dat hij geheel achter de procedure tot vernietiging van het testament staat. De Bakker heeft de positie van [naam3] voorafgaand aan de comparitie van partijen in deze procedure van 8 augustus 2017 opnieuw onder de aandacht van [appellant] gebracht. Dit heeft ertoe geleid dat [appellant] de volmacht voor [naam3] op 7 augustus 2017 heeft ingetrokken, aan Bakker heeft gevraagd de procedure voort te zetten en ervoor te zorgen dat [naam3] daarbij niet langer betrokken is.
3.3
Het hof ziet geen aanleiding [appellant] vanwege deze feiten en omstandigheden niet-ontvankelijk te verklaren in zijn rechtsvorderingen of zijn vorderingen af te wijzen. Het klopt dat [naam3] strafrechtelijk is veroordeeld voor oplichting en valsheid in geschrifte jegens de bewindvoerder van de erflater. Het is ook [naam3] die [appellant] ertoe heeft gebracht deze procedure te voeren. [naam3] trad daarbij tot 7 augustus 2017 zelfs op als gevolmachtigde van [appellant] en betaalde ook de kosten van de procedure. [naam3] is - in de bewoordingen van [geïntimeerde] - een strafrechtelijk veroordeelde oplichter die [appellant] voor zijn karretje wil spannen om alsnog het vermogen van erflater in te pikken. Betekent dat nu dat ook [appellant] niet deugt en dat zijn gedrag zo stuitend is voor het rechtsgevoel dat hij in rechte geen gehoor mag vinden? Het hof vindt van niet. Een ieder heeft recht tot toegang tot de rechter. [appellant] heeft als erfgenaam bij versterf van erflater belang bij zijn rechtsvorderingen. Van stuitend gedrag van [appellant] jegens erflater of zelfs onwaardigheid (artikel 4:3 BW) is niet gebleken. Dat [appellant] en erflater sinds mensenheugenis geen contact meer met elkaar hadden maakt zulk gedrag ook praktisch onmogelijk. Dat ontbreken van contact is geen stuitend gedrag of nalaten dat maakt dat [appellant] geen erfgenaam van erflater kan zijn. Vanwege de rol van [naam3] bij de verkoop van de garages en de landbouwgrond is het ongelukkig te noemen dat juist deze [naam3] [appellant] heeft opgezocht en namens hem als zijn gevolmachtigde deze procedure is begonnen. Dat maakt [appellant] nog geen handlanger van [naam3] . [appellant] heeft al in een vroeg stadium van deze procedure onderkend dat sprake is van belangenverstrengeling en al in augustus 2017 afscheid genomen van deze [naam3] .
De verdere beoordeling: processueel ondeelbare rechtsverhouding
3.4
Het gaat in deze zaak over de nietigheid en vernietiging van het testament van erflater van 21 juli 2006, waarin erflater [geïntimeerde] tot enig erfgename van zijn nalatenschap heeft benoemd. Het is noodzakelijk allen tegen wie op deze nietigheid en vernietiging een beroep moet worden gedaan in de procedure te betrekken. Dat zijn de personen die bij nietigheid of de vernietiging van de uiterste wilsbeschikkingen van erflater zijn erfgenamen bij versterf zijn. Er is hier sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het is niet wenselijk dat de mogelijkheid openblijft dat in een procedure van (een van) de andere erfgenamen bij versterf een andere beslissing over de nietigheid of vernietiging wordt genomen dan in deze procedure. Het hof gaat daarbij ervan uit dat erflater vóór 10 maart 2016 niet al eerder een testament heeft gemaakt. Dat volgt ook uit het uittreksel uit het Centraal Testamentenregister (productie 23 van [appellant] in de procedure bij de rechtbank).
3.5
[appellant] is als oorspronkelijk eiser degene die in hoger beroep een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Hij heeft de andere erfgenamen bij versterf niet in het geding in hoger beroep betrokken en dat had hij wel moeten doen. Het hof zal hem ambtshalve de gelegenheid geven om de andere erfgenamen bij versterf alsnog als partij in het geding in hoger beroep te betrekken door oproeping op voet van artikel 118 Rv. Als [appellant] niet of niet tijdig van die gelegenheid gebruik maakt, zal het hof hem alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn vorderingen in hoger beroep.
De erfgenamen bij versterf
3.6
Er zijn geen echtgenoot, kinderen, ouders of broers en zussen die als versterferfgenamen zouden kunnen optreden. [appellant] heeft een ‘erfgenamenonderzoek’ laten verrichten door Luminis Erfgenamenonderzoek in de derde parentele (grootouders of hun afstammelingen). De resultaten daarvan zijn verwerkt in het stuk dat als productie 24 is overgelegd bij de conclusie van antwoord in reconventie. Dit stuk bevat de parentelen van de grootouders van erflater van vaders- en van moederszijde en bevat ook een ‘Descendant Chart for [de erflater] ’ en een ‘Descendant Chart for [naam10] ’ (productie 24 tab 19 eerste aanleg). [appellant] leidt daaruit af dat de erfgenamen bij versterf zijn:
van vaderszijde:
[de neef1] (neef)
[de nicht1] (nicht)
[de neef2] (neef, eiser)
[de achterneef1] (achterneef)
[de achternicht1] (achternicht)
[de achternicht2] (achternicht)
[de achternicht3] (achternicht)
[de achternicht4] (achternicht)
[de nicht2] (nicht)
van moederszijde:
10. [de achternicht5] (achternicht);
10. [de achterneef2] (achterneef)
[geïntimeerde] begrijpt dit erfgenamenonderzoek niet en betwist de juistheid daarvan. Het hof constateert dat de ‘Descendant Chart for [de erflater] ’ (vaderszijde) niet goed leesbaar is. Het hof gaat ervan uit dat [appellant] bij de oproeping zal uitleggen wie de versterferfgenamen van erflater zijn en ieder van hen zal oproepen en het oproepingsexploot telkens zo mogelijk zal laten betekenen aan de persoon of diens woonplaats (artikel 46 Rv).
Mondelinge behandeling
3.7
Nadat de versterferfgenamen zijn opgeroepen en de gelegenheid hebben gehad een memorie van antwoord te nemen zal het hof een mondelinge behandeling bepalen. Die mondelinge behandeling is allereerst bedoeld om informatie in te winnen en vragen te stellen aan partijen en aan de notaris die het testament heeft gemaakt. Die mondelinge behandeling is verder bedoeld om vragen te stellen aan de deskundigen die in deze zaak zijn betrokken over de rapporten die zij hebben gemaakt over de wils(on)bekwaamheid van erflater. Het betreft de deskundige die de rechtbank heeft benoemd:
 [naam11] , neuroloog in het Elisabeth Tweesteden Ziekenhuis te Tilburg met als specialisatie dementie
en de door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundigen:
 [naam12] , neurochirurg in het Erasmus Medisch Centrum te
Rotterdam en het Albert Schweitzer ziekenhuis te Dordrecht, met als aandachtsgebied normale druk hydrocefalus (NPH) als vorm van dementie;
 [naam13] , verpleeghuisarts en hoogleraar Ouderengeneeskunde aan het LUMC.
3.8
Het hof zal bepalen dat het voor een goed verloop van de mondelinge behandeling en de beoordeling van de zaak nodig is dat [appellant] en [geïntimeerde] in persoon aanwezig zijn, uiteraard vergezeld door hun advocaten. Het hof zal bepalen dat [appellant] ervoor zal zorgen dat [naam11] op de mondelinge behandeling aanwezig is en dat [geïntimeerde] ervoor zal zorgen dat [naam12] en [naam13] daar aanwezig zijn. [geïntimeerde] moet ook ervoor zorgen dat de notaris aanwezig is.

4.De beslissing

Het hof:
geeft [appellant] de gelegenheid de versterferfgenamen van erflater op te roepen op voet van artikel 118 Rv om te verschijnen op roldatum 22 november 2022;
verwijst de zaak naar die roldatum voor akte in geding brengen exploten van [appellant] ;
bepaalt dat ieder van de versterferfgenamen van erflater op die roldatum in het geding kunnen verschijnen, waarna ieder van hen een memorie van antwoord kan nemen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, R.A. Dozy en J.U.M. van der Werff, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022.