ECLI:NL:GHARL:2022:8609

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
21-002376-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vrijspraak woninginbraak met DNA-mengprofiel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een woninginbraak, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft het onderzoek op de zitting van 23 september 2022 voortgezet en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. B.G.M. Frencken.

De zaak draait om de vraag of de verdachte, die in 1992 geboren is en in [woonplaats] woont, verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inbraak in de woning van [slachtoffer] op 20 december 2019. Bij het sporenonderzoek is een schroevendraaier aangetroffen met een DNA-mengprofiel, waarvan een match is gevonden met het DNA van de verdachte. De verdachte ontkent echter ooit in Friesland te zijn geweest en stelt dat zijn DNA op de schroevendraaier kan zijn gekomen door zijn werk in een autogarage.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De aanwezigheid van het DNA-mengprofiel op de schroevendraaier, die in de woning van de aangever is aangetroffen, is niet voldoende om de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak te bewijzen. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat gericht is tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002376-21
Uitspraak d.d.: 7 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2021 met het parketnummer 18-007256-21 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 23 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
  • het vonnis van de politierechter zal bevestigen ten aanzien van de bewezenverklaring;
  • de verdachte ter zake van het aan hem onder 2 tenlastegelegde feit zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. B.G.M. Frencken, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het gerechtshof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gerecht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter:
  • de verdachte ter zake van het aan hem onder 1 tenlastegelegde feit vrijgesproken;
  • de verdachte ten aanzien van het aan hem onder 2 tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 20 december 2019 te Skingen, gemeente Waadhoeke tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer sieraden en/of een horloge en/of een geldbedrag , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan de verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen sieraden en/of horloge en/of geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van inbraak en diefstal in zijn woning aan [adres] , gepleegd in de middag van 20 december 2019. In de voorzijde van de woning van [slachtoffer] is in de kleed- en werkkamer een schroevendraaier aangetroffen die niet van aangever en zijn echtgenote is. Deze schroevendraaier is door de politie veiliggesteld en inbeslaggenomen. Bij het sporenonderzoek aan de schroevendraaier is een DNA-spoor veiliggesteld.
Het betreft een DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van
minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van één man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Bij raadpleging van de DNA-databank voor strafzaken van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is een match gevonden tussen het DNA-hoofdprofiel en het DNA-profiel van de verdachte, zoals dat is opgenomen in de DNA-databank.
De verdachte is vervolgens in september 2020 aangehouden en verhoord. Tijdens het politieverhoor heeft de verdachte verklaard nooit in Friesland te zijn geweest en niet te weten hoe zijn DNA op de schroevendraaier is gekomen. De verdachte heeft ter terechtzitting van het gerechtshof aangegeven dat hij in een autogarage werkt en in die hoedanigheid veel schroevendraaiers aanraakt. Ook heeft de verdachte zijn eerder afgegeven verklaring uit zijn politieverhoor herhaald. Voorts heeft de verdachte verklaard nog nooit van de plaats Skingen te hebben gehoord tot het moment waarop hij in deze zaak als verdachte is gehoord.
Het gerechtshof constateert op grond van het bovenstaande dat het DNA-spoor in de woning van aangever is aangetroffen op een verplaatsbaar object. Het gerechtshof stelt voorts vast dat in het NFI-rapport d.d. 26 maart 2020 is vermeld dat sprake is van een DNA-mengprofiel, met daarin ook additionele DNA-kenmerken, oftewel sporen van andere personen. Het gerechtshof kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de schroevendraaier door toedoen van de verdachte in de woning van de aangever terecht is gekomen, waarbij in dit geval doorslaggevende betekenis toekomt aan het feit dat bij het politieonderzoek naar de onderhavige inbraak geen ander bewijsmateriaal is aangetroffen ten laste van de verdachte, terwijl de verdachte iedere betrokkenheid ontkent. Aan het feit dat de verdachte niet heeft kunnen verklaren waar hij ten tijde van het tenlastegelegde is geweest kan naar het oordeel van het gerechtshof onder de gegeven omstandigheden geen betekenis worden toegekend. Daarbij is in aanmerking genomen dat op het moment dat de verdachte hiernaar werd gevraagd er al zes maanden na het opmaken van het NFI-rapport en negen maanden na het incident waren verstreken.
Het gerechtshof is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 7 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.