ECLI:NL:GHARL:2022:8647

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
200.289.398
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende vooringenomenheid van de raadsheer-commissaris tijdens getuigenverhoor

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster in een lopende procedure over partneralimentatie, waarbij de heer [naam1] betrokken was. De verzoekster was van mening dat de raadsheer-commissaris, mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, tijdens een getuigenverhoor op 4 april 2022 niet onpartijdig was en dat er sprake was van vooringenomenheid. De verzoekster stelde dat de raadsheer-commissaris zich op een bepaalde manier had opgesteld tijdens het verhoor, wat volgens haar de onpartijdigheid in gevaar bracht.

De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig en gemotiveerd was ingediend. Vervolgens heeft de wrakingskamer de gronden van het verzoek onderzocht. De verzoekster noemde verschillende omstandigheden die volgens haar duidden op vooringenomenheid van de raadsheer-commissaris, zoals het tonen van verbazing en het niet ingrijpen bij opmerkingen van de advocaat van de tegenpartij.

De wrakingskamer heeft echter geconcludeerd dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De raadsheer-commissaris had zijn rol als vragensteller vervuld en de wrakingskamer vond geen reden om aan te nemen dat hij niet onpartijdig was. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter van de wrakingskamer, mr. M.L. van der Bel, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer W200.289.398/03
beslissing van de wrakingskamer van 10 oktober 2022
inzake het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. A.G. Baan.

1.De procedure

1.1
Bij dit hof is onder zaaknummer 200.289.398/01 een procedure aanhangig tussen verzoeksters enerzijds en de heer [naam1] anderzijds over door [naam1] aan verzoekster te betalen partneralimentatie. [naam1] wordt in die procedure bijgestaan door
mr. E.N. Mulder.
1.2
Op 29 juli 2021 heeft in die procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op 5 oktober 2021 heeft het hof een beschikking gegeven met daarin een voorshands oordeel en is verzoekster toegelaten tot tegenbewijs. Verder is daarin mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, een van de behandelend raadsheren, tot raadsheer-commissaris benoemd.
1.3
Op 9 februari 2022 en op 4 april 2022 hebben getuigenverhoren plaatsgevonden van vijf van de zes door verzoekster aangedragen getuigen. De getuigenverhoren hebben plaatsgevonden ten overstaan van de daartoe benoemde raadsheer-commissaris. Van die getuigenverhoren zijn processen-verbaal opgemaakt en aan verzoekster toegezonden.
1.4
Op 14 april 2022 heeft de wrakingskamer een wrakingsverzoek van verzoekster ontvangen betreffende mr. Weijers-van der Marck. Dit verzoek ziet op een van de op 4 april 2022 gehouden getuigenverhoren.
1.5
Mr. Weijers-van der Marck heeft niet berust in de wraking en heeft de wrakingskamer een schriftelijke reactie gezonden. Deze schriftelijke reactie is ook aan verzoekster gezonden en zij heeft deze desgevraagd ook ontvangen.
1.6
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft, na een eerdere aanhouding wegens ziekte van mr. Baan, plaatsgevonden op 26 september 2022. Daarbij waren aanwezig verzoekster en haar advocaat mr. Baan. Ook was aanwezig als toehoorder mr. E.N. Mulder namens [naam1] . Mr. Weijers-van der Marck heeft de wrakingskamer vooraf laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.
1.7
Op de mondelinge behandeling heeft mr. Baan namens verzoekster het verzoek toegelicht aan de hand van een overgelegde spreeknotitie.

2.De beoordeling van het verzoek

de ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van de zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen (artikel 36 en 37 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.2
Verzoekster is ontvankelijk in haar wrakingsverzoek. Het verzoek is schriftelijk gedaan en is gemotiveerd. Verzoekster heeft van de getuigenverhoren van 4 april 2022 op 11 april daarna de processen-verbaal ontvangen en haar wrakingsverzoek is op 14 april 2022 door de wrakingskamer ontvangen en daarmee tijdig gedaan.
de gronden van het verzoek
2.3
De aanleiding voor het verzoek is het op 4 april 2022 gehouden getuigenverhoor van de vader van verzoekster. Voor verzoekster heeft de optelsom van een aantal gebeurtenissen en omstandigheden tijdens dat getuigenverhoor ertoe geleid dat volgens haar sprake is van vooringenomenheid aan de zijde van mr. Weijers-van der Marck. Uit het wrakingsverzoek blijkt dat het daarbij – kort weergegeven – gaat om de volgende omstandigheden:
 mr. Weijers-van der Marck reageerde zichtbaar verbaasd op een antwoord op een vraag die zij aan de vader van verzoekster stelde over hoe vaak hij zijn dochter ziet;
 mr. Weijers-van der Marck zwakte antwoorden van de vader van verzoekster af, door daaraan toe te voegen woorden als ‘voor zover u weet’ en ‘voor zover u daar zicht op heeft’;
 mr. Weijers-van der Marck greep niet in toen mr. E.N. Mulder een opmerking maakte;
 in het na afloop van het verhoor opgemaakte proces-verbaal zijn op initiatief van mr. Weijers-van der Marck enkele aanvullingen opgenomen, zoals ‘voor zover ik weet’, daarmee is sprake van sturing van de verklaring’;
 mr. Weijers-van der Marck vroeg op bepaalde momenten niet door, terwijl ze dat naar de mening van verzoekster wel had moeten doen;
 er was sprake van twijfel bij mr. Weijers-van der Marck of het verhoor van de zesde getuige nog doorgang zou moeten vinden, welke twijfel volgens verzoekster boekdelen spreekt in het licht van voormelde omstandigheden.
de beoordeling van de gronden
2.4
De wrakingskamer overweegt als volgt. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit vermoeden lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.5
Uit het wrakingsverzoek, de toelichting daarop ter zitting, het proces-verbaal van de getuigenverklaring en de schriftelijke reactie van de raadsheer op het wrakingsverzoek zijn de wrakingskamer geen uitzonderlijke omstandigheden gebleken die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat er zwaarwegende aanwijzingen zijn dat mr. Weijers-van der Marck jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of dat zijn niet onpartijdig zou zijn. Ook ziet de wrakingskamer geen enkele objectieve rechtvaardiging van die kennelijk bij verzoekster bestaande vrees voor vooringenomenheid. De wrakingskamer licht dat als volgt toe.
2.6
Een raadsheer-commissaris zal tijdens een getuigenverhoor vragen stellen om informatie te vergaren. Dat is precies wat mr. Weijers-van der Marck heeft gedaan. Indien een raadsheer-commissaris het nodig acht zal (kritisch) worden doorgevraagd. Dat is ook in deze zaak gebeurd, zij het kennelijk niet op de momenten en de wijze die verzoekster zou willen. Het is echter aan de raadsheer-commissaris om te bepalen hoe en wanneer deze diens vragen stelt. Met het tonen van verbazing en het stellen van kritische vragen door een raadsheer-commissaris is op zichzelf niets mis; dat is geen reden om vooringenomenheid aan te nemen. Er is hier door de raadsheer-commissaris doorgevraagd omdat de getuige een antwoord gaf dat de raadsheer-commissaris verbaasde en omdat de getuige over bepaalde zaken zeer stellig verklaarde. De raadsheer-commissaris wilde duidelijk hebben dat de getuige zich niet vergiste en duidelijk hebben in hoeverre de getuige zicht had op de betreffende situatie waarop die verklaring zag. In dat licht is het niet vreemd dat de woorden ‘voor zover u weet’ of ‘voor zover u daar zicht op heeft’ – in overleg met de getuige – zijn toegevoegd aan de verklaring in het van het getuigenverhoor opgemaakte proces-verbaal. Ten aanzien van de opmerking ter zitting van mr. E.N. Mulder heeft de raadsheer-commissaris in haar schriftelijke reactie gemeld dat zij wel degelijk op die opmerking heeft gereageerd door partijen mee te delen dat de getuigenverklaring aan het eind doorgenomen zou worden en – indien nodig – verduidelijkt kon worden. De verklaring is aan de getuige voorgelezen. De getuige heeft in de verklaring volhard en deze vervolgens ondertekend. Er is niet gesteld en het is de wrakingskamer ook niet gebleken dat er geen gelegenheid was voor de getuige of de raadsvrouw hier voorafgaand aan het ondertekenen aanpassingen of nuances in aan te brengen.
2.7
Ten aanzien van het horen van de zesde getuige is blijkens het proces-verbaal van de zitting van 4 april 2022 kort gediscussieerd en heeft de raadsheer-commissaris na een kort beraad de zitting aangehouden tot een later tijdstip voor het horen van die getuige. Niet valt in te zien dat hieruit zou moeten volgen dat de mr. Weijers-van der Marck een vooringenomenheid jegens verzoekster koestert of niet onpartijdig is, ook in niet samenhang met de overige door verzoekster aangevoerde omstandigheden.
2.8
De wrakingskamer zal, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, het verzoek tot wraking afwijzen.

3.De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking:
wijst het verzoek tot wraking van mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, voorzitter, M.E. van Wees en
A.E. Keulemans, en is in tegenwoordigheid van de griffier door mr. M.L. van der Bel in
het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2022.